De
tweede helft van de jarig tachtig staat in het teken van de invasie
van de Amerikaanse gitaarbands. Achter de grote golf duiken talloze
bands op die gitaarpop combineren met hoekige Britse postpunk en
R.E.M.-achtige neo-countryrock. Een van die bands is Big Dipper, uit
het broeinest van de gitaarpop, Boston, Massachusetts. In 1987
debuteert Big Dipper – Grote Beer – met een ep, datzelfde jaar
gevolgd door het prettige debuut Heavens.
Maar het echte werk is Craps
uit 1988, want daarop jubelen en rinkelen de elektrische gitaren,
zijn de melodieën onweerstaanbaar en is de productie – Lou
Giordano en Paul Kolderie in hun huisstudio Fort Apache – helder en
warmbloedig. Craps
bestaat
uit scherpe, melodieuze gitaarsongs als 'The Insane Girl' en het
schitterende 'The Bells of Love' enerzijds, en prachtig dromerige
liedjes anderzijds: 'Semjase', over een buitenaardse wezen van de
vrouwelijke kunne; 'Bonnie', een weemoedige herinnering aan een
jeugdliefde; en het fantastische, waargebeurde 'Ron
Klaus Wrecked His House'. Craps
is
een fenomenaal album, maar ontstijgt de indie-status niet. Daarom
probeert Big Dipper het in 1990 bij major Epic met Slam,
maar dat wordt een grootse mislukking zodat de band zonder
platencontract komt en aldus zichzelf opheft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten