In 1990 is Julian Cope net teruggekeerd op aarde. In tien jaar tijd wisselde Cope popsterrenstatus af met vier jaar lang heftig LSD-gebruik, een mislukte, vier albums durende solo-carrière en het maken van een tweetal ondoordringbare en nagenoeg onbeluisterbare cd’s – die Cope’s deplorabele gemoedstoestand aan het eind van de jaren tachtig treffend reflecteren. Maar in de zomer van 1990 krijgt Julian Cope een visioen. In dat visioen ziet Cope Moeder Aarde als een enorme, vleselijke godin, die ten onder dreigt te gaan aan de gevolgen van het broeikaseffect. Omdat Moeder Aarde op het punt staat van een hoge rots af te springen, noemt Cope haar vanaf dat moment Peggy Suicide. Julian Cope heeft zich dan reeds grondig verdiept in filosofie, mystiek, geologie en antieke geschiedenis. De verworven kennis, de visioenen en zelfs fysieke hallucinaties brengen hem nieuwe inzichten en vernieuwd elan. Cope wisselt de honderden bezoeken aan prehistorische plekken af met opnamen voor zijn nieuwe plaat voor Island, getiteld Peggy Suicide. De opnamen vinden eerst plaats in de huisstudio van Mike Joyce, de ex-drummer van The Smiths. Samen met zijn vaste gitarist Donald Ross Skinner en percussionist Mark ‘Rooster’ Cosby legt Cope zijn nummers zoveel mogelijk in één take vast. Hevig geïnspireerd stromen de nieuwe nummers letterlijk uit Cope, reden waarom de band – aangevuld met de psychedelische gitaar van Mike Mooney – naar de Island-studio verhuist. De intensieve en extensieve opnamen zijn ruimhartig over Peggy Suicide uitgestrooid; niet voor niets een dubbelalbum. In phase one tot en met phase four presenteert Cope in achttien songs een waanzinnig muzikaal spectrum. Van garagerock tot torch-song; van krautrock tot country twang; van progressieve rock tot de Madchester-sound van Happy Mondays; en meer nog. Tussen de opzwepende openingsballad ‘Pristeen’ en het sfeervolle slotakkoord van ‘Las Vegas Basement’ bevindt zich een muzikale speeltuin van elastieken gitaren, freakerige en funky bassen en sterk ritmische afterbeat-drums. De Echo & The Bunnymen-pastiche ‘Hanging Out & Hung Up On The Line’ is opvallend en sterk, evenals de Neil Youngiaanse gitaarrock van het hart van Peggy Suicide: het acht minuten durende ‘Safesurfer’. Julian Cope blijft ook na Peggy Suicide productief en creatief. In vele hoedanigheden doet Cope talloze cd’s en boeken het daglicht zien, maar Peggy Suicide moet toch wel gezien worden als ’s mans creatieve revanche.
Pristeen / Double Vegatation / Easy Easy Rider / Promised Land / Hanging Out & Hung Up On The Line / Safesurfer / If You Loved Me At All / Drive, She Said / Soldier Blue / You... / Not Raving But Drowning / Head / Leperskin / Beautiful Love / Western Front 1992 CE / Hung Up & Hanging Out To Dry / The American Lite / Las Vegas Basement
Geen opmerkingen:
Een reactie posten