De aanleiding voor het eenmalige, gezamenlijke concert in het Londense Rainbow Theatre op 1 juni 1974 van Kevin Ayers, John Cale, Eno en Nico is de release van Kevin Ayers’ The Confessions of Dr Dream and Other Stories in mei van dat jaar. Dr Dream is na drie eerdere soloalbums Kevin Ayers’ debuut voor Island Records; een nieuwe start en met een nieuwe begeleidingsband, The Soporifics. Om dat te vieren wordt het Rainbow-concert georganiseerd, waarbij Ayers zowel oude vrienden als nieuwe labelgenoten uitnodigt. Cale, Eno en Nico staan alledrie onder contract bij Island. Brian Eno, in 1973 uit Roxy Music gestapt, debuteert in januari 1974 met Here Come the Warm Jets, maar speelt ook mee op John Cale’s Island-debuut Fear, dat in oktober ’74 zal verschijnen. Cale op zijn beurt, produceert op dat moment The End… van chanteuse Nico. Zij zat samen met Cale in The Velvet Underground en is ook debutante bij Chris Blackwells Island Records. Het is tezamen een mooi stel dat op 1 juni 1974 optreedt in de Rainbow, temeer daar Ayers oude vrienden als Robert Wyatt (drums), Mike Oldfield (gitaar) en John ‘Rabbit’ Bundrick (toetsen) erbij betrekt en ook zijn nieuwe band The Soporifics lanceert, met daarin Ollie Halsall (gitaar), Archie Leggat (bas) en Eddie Sparrow (drums).
Het optreden in de Rainbow verloopt gefaseerd: performers en artiesten treden aan in verschillende bezettingen, en ook geïsoleerd van elkaar. De vraag is of allen daadwerkelijk bevriend zijn, of dat labelbaas Blackwell ze uit commerciële overwegingen bij elkaar gezet heeft; het gerucht gaat dat Kevin Ayers aan de vooravond van het concert John Cale’s vrouw geneukt heeft.
Brian Eno trapt in ieder geval af met het angstaanjagende, door synthesizers opgejaagde ‘Driving Me Backwards’, gevolgd door het rockende ‘Baby’s On Fire’ - dat best in ’74 een hit had kunnen worden, maar het niet werd. Vervolgens is het de beurt aan de gedrogeerde John Cale, die er zich nogal gemakkelijk vanaf maakt met een cover van Elvis Presleys ‘Heartbreak Hotel’ - al is zijn deprimerende versie ervan, ja echt, onovertroffen. Het wordt echter nog deprimerender als Nico plaatsneemt achter haar harmonium - en Eno haar begeleidt met in mineur getoonzette synthesizerbliepjes - voor haar uitvoering van Jim Morrisons ‘The End’.
Tot zover Cale, Eno en Nico. Kant 2 is volledig ingeruimd voor Kevin Ayers en zijn band. Ayers biedt in vergelijking met de duistere songs van Eno, John Cale en Nico een soort van lichtheid van het bestaan met zijn nogal romantische songs, gedragen door elektrische gitaar, rollend orgel en Ayers koffiebruine, door Gauloises-aangejaagde stemgeluid. ‘May I?’ is al voortreffelijk, wat wordt bekrachtigd door ‘Shouting in A Bucket Blues’, het bluesy ‘Everybody’s Sometime and Some People’s All the Time Blues’ - met een solo van Mike Oldfield - en de onheilszwangere afsluiter ‘Two Goes Into Four’.
Al op 28 juni 1974 wordt het concert van 1 juni uitgebracht. Razendsnel dus. June 1, 1974 is daarmee een bijzonder document en biedt ook een mooi zicht op de embryonale solocarrières van Brian Eno en John Cale: hun piek ligt in latere jaren. Kevin Ayers bracht dit tezamen, reden waarom June 1, 1974 in juni 1974 een ronduit iconische liveplaat is, al ziet bijna niemand dat. Het is echter wel zo.
‘Driving Me Backwards’ | ‘Baby’s On Fire’ | ‘Heartbreak Hotel’ | ‘The End’ | ‘May I?’ | ‘Shouting in A Bucket Blues’ | ‘Stranger in Blue Suede Shoes’ | ‘Everybody’s Sometime and Some People’s All the Time Blues’ | ‘Two Goes Into Four’
Gepubliceerd in Platenblad #231
Geen opmerkingen:
Een reactie posten