Gregg
Kostelich is een enorme fan van sixties garagepunk en dus ligt het
voor de hand dat hij zijn eigen garagerockband opricht. Dat gebeurt
in 1983 in Pitsburgh, Pennsylvania en die band heet The Cynics. Eerst
is het veelal oefenen in Kostelichs kelder, maar als The Cynics in
1985 een bezetting hebben naar de zin van diens oprichter ontwikkelen
ze zich tot een opzwepende liveband, die het Midwesten bestookt met
lawaaiige psych-punk. Na een aantal heerlijk primitieve singles en
verschijningen op interessante neo-garageverzamelaars nemen gitarist
Kostelich, drummer Bill Von Hagen, bassist Steve Magee,
Farfissa-speler Beki Smith en zanger met de woeste schreeuw Michael
Kastelic hun debuutplaat op in een zaaltje in de Aircraft Studios. In
korte tijd en nagenoeg live kwakken The Cynics een serie
rauw-rammelende songs op de band, waarvan er twaalf terechtkomen op
Blue
Train Station.
Tussen
de covers van The Remains, The Litter en meer obscure bands als The
Sparkles, de Australische Sunsets en de Ierse Wheels, bevinden zich
acht Kastelic/Kostelich-composities en samen vormen ze een
samenhangend, rammelend geheel. In de stompende eigen composities –
alle acht goed – klinken The Cynics energiek, fel en gruizig als
grind. Striemende gitaren, een bonkende bongobeat, een zeikerig
orgeltje en Kostelichs doordenderende fuzzgitaar zijn het fundament
voor de oerbrul van Kastelic en diens kermende mondharmonica, dit
alles tezamen komend in de uitputtende afsluiter, het stampende,
kolkende 'Roadblock'. Blue
Train Station is
de eerste van een trits klassieke neo-garageplaten die ervoor zorgen
dat The Cynics in Europa een fikse populariteit verwerven en ook in
1991 live voor de VPRO-radio optreden. Echt goede albums zoals Blue
Train Staion en
Rock
'N' Roll uit
1989 maakt de band dan niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten