zaterdag 17 december 2022

Arctic Monkeys | The Car (2022)

Ergens stond het al in de sterren geschreven dat de Arctic Monkeys nog eens met zo’n magistrale plaat zouden komen. Immers, in 2008 al zette frontman Alex Turner tegenover de frenetieke indierock van de Arctic Monkeys zijn hobbyproject The Last Shadow Puppets en flirtte hij met de orkestrale pop van Scott Walker, de psychedelische folkrock van Love en de geestverruimende postpunk van Julian Cope en zijn Teardrop Explodes. Zo’n veertien jaar later hebben de Arctic Monkeys daar ook een veilige haven gevonden en deze zelfde muzikale legacy volop omarmd. Met als resultaat een klaar meesterwerk. 
The Car bestrijkt klassieke terreinen, van baroque-pop tot classic seventies rock, tot Amerikaanse countrysoul – zoals in het heerlijk zuigende ‘Jet Skis on the Moat’. Het zit hem echter niet alleen in deze variatie, want ook de songs an sich zijn uitermate zorgvuldig geconstrueerd en vooral: bijzonder rijk gearrangeerd en georkestreerd. De opener ‘There’d Better Be A Mirrorball’ is à la Scott Walker zwierig en jubelend, terwijl ‘Sculptures of Anything Goes’ vanwege diezelfde arrangementen onheilszwanger en dreigend klinkt. Schoonheid en pracht uitgedrukt in popmuziek. Wat overigens ook aan dit fenomenale The Car een absolute toevoeging is, zijn de gitaarsolo’s van Jamie Cook, die variëren van de kwakende wah-wah in ‘I Ain’t Quite Where I Think I Am’, de huilende Mick Ronson-gitaar in ‘Body Paint’, het om te janken zo mooie gitaarwerk in titelsong ‘The Car’ en de splijtende solo in ‘Big Ideas’. Arctic Monkeys sluiten met het door herfstige strijkers aangezette ‘Perfect Sense’ inderdaad een perfect album af. The Car is wat popmuziek vermag, en wat het dus tot het beste album van 2022 maakt – want schoonheid prevaleert boven alles.

The Car. Domino, 2022. ‘There’d Better Be A Mirrorball’ | ‘I Ain’t Quite Where I Think I Am’ | ‘Sculptures of Anything Goes’ | ‘Jet Skis on the Moat’ | ‘Body Paint’ | ‘The Car’ | ‘Big Ideas’ | ‘Hello You’ | ‘Mr Schwartz’ | ‘Perfect Sense’


Gepubliceerd in Heaven # 1 2023.

zondag 4 december 2022

The Spongetones | Beat Music

 The Spongetones is een van de onbekendste onbekende bands. The Spongetones hebben nauwelijks enig succes gekend buiten hun woonplaats Charlotte, North Carolina, al had dat anders kunnen lopen – maar dat deed het niet. Even leek het erop alsof ze daadwerkelijk aan het het succes roken, maar dan toch niet; hun debuut-lp had een doorbraak kunnen zijn, maar was dat niet. Welkom in de wereld van de besnorde, bebaarde en als kantoorklerken geklede anti-helden: The Spongetones.

Het kan niet anders dan dat ze beginnen als een Beatles- en Merseybeatcoverband. En daar zijn ze verdomd goed in. Vanaf 1979 spelen ze de cafés plat in hun woonplaats Charlotte. Als zanger-gitarist Jamie Hoover zich inkoopt in The Spongetones komt er ruimte voor eigen composities – al blijven die wel sterk leunen op de middenjarenzestigsound van de British Invasion, met daaraan toegevoegd een snufje punk, powerpop en new wave. 

De Sponge Four bestaan naast ‘Jumpy’ Hoover uit Pat ‘Pud’ Walters, Steve ‘Stiff’ Stoeckel en Rob ‘Rocko’ Thorne, spelen op Vox-versterkers, Rickenbacker-gitaren, Ludwig-drums, een Hohner-bas en een Casio-orgeltje – helemaal jaren zestig – maar dragen wel weer lullige polyester broeken, colbertjes en smalle stropdasjes – helemaal jaren zeventig. We zitten inmiddels wel in de jaren tachtig als de eerste single uitkomt op een lokaal labeltje, ‘You’re the One’; jengelende gitaren en Beatles-samenzang. Op het eveneens lokale label Ripete Records verschijnt de debuut-lp, eenvoudig maar duidelijk getiteld Beat Music. The Spongetones hebben dan wel enigszins het tij mee, want er is na het uitwoeden van de punk hernieuwde aandacht voor sixtiesmuziek en garagerock. Retrobands als The Chesterfield Kings, The Lyres en The Crawdaddys drukken hun neus aan het venster met opwindende rhythm-and-blues; The Spongetones doen dat met een even opwindende Merseybeat-retrosound. Van Beat Music verschijnt er dan ook een lovende recensie in de Rolling Stone. Maar het is te weinig, The Spongetones blijven steken in North Carolina. Voor altijd.

Beat Music is voor sixtieslieshebbers inderdaad een geweldige plaat. Twaalf krap aan drieminuten klokkende popliedjes berstensvol jangly Rickenbacker-gitaren, geweldige samenzang en puike melodieën; Beat Music is een feestje. Beat Music bestaat hoofdzakelijk uit volop meezingbare alternatieve hits, stilzitten, niet met het hoofd meeknikken en zwijgen is bijkans onmogelijk bij pareltjes als ‘Tell Me Too!’, ‘Cool Hearted Girl’, ’She Goes Out With Everybody’, ‘Every Night Is A Holiday’, ‘Don’t You Know?’, ’You’re the One’ en het al even geweldige ‘You Better Take It Easy’. De Sgt. Pepper-Beatles komen ook nog aan bod in de schitterende afsluiter ‘Eloquent Spokesman’. De band is op Beat Music gedreven en doodserieus, maar er sluimert altijd wel een heerlijke retro-knipoog; dit maakt The Spongetones bijzonder – maar nog steeds onbekend. Daar brengt ook de opvolger Torn Apart (1984) geen verandering in. En ook de volgende platen niet; The Spongetones blijven met een zekere regelmaat albums uitbrengen en treden nog steeds op. Ouden van dagen zijn het, met alle respect, inmiddels wel. 

In 2005 verschijnt de 4cd-box Children of Nuggets – met meer dan honderd songs een prachtige staalkaart van de jaren tachtig revival van de garagerock – met daarop maar liefst twee liedjes van The Spongetones. Voorwaar een eerbetoon.


Beat Music. Ripete Records, 1982. ‘Here I Go Again’ | ‘Tell Me Too!’ | ‘Cool Hearted Girl’ | ‘Take My Love’ | ‘A Part of Me Now’ | ‘She Goes Out With Everybody’ | ‘Every Night Is A Holiday’ | ‘Don’t You Know?’ | ‘Where Were You Last Night’ | ‘You’re the One’ | ‘You Better Take It Easy’ | ‘Eloquent Spokesman’


Eerder gepubliceerd in Platenblad # 259

 

dinsdag 29 november 2022

The Bevis Frond | Miasma

In de vroegzomer van 1987 las ik in mijn favoriete undergroundmagazine Bucketfull of Brains over Miasma van The Bevis Frond. De wie? The Bevis Frond, een one man band van een gitarist wiens identiteit – uit een soort bescherming van diens wankele persoonlijkheid, begreep ik – verborgen werd gehouden. Ik las dat de eerste 250 lp’s subiet waren uitverkocht, maar dat de maker er nog 750 op zijn eigen Woronzow Records bij zou laten persen en daarna niks meer. Bucketfull of Brains bood echter een aantal van deze exemplaren te koop aan. Ik stopte 5 pond en 75 pence (voor verzending) in een envelop en na zo’n vijf weken kon ik Miasma op de draaitafel leggen en volledig overvallen worden door een stortvloed van psychedelische gitaren, ronkende feedback en oorpijnigende distortion en een, ja, uitzonderlijk primitieve productie. Onvermijdelijk een cultalbum. 
Londenaar Nick Salomon richt in 1968 zijn eerste band op: The Bevis Frond Museum. De gitarist probeert van alles, maar niets komt van de grond. Ook niet als hij in 1971 solliciteert naar de vacante plek in Procol Harum na het vertrek van gitarist Robin Trower. Het duurt dan een eeuwigheid – punk komt en gaat –  voordat de dertiger Salomon zijn neus aan het venster kan drukken. Er zijn halfslachtige pogingen met The Von Trap Family en Room 13, maar een akelig motorongeluk gooit roet in het eten. Het positieve daaraan is dat Nick Salomon van het verzekeringsgeld instrumenten en opnameapparatuur kan kopen en in zijn eentje zijn in de loop der jaren opgebouwde songs kan opnemen – iets wat hij altijd al had willen doen, louter voor zijn eigen plezier. Het laatste restje verzekeringsgeld gebruikt Salomon om van die in 1986 opgenomen songs een lp te persen, in een oplage van 250 stuks. Bedoeld voor familie en vrienden, en dan wat er overblijft opbergen op zolder. Maar het loopt anders. 
Er blijkt plots een hongerende vraag naar Miasma, die obscure psychedelische plaat. Want waar komt dit vandaan? Miasma is ook nog eens verpakt in een bizarre hoes, getekend door Cyke Bancroft (eens saxofonist in The Von Trap Family) en onmiskenbaar geënt op Bachdenkels Lemmings (1973). En dan de inhoud: psychedelische extravaganza, zonder noemenswaardige productie op de band gekwakt. Maar wel met de impact van een meteorietinslag. ‘She’s in Love with Time’ is gelijk al een sublieme opener met zijn schel rinkelende gitaren en de ‘Eight Miles High’-ragasolo. Het is de opmaat voor een stevige portie acidrock, dwingend overheerst door blaartrekkende gitaarsolo’s, zoals in ‘Splendid Isolation’, ‘Maybe’, ‘Ride the Train of Thought’ en ‘Confusion Days’. In het instrumentale ‘Wild Afternoon’ goochelt Saloman à la ‘Eruption’ van Van Halen met feedback en distortion, is het totaal overstuurde ‘The Newgate Wind’ gezegend met het mooiste gekuch in een rocksong sinds ‘Electric Chair’ van Brother Fox and The Tar Baby uit 1969 en bevindt zich tussen Salomons overdonderende gitaargeweld ook zomaar ‘The Earl of Walthamstowe’, dat met zijn 41 seconden een fijn folky gitaarintermezzootje is dat Tubular Bells van Mike Oldfield in blijde herinnering roept.
Met Miasma begint in 1987 de zegetocht van Nick Salomon en zijn Bevis Frond, het album zelf zal later vele re-issues kennen en The Bevis Frond zal uiterst productief blijken: zo’n beetje jaarlijks voegt Nick Salomon een psychedelische loot aan de stam toe van zijn inmiddels imposante oeuvre. Het zijn telkens albums van misschien wel de grootste underground gitaarheld van de jaren negentig en verder, al is dat wellicht een goed bewaard geheim. Niet verder vertellen.

Miasma. Woronzow Records, 1986. ‘Garden Gate’ | ‘She’s in Love with Time’ | ‘Wild Mind’ | ‘Wild Afternoon’ | ‘Splendid Isolation’ | ‘The Earl of Walthamstowe’ | ‘The Newgate Wind’ | ‘Release Yourself’ | ‘Maybe’ | ‘Ride the Train of Thought’ | ‘Confusion Days’

Eerder gepubliceerd in Platenblad # 248


maandag 28 november 2022

Armageddon | Armageddon

De roots van Armageddon liggen op de prairie van Noord-Texas, in Amarillo. Daar beginnen Mark Creamer (zang, gitaar), James Parker (zang, gitaar), Dallas Smith (bas) en Jon Stark (drums, zang) als The Y’alls. Met z’n allen verkassen ze in 1996 naar Californië, naar Los Angeles. Onder de vleugels van Lee Hazlewood worden The Y’alls The Kitchen Cinq. Die ene lp – Everything But… The Kitchen Cinq –  doet niet zoveel. En als de lieflijke sixties overgaan in de meer heavy seventies, waarvan de moord op het Altamont-festival een van de kantelpunten is, breken er nieuwe tijden aan. En nieuwe tijden vragen om een nieuw geluid; om een harder geluid. En dat heeft Armageddon, al raakt ze wel bassist Smith kwijt – maar die wordt vervangen door Skip Battin.

Armageddon krijgt een contract (voor één plaat) bij Jimmy Bowens Amos Records en bevindt zich daarmee in goed gezelschap van Longbranch Pennywhistle (met daarin Eagles-oprichter Glenn Frey) en Shiloh (met daarin Eagles-oprichter Don Henley). Met als producer hun manager Thom Thacker neemt Armageddon in 1969 een lp op, waarmee de band laat zien en horen de sixties-pop definitief verlaten te hebben en de regionen van de meer stevige rock te betreden. Armageddon is een rockalbum; Armageddon is een rockalbum dat de countryrock van The Byrds en The Band combineert met de heavier sounds van Iron Butterfly. Dat levert geen perfecte plaat op, maar wel een die beslist de moeite waard is. Want volgens wat ik beschouw als het Moby Grape-recept wordt de door elektrische en fuzz-gitaren aangedreven rocksound afgeremd en verzacht door meerstemmige zang en sterke melodielijnen. Zodoende zijn tracks als ‘Armageddon Theme’, ‘Water Lily’, ‘Cold Cold Tracks’, The Lamp’ en het schitterende ‘Cave of the Winds’ zowel duister-opzwepend als van een vreemd-harmonische schoonheid – maar nergens pretentieus. In een poging hun heavyness te benadrukken heeft Armageddon nog wel een cover toegevoegd van Creams ‘Tales of Brave Ulysses’. Allemaal tevergeefs natuurlijk.

Skip Battin verruilt al snel Armageddon voor The Byrds (gelijk heeft-ie) en wordt dan voor wat het waard is vervangen door Robert Ledger. Hij staat dan ook op de hoes, maar ik zei het al: tevergeefs. Armageddon sneeft en dus is Armageddon weer zo’n plaat die de liefhebber (ik) doet watertanden, maar de rest (bijna iedereen) totaal koud gelaten heeft. 


Armageddon. Amos Records, 1969. ‘Armageddon Time’ | ‘Water Lily’ | ‘Another Part of Our Life’ | ‘Come Tomorrow’ | ‘Cold Cold Tracks’ | ‘Cave of the Winds’ | ‘The Lamp’ | ‘Bilbo Baggins’ | ‘Tales of Brave Ulysses’ | ‘The Magic Song’ 


Eerder gepubliceerd in Platenblad # 249