Na
bijna tien heftige jaren, onder te verdelen in een hardcorepunk-fase
en een commerciëlere meer powerpop georiënteerde periode,
viel Hüsker Dü uit elkaar. In 1988 bleek de chemie tussen
de beide songschrijvers Bob Mould en Grant Hart volledig te zijn
opgelost. Mould, verslaafd aan speed en alcohol, en Hart,
heroïnegebruiker, spoorden niet meer. Het geruchtencircuit kwam
volledig op stoom getuige de talloze insinuaties. Een bloemlezing:
Hart was vanwege de heroïne onhandelbaar op het podium; Mould
wilde een groter aandeel van de voorschotten; Hart was verliefd op
Mould, doch dit was niet wederzijds (beiden zijn homoseksueel); de
druk van Warner Bros. om een hit te scoren nam toe; speed en heroïne
gaan niet samen; en als wellicht de belangrijkste reden: manager en
vriend-voor-het-leven David Savoy Jr. hing zichzelf in het voorjaar
van 1987 op. De druk voor de drie vrienden uit Minneapolis, Hart,
Mould en bassist Greg Norton, werd te groot. Sleur en verveling deden
de rest; in 1988 blaast Bob Mould het fiere gitaarbastion dat Hüsker
Dü was op. Het einde van een tijdperk.
Grant
Hart is de eerste die opkrabbelt na het Hüsker Dü-debacle.
Hart lijkt zijn verslaving onder controle te hebben en tekent een
contract bij het onafhankelijke SST Records, het label waar Hüsker
Dü zijn eerste successen behaalde. Al gauw verschijnt Harts
debuutsingle, het prachtige '2541'.
Het is de veelbelovende voorbode van Grant Harts debuut-lp/cd. Hoewel
zanger en drummer in Hüsker Dü, komen zijn composities voor
de band louter tot stand via piano en gitaar. Dat Hart een
uitstekende gitarist en toetsenist is, blijkt maar al te zeer uit de
dominante rol die beide op Intolerance vervullen. Vooral het
afwisselende gebruik van Hammond, kerkorgel en pianola geven kleur
aan de tien composities die op Intolerance te vinden zijn.
Hart neemt hiermee afstand van het van subtiliteit gespeende beeld
dat Hüsker Dü in zijn ruige periode opriep, want op
Intolerance kunnen we kennismaken met een sensitieve en
kwetsbare singer-songwriter. Grant Hart treedt hiermee in de
voetsporen van loners als Syd Barrett, Tim Buckley en
Alexander Spence. Sowieso ademt Intolerance de sfeer van
voorbije tijden, om precies te zijn; de sfeer van de jaren zestig. De
tien nummers bezitten een losheid die doet vermoeden dat het voor de
multi-instrumentalist die Hart is een bevrijding moet zijn geweest om
zich te ontdoen van de knellende banden van het bandconcept, in casu
Bob Mould. Grant Hart gaat in een aantal nummers zeer gecontroleerd
te keer, hetgeen meeslepende rocksongs oplevert, maar verzandt
nergens in het gitaargeweld dat Hüsker Dü’s handelsmerk
was. 'Now That You Know Me'
is zo’n nummer waarin de gitaren speels heen-en-weer stuiteren,
maar waar eveneens een mondharmonica een folky toets toevoegt en het
catchy refrein het nummer een poplading meegeeft. 'Fanfare
In D Major (Come, Come)' is eveneens een rockende song waarin
de gitaren heerlijk rondzoemen en zo bevat Intolerance ruim
voldoende bite om te kunnen spreken van een enigmatisch
rockalbum, maar is er meer. Wat volgt is een serie caleidoscopische
composities waarin Hart de geschiedenis van de rockmuziek samenvat in
een notendop. 'The Main'
is een zwalkend zeemanslied dat gedragen wordt door piano, orgel
en galmend shantykoor en waarin Hart zijn hart uitstort: There was
smack in the middle in Alfabet Town / There was life on the corners
and dead all around. Kant twee opent met het hoogtepunt van
Intolerance: '2541',
de eerder uitgebrachte single, hier omgedoopt tot 'Twenty-Five
Forty-One'. Deze compositie, met zijn ingehouden agressie en
zijn machtig meezingbare refrein, vormt de kern van Grant Harts
muzikaliteit; '2541' is
vier minuten samengebalde energetische zeggingskracht en is, het moet
gezegd, Harts ultieme compositie. De koek is dan nog niet op, want
zowel 'You Are The Victim',
met een hoofdrol voor een fluitende Hart en een bijrol voor ritmische
lepels en een gierende boormachine, als het spannende en vaag
psychedelische 'She Can See The
Angels Coming' geven Intolerance de benodigde
meerwaarde om van een bescheiden meesterwerk te kunnen spreken.
'Reprise' ten slotte,
met zijn ronkende bas, frenetiek drumwerk en gitaargeraas, sluit
Intolerance passend af.
Na
Intolerance maakte Grant Hart nog een aantal bovengemiddelde cd’s
met zijn band Nova Mob, om vervolgens onder te duiken in de
schemerzone van de hard drugs. Pas in 2000 verschijnt Hart weer aan
de oppervlakte met een onopgemerkt gebleven solo-cd. Het betekent wel
een nieuwe start – temeer daar Patti Smith Hart als gastmuzikant
vraagt voor haar Gung Ho – en zo heet het dat Grant Hart een
zonnige toekomst tegemoet gaat. Bewezen heeft hij zichzelf al;
Intolerance, Harts enigmatische muzikale dagboek, spreekt voor
zich.
All
Of My Senses / Now That You Know Me / Fanfare In D Major (Come, Come)
/ The Main / Twenty-Five Forty-One / Roller-Rink / You’re The
Victim / Anything / She Can See The Angels Coming / Reprise
Geen opmerkingen:
Een reactie posten