Vier
sessiemuzikanten in dienst bij het pop-geörienteerde Dick James
Music-label richten naast hun werkzaamheden in 1968 een groep op:
Hookfoot. Leider van Hookfoot is de zeer getalenteerde gitarist Caleb
Quaye – als 17-jarige al in de band van Long John Baldry – en
verder bestaand uit Ian Duck (zang, gitaar), Dave Glover (bas) en
Roger Pope (drums). Als muzikanten spelen ze een belangrijke rol op
labelgenoot Elton Johns Tumbleweed
Connection (1970)
en Madman
Across The Water (1971)
als ook op het prachtige Kongos
(1971)
van John Kongos.
Ondertussen
werkt Hookfoot in afzondering op het Britse platteland aan hun eigen
repertoire, dat landelijk van karakter is en net als veel
contemporaine Britse bands beïnvloed wordt door de Amerikaanse
Westcoast-muziek. De vier muzikale hippies timmeren op het pastorale
platteland een album in elkaar dat, gebaseerd op Quaye's en Ducks
composities en teksten, zowel blues, jazz, als rock omvat. Het
zelfgetitelde debuut wordt in de DJM-studio in Londen opgenomen en
bij de release blijkt de Westcoast-invloed overduidelijk uit
ijzersterke covers van Neil Youngs 'Don't Let It Bring You Down' en
Stephen Stills' 'Bluebird'. In dezelfde lijn liggen prachtige songs
als 'Mystic Lady', met sfeervol orgel- en pianospel en geweldige
gitaarsolo's van Quaye, het vanuit akoestische gitaren opgebouwde
'Movies', het mystiek 'Coombe Gallows' en de Steely Dan-achtige
afsluiter 'Golden Eagle'
Hookfoot
is
een prachtig Brits countryrockalbum, vergelijkbaar met Humble Pie's
Town
And Country (1969)
of Mighty Baby's A
Jug Of Love (1971),
maar blijft helaas net als de drie opvolgers steken in de
vergetelheid van de begin jaren zeventig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten