‘Met
zijn dertien jaar schrijft Carroll beter proza dan negentachtig
procent van de schrijvers die nu de dienst uitmaken,’ schrijft Jack
Kerouac over Jim Carrolls prozadebuut The
Basketball Diaries (vertaald
als Dagboeken
van een lijmsnuivertje)
uit 1978. Tussen zijn dertiende en zestiende tekende Carroll zijn
belevenissen op in de straten van New York; belevenissen in het teken
van basketbal, straatroof, prostitutie en een verslaving aan heroïne.
Carroll is ook degene die in 1970 met een cassetterecordertje
opnamen maakt van de Velvet Underground die twee jaar later zullen
worden uitgebracht als Live
At Max’s Kansas City.
In het begin van de jaren zeventig ontwikkelt de junkie Carroll zich
als dichter van de zelfkant, weet dichtbundels te publiceren en raakt
bevriend met Patti Smith en Richard Hell. Maar als de CBGB’s-scene
midden jaren tot volle bloei komt, leeft Carroll, pogend aan de
heroïne te ontkomen, als een kluizenaar in Californië.
Inmiddels heeft hij zijn scope verlegd van gedichten naar popteksten;
schrijft deze voor Blue Öyster Cult-toetsenist Allan Lanier.
Per
toeval klimt Carroll op het podium bij Patti Smith die optreedt in
Californië, en de punkpoëet Jim Carroll – dan al bijna
dertig – is geboren. Met de Californische band Amsterdam neemt
Carroll en demo op die in handen komt van Earl McGrath, de baas van
Rolling Stones Records. Met hem en Bob Clearmountain neemt The Jim
Carroll Band zijn debuut-lp op; een rauwe punkrock-lp met loeiende,
riffende gitaren en een – in de stijl van Lou Reed en Elliott
Murphy – praatzingende Carroll. Logischerwijs worden Carrolls songs
bevolkt door dropouts en verslaafden, en is de setting steevast die
van de New Yorkse straten. ‘Crow’ – over Patti Smith – en
‘Catholic Boy’ zijn punky en voorzien van strakke gitaren,
‘Wicked Gravity’ is opgetuigd met een Ramones-riff, evenals
‘Three Sisters’ – met de gewraakte tekst She
says “Abbra Cadabra”/ When she goes / Down / On / You. ‘Day
And Night’ en ‘City Drops (Into The Night)’ – met Bobby Keys
op saxofoon – zijn schitterende melodieuze rocksongs, maar
onbetwist hoogtepunt van Catholic
Boy is
‘People Who Died’, waarin Carroll de horror van een vroegtijdige
dood onopgesmukt en droog debiteert: Mary
took a dry dive from her motel room / Bobby hung himself from a cell
in the Tombs / Judy jumped in front of a subway train / Eddie got
slit in the jugular vein / And Eddie / I miss you more than all the
others / This song is for you / My brother!
Met
Catholic Boy
completeert
Jim Carroll het beeld van de allround-artiest in de straten van New
York – dat van junkie, straatdichter en punkrocker. Ook Jim Carroll
zelf voldoet hieraan: op 11 september 2009 overlijdt hij aan een
hartaanval, zestig jaar oud.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten