vrijdag 31 oktober 2014

David Werner | Whizz Kid

David Werner is nog maar zeventien jaar als hij plots uit het niets opduikt met zijn debuutalbum Whizz Kid, een album dat ook nog eens verschijnt bij het grote RCA. Gemodelleerd naar de hotste glamrock-acts David Bowie en T. Rex, flirt ook Werner overduidelijk met een androgyn imago. Een blik op de hoes van Whizz Kid is voldoende: oogschaduw, lippenstift en decimetershoge blokhakken. David Werner is de New Yorkse tegenpool van de Britse nichtenrock, al moet hij in de schaduw blijven van de megalomane Jobriath. De muziek van Werner is dan ook beduidend aardser dan die van Jobriath; is meer heavy rock. Maar de flirt met glam en de neiging naar decadentie geven de muziek van Werner een beslist interessante twist. Opgenomen in de New Yorkse RCA-studio is Whizz Kid ook nog eens een productie van David Werner zelf, in samenwerking met Bruce Somerfeld. Naast zanger met een melodieuze stem, speelt Werner zelf alleen akoestische gitaar, maar heeft met bassist Gary Link, drummer Tom Glaister, gitarist Max Kendrick en gitarist en pianist Mark Doyle een uitstekende begeleidingsband. Vooral de laatste is met zijn evocatieve pianospel, gitaarsolo's en strijkersarrangementen Werners concertmeester, wat een proeve van bekwaamheid oplevert in het barokke, dramatische 'The Ballad Of Trixie Silver'; een glam-epos. In gedreven rockers als 'One Man Wild Guitar' en 'Love Is Tragic' komen stevige proto-punkgitaren langs die een vergelijking met stadgenoten New York Dolls rechtvaardigen; 'The Death Of Me Yet' is een logge rocksong à la Mott The Hoople; 'Counting The Ways' is zwevend en fraai en de pathetische, maar aangrijpende pianoballades 'It's A Little Bit Sad' en 'A Sleepless Night' brengen Whizz Kid subtiel in balans. De jonge Werner ontkomt niet aan beschuldiging van epigonisme, maar hij geeft wel blijk van een eigenwijze visie die potente gitaarrocksongs paart aan gevoelige ballads en aldus zich eigen niche creëert in het grote glamrock-bouwwerk. David Werner laat Whizz Kid in 1975 volgen door Imagination Quota en in 1979 door het zelfgetitelde David Werner. Dan keert hij zich volledig af van actieve muziekcarrière en wordt een niet onsuccesvolle producer, al blijft Whizz Kid welbeschouwd zijn grootste prestatie.

One More Wild Guitar / Whizz Kid / The Lady In Waiting / The Ballad Of Trixie Silver / It's A Little Bit Sad / Love Is Tragic / Plan 9 / Counting The Ways / The Death Of Me Yet / A Sleepless Night 

maandag 27 oktober 2014

Grant-Lee Phillips | Virginia Creeper

De Virginia Creeper is een klimplant die in de herfst, wanneer de natuur zijn levenscyclus afsluit, schitterend rood gekleurd is. Grant-Lee Phillips’ derde solo-cd bezit net als zijn naamgever fraaie kaleidoscopische kleuren in een van weemoed doortrokken omgeving, want Phillips is op Virginia Creeper melancholieker en berustender dan ooit. Virginia Creeper is Phillips’ terugkeer naar oude waarden en tradities en valt dan ook het best te typeren als een ouderwetse country-folkplaat. Phillips heeft vanaf het eind van de jaren tachtig respect opgebouwd met zijn bands Shiva Burlesque en Grant Lee Buffalo, dat een commerciële doorbraak nabij was. Ook solo speelde hij zich in de kijker met Ladies’ Love Oracle en Mobilize. Maar waar Mobilize rijkelijk voorzien was van elektronica en drummachines, daar heeft Phillips op Virginia Creeper gekozen voor een traditioneler en organischer klankbeeld, en een royale bezetting met namen als Jon Brion en pedal steelspeler Greg Leisz. Virginia Creeper wordt echter gedomineerd door Phillips’ akoestische gitaar, de dobro, de viool en de zachte tweede stem van zangeres Cindy Wasserman. In dit countryrock-decor maakt Phillips veel indruk met meer dan fraaie liedjes als 'Dirty Secret', 'Josephina Of The Swamps' en de anti-Bushsong 'Calamity Jane'. Maar ook de overige composities, met als bitterzoet hoogtepunt 'Far End Of The Night', doen hier in geen geval voor onder. Zij dragen eerder bij aan de serene homogeniteit die Virginia Creeper uitstraalt. Reden waarom deze prachtige songcyclus een rustieke en doorleefde plaat is geworden die in klassieke americanastijl – met als toegift 'Hickory Wind'de mythologie van het Amerikaanse land bezingt. Grant-Lee Phillips verbreedt aldus op indrukwekkende wijze zijn horizon en vindt zijn definitieve vorm: die van klassiek singer-songwriter.
Virginia Creeper is dan ook in 2004 een carrière-hoogtepunt van de geboren Californiër, temeer daar de daarop volgende albums niet dezelfde artistieke kwaliteit bezitten. Een doorbraak ligt in feite verder weg dan ooit; Grant-Lee Phillips' solocarrière hapert, maar hoe dan ook is Virginia Creeper een americana-album om steeds weer naar terug te keren.

Mona Lisa / Waking memory / Lily-A-Passion / Dirty Secret / Always Friends / Calamity Jane / Josephine Of The Swamps / Far End Of The Night / Susanna Little / Wish I Knew / Hickory Wind




woensdag 22 oktober 2014

Fuzzy Duck | Fuzzy Duck

Bijeengebracht in 1970, vormen zanger/gitarist Graham White (ex-Andromeda), organist/pianist Roy Sharland (ex-Crazy World of Arthur Brown), zanger/bassist Mick Hawksworth (ex-Five Day Week Stray People) en Paul Francis (ex-Tucky Buzzard) Fuzzy Duck. Hun manager – die ook manager is van Tom Jones en Engelbert Humperdinck – zorgt voor een deal met Decca-offshoot MAM, met als resultaat dat Fuzzy Duck zijn debuutplaat kan opnemen in de Londense Olympic Studios. Het zelfgetitelde Fuzzy Duck – met een spuuglelijke hoesafbeelding van een cartoon-eend met een afrokapsel – ligt in augustus 1971 in een beperkte oplage in de winkels, maar blijft daar ook liggen. En dat is zonde want Fuzzy Duck is een prachtig album op het snijvlak van progrock, hardrock en acidrock. Sterke songs, een strakke ritmesectie, een rollend, scheurend Hammond-orgel en opwindende gitaarsolo's: 'Mrs. Prout', 'Just Look Around You', 'More Than I Am' en het sterk psychedelische 'Afternoon Out' kunnen zich eenvoudig meten met het werk van Atomic Rooster, Uriah Heep en Deep Purple. Maar het mag niet zo zijn voor Fuzzy Duck: mismanagement verhindert live-optredens en interne strubbelingen leiden al in augustus '71 – nog voor Fuzzy Duck is uitgebracht – tot het vertrek van Graham White. Zonder White produceert Fuzzy Duck nog twee singles, maar aan het eind van 1971, binnen twee jaar na de oprichting, houdt de band op te bestaan. Het residu: één geweldig heavy progrock-album.

Time Will Be Your Doctor / Mrs. Prout / Just Look Around You / Afternoon Out / More Than I Am / Country Boy / In Our Time / A Word From Big D

vrijdag 17 oktober 2014

Greylag | Greylag


Het is een toepasselijk beeld: een vlucht wilde ganzen in een bewolkt zwerk boven herfstige moerassen en bossen. De wilde Amerikaanse natuur treffend verbeeld in de americana van Greylag, een trio uit Portland, Oregon dat zich vernoemde naar de Noordamerikaanse wilde gans. Aanvankelijk een duo bestaande uit Andrew Stonestreet (zang, gitaar) en Daniel Dixon (leadgitaar, bas, toetsen), maar in 2014 uitgebreid met drummer Brady Swan voor meer vlees op de botten. Aldus ontwikkelde Greylag een dynamische sound die op het titelloze debuutalbum nog eens versterkt is door producer Phil Ek. Ek drukt zijn stempel ferm op de sound van Greylag, zodat het trio ingedeeld kan worden in de indie-americana-categorie van succesvolle Ek-producties (Built To Spill, Band Of Horses, The Shins, Fleet Foxes). Stonestreet heeft dan ook die typerende zangstem en ook beschikt de band over de vervormde reverb-gitaren waar Ek patent op heeft. Het levert een uiterst boeiend album op, temeer daar de liedjes van een heel behoorlijk niveau zijn met flinke uitschieters naar boven. Opzwepend en bezwerend is opener 'Another', gevolgd door het dynamische – zacht/hard – 'Yours To Shake', hetwelk in de broeierige gitaarsongs 'Burn On' en 'One Foot' nog eens stevig benadrukt wordt. Het sterke 'Kicking' leunt qua zang op de betreurde stadgenoot Elliott Smith, terwijl anderszins zowel Jeff Buckley als Robert Plant regelmatig voor het geestesoog opdoemen. De laatste in het schitterende 'Black Sky' dat een folky, Led Zeppelin III-sfeer schept. Greylag sluit af met het mooi breekbare – zang, akoestische gitaar – 'Walk The Night'. Per saldo: een geweldige debuutplaat en een welkome toevoeging aan het beste werk van Fleet Foxes en Midlake.

Another / Yours To Shake / Arms Unknown / Mama / Kicking / Burn On / Black Sky / One Foot / Walk The Night

zondag 12 oktober 2014

Dumptruck | For The Country

Op een dag liepen Kirk en ik op straat en toen we een kiepauto zagen zeiden we beiden Hé, dat is een goeie naam voor een band!’ ‘Kiepauto’ betekent ‘Dumptruck’ en aan het woord is Seth Tiven, het meesterbrein van Dumptruck, een Amerikaanse band die in het voetspoor van R.E.M. in de jaren tachtig van de vorige eeuw een bescheiden succes was in het collegecircuit. In 1983 werd Dumptruck in New Haven, Connecticut opgericht door Seth Tiven en Kirk Swan, die elkaar afwisselen als zanger, gitarist en bassist en gezamenlijk Dumptrucks composities schrijven. Met behulp van verschillende drummers – waaronder Mark Mulcahy, die later als singer-songwriter enige bekendheid geniet – neemt Dumptruck zijn eerste elpee voor het alternatieve Big Time-label. D Is For Dumptruck is een zeer matig art-rockalbum, een vage schaduw van Television, inclusief de dubbele gitaarline-up. De opvolger Positively is echter heel erg veel beter; Dumptruck is rijper en volwassener geworden door de vele live-optredens in de kleine clubs aan de oostkust en in het midwesten en heeft inmiddels een vaste ritmesectie. Bovendien past de productie van fameus producer Don Dixon (R.E.M.) heel goed bij het ritmische, doch melancholieke groepsgeluid. Positively is ruim gevuld met tintelende popsongs, waarbij de ingetogen en smaakvolle voordracht overheerst en de muzikale pretentie ondergeschikt gemaakt is aan de subtiele en gloedvolle melodieën. Dumptruck onderneemt vervolgens tournees naar de westkust, naar Canada en zelfs naar Engeland. Tijdens de intensieve live-shows wordt het publiek naast de eigen nummers getrakteerd op covers van ‘I Wanna Be Your Dog’ van The Stooges, ‘You Ain’t Going Nowhere’ van Bob Dylan en Neil Youngs ‘Down By The River’. De groep groeit en groeit en lijkt in op het toppunt van zijn kunnen. Het lijkt een geschikt moment, nu ook Dumptrucks budget is verruimd, om het ijzer te smeden als het heet is.
Tijdens hun Britse tournee is de band in contact gekomen met de Welshe producer Hugh Jones – bekend van postpunk-acts als Echo & The Bunnymen, The Sound en Modern English. Jones huurt de Rockfield Studios in Wales voor de maand mei (1987) af en is in afwachting van SethTiven, Kirk Swan en Dumptrucks drummer en bassist om aan hun nieuwe plaat te werken. Maar als Dumptruck arriveert in Wales blijkt Swan de band verlaten te hebben en is de kern van Dumptruck gehalveerd en ontdaan van een sleutelfiguur. De opnamen lijken tot mislukken gedoemd, maar niets is minder waar. Niet alleen heeft Seth Tiven een serie schitterende composities mee naar Wales genomen, maar eveneens een zanger-gitarist in de persoon van Kevin Salem.
Als For The Country in september 1987 verschijnt, blijkt hoe geïnspireerd Dumptruck in de Rockfield Studios was. Tiven heeft zich niet van zijn doel af laten leiden door het vertrek van Swan; For The Country is een plaat volgestouwd met melancholieke pop, afgezet tegen een decor van moderne countryrock en contemporaine college-rock. Tinkelende en rondcirkelende gitaren en meerstemmige zang, gecombineerd met fraaie melodiewendingen zijn Dumptrucks meest in het oog/oor springende kenmerken en deze leveren op For The Country heel veel sprankelende pop op. Dumptruck heeft met For The Country een klein meesterwerkje afgeleverd, dat in ieder geval tot de beste cd’s van het jaar 1987 mag worden gerekend. Al in de opener ‘Island’ blijkt het compositorische en muzikale vernuft van Seth Tiven; ‘Island’ is een kristallijnen popsong die naar een climax gebracht wordt door zijn lyrische gitaarspel. Verder zijn er talloze fabuleuze poprocknummers over de plaat verspreid die in lichte mineur zijn getoonzet en die daarmee aansluiten bij de tamelijk zwartgallige teksten van Tiven. ’50 Miles’ – 50 miles from nowhere / Help will not arrive – is bitter en weemoedig maar toch opgetuigd met stevige rockgitaren; in ‘Friends’ vraagt de zanger zich af waar vrienden goed voor zijn; en het deprimerende maar indrukwekkende ‘Dead Weight’ biedt een kijkje in Tivens donkere en onzekere ziel. ‘Wire’ is daarentegen een aanstekelijk rocknummer, waarin Dumptruck zijn versie van southern-rock doet en waarop een voorname rol ingeruimd wordt voor B.J. Cole’s pedal steel. Ook het Hammond-spel van sessiemuzikant Tommy Eyre (o.a. Joe Cocker, John Martyn) speelt een opvallende rol en geeft de Dumptruck-sound een warme en organische extra dimensie. ‘Barking Up The Wrong Tree ‘ is diep melancholiek en uiterst fraai, maar legt het af tegen het sleutelnummer van de plaat: het titelnummer ‘For The Country’, een traag en onheilspellend nummer van bijna epische proporties, met als terugkerend thema de hopeloze eenzaamheid die Tiven doeltreffend verwoordt: Drifting on an ocean / Till you die. ‘For The Country’ tilt For The Country simpelweg naar een hoger niveau.
De verkooppresultaten van For The Country zijn bemoedigend en als gevolg daarvan zijn er grote labels geïnteresseerd in Dumptruck. De band staat echter nog onder contract bij Big Time – waardoor het door de major aangeboden miljoen dollars Big Time ten goede komt –, maar dan blijkt dat er in het contract met Big Time een cruciale clausule ontbreekt waardoor Dumptruck contractvrij is. Als Tiven tekent bij de major ziet hij zich geconfronteerd met een miljoenenclaim van Big Time. Het betekent het einde van het veelbelovende Dumptruck; jaren en jaren wordt er in de rechtbank gevochten om wie de rechten op Dumptruck heeft. Pas zeven jaar later verschijnt er een nieuwe plaat van Dumptruck, dan een trio, geleid door een gedesillusioneerde en uitgehuilde Seth Tiven.

Island / 50 Miles / Friends / Carefree / Brush Me Back / Hung Out On A Line / Going Nowhere / For The Country / Dead Weight / Wire / Barking Up The Wrong Tree



dinsdag 7 oktober 2014

Homer | Grown In U.S.A.

Homer, uit San Antionio, Texas, debuteert in 1969 met een cover van een Willy Nelson-song. Een jaar later lijken psychedelische drugs definitief hun werk gedaan te hebben, als Homer op Grown In U.S.A. met een bijzonder curieuze fusie van progrock, countryrock en heavy, dubbelloops gitaren voor de dag komt. Grown In U.S.A. stuitert op een prettige manier alle kanten op en wel zodanig dat iedere genre-song op zichzelf staat en overtuigt. Melodieus voortdenderende hardrock in 'Survivor', en 'Lonely Woman'; progressive rock in het prachtige 'Circles Of The North'; en pure, meeslepende countryrock in 'Dawson Creek'. Excellente zang, zowel in een hardrockstijl als in de fraaie harmoniezang, geweldige gitaarduellen en prominente inzet van zowel mellotron en pedal steel typeren deze weirde hutspot. Bizar en bedwelmend tegelijk is dan ook 'Taking Me Home' waarin een ijle mellotron duelleert met een jengelende pedal steel. Opmerkelijk, opwindend en ongebruikelijk is dit Grown In U.S.A., en uniek in zijn soort, temeer daar van Homer nadien elk spoor ontbreekt.

Circles In The North / Taking Me Home / Dawson Creek / Survivor / In The Beginning / Love's Coming / Four Days And Nights 'Without You' / Cyrano In The Park / Lonely Woman