vrijdag 30 december 2011

Chief | Modern Rituals



Op Youtube circuleert een fascinerende clip die is samengesteld uit 16mm-filmpjes van een halve eeuw geleden. Het is een kijkje in het leven van een Amerikaanse familie in de jaren zestig en onder deze clip is een schitterend, zeer toepasselijk liedje gemonteerd: Your Direction van Chief. Een geweldige popsong en een veelbelovende appetizer voor het cd-debuut, dat in september 2010 bij Domino verschijnt. Chief bestaat uit vier Californische jongens die in New York studeerden en daar volop muzikale inspiratie opdeden. Ze keerden terug naar de Westkust, traden op op South By Southwest en werden gecontracteerd door het Britse Domino. Het label haalt daarmee een uitstekende band binnen, die kan wedijveren met bands als Fleet Foxes, Grizzly Bear en Mumford & Sons. De grote kracht van Evan Koga (zang, gitaar), Mike Moonves (bas) en de broers Danny (gitaar, zang) en Michael Fukikawa (drums) is de fantastische, van weemoed overstromende samenzang die ten volle uitgebuit wordt in sprankelende gitaarpopliedjes met een indiefolk-inslag. Daarbij zijn het bedrieglijk eenvoudige liedjes die niettemin volledig drijven op de zeer complexe harmonieën en de atmosferische gitaaraccenten, die warempel soms herinneren aan de postpunk. Overrompelend en van een zaligmakende schoonheid is zowel de opener 'The Minute I Saw' als de glorieuze afsluiter 'Night And Day'; daar tussenin zit niets minder dan zo'n veertig minuten melodieuze perfectie.
The Minute I Saw / Nothing's Wrong / Wait For You / This Land / Breaking Walls / In The Valley / Stealing / You Tell Me / Summer's Day / Irish Song / Night And Day




donderdag 29 december 2011

Hot Knives | Hot Knives

Een kleine voetnoot in de zo rijke muzikale geschiedenis van San Francisco: Hot Knives. Hoewel menigeen twijfelde aan het bestaan van het enige album van Hot Knives, wordt dit gerucht zo'n 35 jaar na dato ontzenuwd met de release in 2011 van het gelijknamige debuut op het Australische Grown Up Wrong!-label. Hot Knives wordt in 1972 opgericht in een mist van hasjdampen en verschaald bier. Kern van de band is het broer/zuster-duo Michael en Debra Houpt dat beschikt over fraai samensmeltende zangstemmen en een nostalgische hang naar de sixties-folkrock van The Byrds, Jefferson Airplane en Moby Grape. Flamin' Groovies-leden Tim Lynch (gitaar) en Danny Mihm (drums) sluiten zich bij de Houpts aan, evenals bevriende bassist Ed Wilson. Het vijftal heeft vooral lol in de kleine zaaltjes van downtown Frisco en schopt het niet verder dan twee – fantastische – singletjes. In 1976 nemen de Hot Knives – met de punk op uitbarsten – hun debuutplaat op, maar er is geen label die wat in Hot Knives ziet. 35 jaar later moet er een Australisch label aan te pas komen om de Hot Knives' geweldige mengeling van sixtiespop, folkrock en garagerock wereldkundig te maken. In een onaffe productie toveren de Hot Knives niettemin veertien schitterende liedjes voor het voetlicht, met de nadruk op de zoete harmoniezang, de folkrock-beat en Lynch' scherpe, gemene gitaarsolo's. Puur meeslepend zijn de single 'I Hear The Wind Blow', het venijnige 'Take Me Back', de rammelende folkrocker 'Secrets About Me', de pure popsong 'So Fast' en het geweldige gitaarwerk in het meesterlijke 'Winter's Come'. Vermeldenswaardig is voorts de aanwezigheid van respectvolle covers van Moby Grape's 'Hey Grandma' en The Knickerbockers' 'Lies', waardoor de hypothese dat een release in de jaren zeventig van dit prachtige album een klassieker had kunnen maken alleszins gerechtvaardigd lijkt.
Around The World / Sooner Or Later / I Hear The Wind Blow / Take Me Back / Secrets About Me / Hey Grandma / You Can Get Anything You Want / Lies / Lovin' You / Silver Threads & Golden Needles / Winter's Come / So Fast / Fool For Love / Turning Into

woensdag 28 december 2011

The Steppes | Drop Of The Creature

De geschiedenis van The Steppes is als een al zo vaak verteld verhaal. Het is het muzikale equivalent van een Shakespeareaans koningsdrama: opkomst en optimisme versus neergang en defaitisme. Zo is het ook The Steppes vergaan, onbewust de hen toebedeelde rol spelend op het toneel van de rockhistorie. Een gebrek aan media-aandacht, slechte distributiedeals en een zogenaamd niet modern geluid hebben er alle aan bijgedragen dat The Steppes niet de verdiende doorbraak kon forceren. Het echte probleem van deze unieke groep is het feit dat hun muziek nauwelijks te definiëren is. Noem het folk, noem het psychedelisch, noem het rock. Alle elementen zijn terug te vinden in de caleidoscopische muziek van The Steppes.
John en David Fallon zijn van Ierse afkomst, doch zijn zowel opgegroeid in Dublin als in de Verenigde Staten. Dit verklaart gelijk het karakter van de muziek die ze later zullen gaan maken; een mix van Westcoast en Keltische volksmuziek, met daarbij duidelijke invloeden: Beatles, Byrds, Hendrix en Led Zeppelin. In 1982 strijkt het duo neer in Los Angeles en neemt onder de naam The Blue Macs een aantal nummers op die zij uitbrengen op hun eigen Blue Mac label. In juni 1983 ontmoeten de Fallons gitarist Tim Gilman, met wie zij de kern vormen van de band. Onder de naam The Steppes Of Russia nemen ze nummers op voor de mini-lp The Steppes. Slechts songs als ‘Kathy Maguire’ en ‘No Names Yet For Henry’ maken duidelijk welke richting de nog zwalkende Steppes op willen: die van acidrock. Het heersende muziekklimaat in LA in ’84 is dat van de Paisley Underground. The Steppes vinden hier aansluiting en treden op met The Long Ryders en Green On Red. Als gevolg hiervan experimenteren de Fallons en Gilman met psychedelische drugs, en dit resulteert in experimenteren met muziek. Langzaamaan begint de mix van folkrock en acidrock gestalte te krijgen. Een demo trekt de aandacht van Greg Shaw, de headhoncho van het in garagerock en psychedelica gespecialiseerde Voxx-label. Shaw stuurt The Steppes, uitgebreid met drummer James Bailey, de Westbeach Studios in Hollywood in. Met Shaw en engineer Brett Gurewitz – van Bad Religion- en Epitaph-faam – nemen The Steppes de door de Fallon-broers gecomponeerde nummers op, waarbij de band zich vrijelijk laat inspireren door allerhande geestverruimde drugs (lees: LSD).
Drop Of The Creature verschijnt in 1986 en met deze plaat bereiken The Steppes hun hoogtepunt van naar de Amerikaanse Westcoast getransplanteerde Engelse psych-folk. De muziek is negentiende-eeuws romantisch, bijna ceremoniëel en bestrijkt het totale rockspectrum: meerstemmige zang, tempowisselingen, scheurend gitaarwerk en lyrische passages. De invloeden zijn gedifferentieerd; van Fairport Convention tot Quicksilver Messenger Service, van Caravan tot The Byrds, van de Engelse Kaleidoscope tot de Amerikaanse Kaleidoscope. Hier worden werelden verbonden, en meer nog: Herman Hesse en Oscar Wilde, dandy’s en bloemenkinderen. De hoes getuigt ervan, de muziek nog meer. De plaat bevat feitelijk louter hoogtepunten en dat begint al bij de heavy psychedelica van opener ‘A Play On Wordsworth’, waarin schitterrend gitaarwerk te horen is en waarin folk en acidrock samensmelten. ‘Somebody Waits’ is het volgende folky hoogtepunt, gevolgd door ‘Holding Up Well’, een nagenoeg perfect rocknummer met een fantastische opbouw. ‘Make Us Bleed’ is een opwindende rocker; en ‘Lazy Ol’ Son’ en ‘Bigger Than Life’ – met magnifiek rondzingende gitaar – zijn stuk voor stuk klassieke rocksongs. The Steppes zijn op Drop Of The Creature een compacte eenheid die tijd en ruimte ontstijgen: hun mix van folk en rock is van alle tijden; universeel. The Steppes creëren hun eigen muzikale wonderland met feedback en fuzz, vocale harmonieën en prachtige afwisselende songs – en maken en passant met Drop Of The Creature een plaat die in het heersende tijdsgewricht zijn gelijke nauwelijks kent.
De band zelf helpt echter niet mee aan het exploiteren van het eigen product: de Fallons wonen in Ierland en de rest van de band in Californië. Gedurende de Europese tournee die The Steppes eind 1988 ondernemen is deze scheiding nog niet voelbaar, maar dit wordt anders als Tim Gilman naar Berlijn verhuist, drummer Jim Bailey naar San Francisco en John Fallon naar LA., terwijl David Fallon zich in Ierland vestigt. Diverse labels zijn geïnteresseerd – zoals U2’s Mother-label en Island – maar een contract komt er niet van. The Steppes zijn simpelweg te onmodern en het ontbreekt hen aan perspromotie en goede distributie om dit te weerspreken. Gedesillusioneerd door teleurstellende verkopen en het ontbreken van enig vooruitzicht houden The Steppes dan op te bestaan, een oorspronkelijk meesterwerk overlatend aan de vergetelheid.
A Play On Wordsworth / Somebody Waits / Holding Up Well / Sky Is Falling / Make Us Bleed / Cut In Two / See You Around / Lazy Ol’ Sun / Bigger Than Life / Blade Forest Friday / More Than This

dinsdag 27 december 2011

Ryan Adams | Ashes & Fire



Op verschillende plaatsen op het internet kun je lezen over de Ryan Adams-moeheid die langzamerhand in de fans en volgers is geslopen. In combinatie met zijn bandeloosheid en drugs- en drankgebruik, was het de afgelopen jaren niet eenvoudig Adams te volgen in zijn productiedrang; niet alles was even evenwichtig. Ryan Adams leek min of meer de weg kwijt; leek zijn immense talenten te vergooien. Maar Ryan Adams kwam tot inkeer. Hij huwde actrice Mandy Moore in 2009 en herpakte zich. Dit heeft nu, eind 2011, geresulteerd in zijn meest aansprekende werk sinds vele jaren: Ashes & Fire, verschenen op zijn eigen Pax-Am-label. Adams keert in songs, sfeer en sound terug naar de start van zijn solocarrière. Mede verantwoordelijk hiervoor is Glyn Johns, legendarisch producer van klassiekers van The Rolling Stones. The Who en The Eagles. Hij zorgt voor een ouderwets countryrockgeluid waarin opvallend veel piano en zoemende Hammond de boventoon voeren. Een schitterend geluid. Adams klinkt gevoelig, empathisch en oprecht in de elf hartverwarmende singer-songwritersliedjes die alle een fraai klankkleurenpalet kennen. Akoestische gitaren, pedal-steel, piano, Hammond, strijkers en een enkel prachtig gedoseerde gitaarsolo zijn het decor waarin Adams ten volle tot zijn recht komt. Melancholie, ziel en schoonheid zijn weer helemaal terug in het werk van degene die een decennium geleden bestempeld werd als de meest talentvolle singer-songwriter van zijn generatie. Gek genoeg en wellicht onverwacht bewijst dit Ashes & Fire elf jaar na dato deze stelling ten volle. Een grandioze terugkeer derhalve.
Dirty Rain / Ashes & Fire / Come Home / Rocks / Do I Wait / Chains Of Love / Invisible Riverside / Save Me / Kindness / Lucky Now / I Love You But I Don't Know What To Say

vrijdag 23 december 2011

Daryll-Ann | Weeps

Exact acht jaar na het verschijnen van hun ultieme meesterwerk trekken de bandleden eind mei 2004 definitief de stekker eruit; Daryll-Ann is dus geschiedenis. Vijftien jaar ploeteren in de beperkte afzetmarkt die Nederland is. Pogingen om de vleugels uit te slaan over de landgrenzen mislukten jammerlijk, terwijl Daryll-Ann internationale allure bezat. De band heeft dit ruimschoots bewezen, middels een contract bij het Britse Virgin-label en door zowel met ‘I Could Never Love You’ als ‘Stay’ het predikaat single van de week bij de Melody Maker te verdienen. En natuurlijk vanwege de reeks schitterende platen die Daryll-Ann produceerde, met als hoogtepunt het monumentale Weeps.
Als in het voorjaar van 1995 Seaborne West, Daryll-Anns tweede, verschijnt, lijkt het de groep voor de wind te gaan; een Brits platencontract en voorprogramma van The Smashing Pumpkins op hun Engelse tournee. De band, dan bestaande uit Jelle Paulusma, Anne Soldaat, Jeroen Vos en Jeroen Kleijn, is enorm gegroeid sinds het debuut, is robuuster, geraffineerder geworden en ook de arrangementen van Paulusma en Soldaat verraden klasse en vernuft. Seaborne West wordt alom zeer goed ontvangen. Zoals zo vaak leiden goede kritieken echter niet tot hoge omzetten en dus wordt Daryll-Ann bij een bezuinigingsactie van Hut/Virgin bij het grof vuil gezet.
Daryll-Ann is dan terug bij af, maar weigert zichzelf op te heffen. Sterker nog; om de moraal te verhogen treedt Coen Paulusma, de tweelingbroer van Jelle, weer tot de band toe. Dit laatste blijkt een versterkend effect te hebben op de onderlinge samenhang tussen de bandleden, want hoewel vrienden, wrijvingloos zijn de verstandhoudingen binnen de band niet. Maar de revanchegevoelens overheersen en dus neemt de band in het korte tijdsbestek van elf dagen in de Concordia-studio in Weesp een serie nummers op onder leiding van Frans Hagenaars. Maar een platencontract heeft Daryll-Ann nog niet, dus zicht op de release van de opgenomen nummers hebben Paulusma en de zijnen niet. Aan het eind van 1995 heeft Darryl-Anns manager, Ferry Roosenboom, samen met producer Hagenaars een platenlabel opgericht: Electrolux. Het label tekent bands als Caesar, Slide (ex-The Serenes), Johan, Scram C Baby en 13 (ex-Fatal Flowers), maar Daryll-Ann is daar wonderlijk genoeg niet bij. Als Electrox onder druk van de gelijknamige stofzuigerfabrikant – ‘Nothing sucks like Electrolux!’ – in mei 1996 zijn naam verandert in Excelsior, blijken de eerste releases Caesars debuutplaat en Daryll-Anns Weeps te zijn.
Weeps – de titel zegt het al, ook al volhardt Jelle Paulusma dat het niets meer is dan een verbastering van Weesp – is het manifest van een band die is uitgehuild en die woede en verdriet opzij gezet heeft om artistieke wraak te nemen. Weeps is de ultieme wraak en Daryll-Anns grote bewijs van het eigen gelijk. Zestien nummers, 54 minuten en 35 seconden, diepgang, variatie en ruwe schoonheid; dat is Weeps. Maar meer nog; Weeps is een duizelingwekkende caleidoscoop, Weeps is vervreemdend, Weeps is zalig psychedelisch.
De openingsgitaarrif van ‘Tools R Us’ roept gelijk al Neil Youngs Crazy Horse in herinnering, hetgeen versterkt wordt door het nasale stemgeluid van Jelle Paulusma – hier is een band aan het werk die nadrukkelijk zijn invloeden etaleert. Wars van modieuze en opportunistische trekjes smeedt Daryll-Ann het typische melancholieke polder- en kustgevoel en de geraffineerde Westcoastsound aaneen. Folky elementen, Slauerhoff-idioom en de verbeelding van Ruysdael-luchten kenmerken de oer-Hollandse invloeden aan de ene kant, terwijl de logge gitaarsound en de fabuleuze samenzang refereren aan The Byrds, Moby Grape en Buffalo Springfield. Weeps is aldus een welhaast een perfecte hybride: een combinatie die meer is dan de som der delen. Daryll-Ann is nog verder gegroeid en gerijpt en is op Weeps een geoliede machine. De productie bezit een diep laag en een snerpend hoog, hetgeen fraai tot uitdrukking komt in spanningsvolle songs als ‘Springfever’ en ‘Ocean Drive’. In meesterlijke popliedjes als ‘Tremble Forte’, Mean Love’ en Summerdaze’ – met opnieuw een hoofdrol voor de harmonieën – zijn krakende geluiden en sfeervol gitaargerommel toegevoegd. Gitarist Anne Soldaat is zowel effectief als zeer inventief in zijn begeleiding alsook in de glasachtige solo’s. Jelle Paulusma toont zich een topvocalist; zijn zang is werkelijk fabelachtig. Het intieme ‘Elegy’ – het rustpunt van de plaat, waardoor de klasse van de overige nummers zich onnadrukkelijk aan de luisteraar opdringt – is een solonummer van Paulusma, opgenomen op een eenzame zolderkamer. Deze uitgesproken melancholie wordt nog eens benadrukt door het afsluitende ‘Dustyfied’, waarin de geest van Alexander Spence rondwaart. Weeps, per saldo, etaleert groei en wijsheid, logheid en diepgang. Weeps is een ruwe diamant en is ondanks het latere Happy Traum de sleutelplaat in de bandgeschiedenis, het scharnierpunt én de stroomversnelling in de muzikale ontwikkeling van de tandem Paulusma en Soldaat. Weeps biedt een verzameling sensationele rocknummers opgehangen aan compacte songstructuren, benadrukt door zangharmonieën die hun gelijke nauwelijks kennen. De samenzang van Jelle en Coen Paulusma en Anne Soldaat is op Weeps tot in de perfectie doorgevoerd. Het maakt het verschil tussen een topklasse album en een meesterwerk. Daarom is Weeps een mijlpaal in de vaderlandse rockgeschiedenis, onbetwistbaar.
Tools R Us / Always Share / A Proper Line / Mean Love / Sheeszalitch / Springfever / Scott And Lesley / Tremble Forte / Safe Beef / Elegy / April / Summerdaze / Rollecoaster / My Only World / Ocean Drive / Dustyfied

donderdag 22 december 2011

Robert Ellis | Photographs

Hoewel nog jong, Robert Ellis klinkt beslist ouderwets op zijn debuutplaat. Hij herinnert namelijk sterk aan de troubadours van de jaren zeventig in het algemeen en de Westcoast-popmuziek in het bijzonder. De muziek op Photographs is gelijk de sfeervolle, sepia getinte hoes doortrokken van een hang naar een tijd die er niet meer is. De overzichtelijke, maar fijngevoelige liedjes doen aldus denken aan James Taylor, Don McLean en Jim Croce. Maar de sfeer, een en al radiante warmte, is ook vergelijkbaar met contemporaine – zij het in de retro-afdeling – acts als Dylan LeBlanc en The Duke And The King. De singer-songwriter uit Houston, Texas maakt echter wel voornamelijk gebruik van een akoestisch instrumentarium, al wordt het gevoelige Cementery à la Robert Kirby verrijkt met cello en viool. In grote lijnen biedt Ellis op Photographs serene akoestica, een mooie stem, subtiele penseelstreken van piano en een incidentele elektrische gitaar-veeg. In deel II komen pedal steel en banjo van stal in pure countryliedjes, zodat ook een naam als Gram Parsons gedropt kan worden. Photographs is in het rustiek/akoestisch segment een opmerkelijke retro-countryplaat die puur verrast en het absoluut verdient gehoord te worden, bij voorkeur op de late avond.


Friends Like Those / Bamboo / Cemetery / Two Cans Of Paint / Westbound Train / Comin' Home / What's In It For Me? / I'll never Give Up On You / No Fun / Photographs

woensdag 21 december 2011

The Triffids | Born Sandy Devotional

Eind 1984 verscheen de dubbel-lp Beyond The Southern Cross, een actueel overzicht van jonge Australische bands in de periode 1979 tot 1984. De bedoeling was, aldus de samenstellers, om een compilatie samen te stellen voor de internationale markt en aldus het Australische popproduct onder de aandacht te brengen van Amerikanen en Europeanen. Eén van de participerende bands echter, The Triffids, maakten nog voordat de ambitieuze dubbelaar verscheen hun Europese lp-debuut met het intrigerende Treeless Plain. Boomloze vlakte, doelend op het woestijnlandschap rond Perth, één van de meest afgelegen steden ter wereld en waarover de Australische schrijver Robert Drewe schreef dat reizen naar Perth gelijkstaat aan reizen naar The Great Unknown. In dit isolement ontwikkelen The Triffids zich tot een hecht collectief onder leiding van zanger en componist David McComb. Vanuit de do-it-yourself houding van de punk evoluëert het kwintet tot een soort country-folkband met veel gevoel voor drama en pathos. Na een tussenstop in Melbourne vestigen The Triffids zich in London, in de hoop in het middelpunt van de muziekindustrie terecht te zijn gekomen. Samen met The Birthday Party, The Go-Betweens en The Moodists vormen The Triffids een gemeenschap van ex-patriots uit Australië. The Triffids’ Australische platenlabel Hot Records heeft een vestiging in London zodat de band inderdaad voet aan de grond krijgt in Europa. Na Treeless Plain verschijnt hetzelfde jaar nog Raining Pleasure en worden BBC-opnamen onder de titel Field Of Glass uitgebracht. Mede door het uitstekende Raining Pleasure – met zijn broeierige mix van country-, folk- en soulinvloeden – winnen The Triffids in Europa aan populariteit, waardoor het zelfvertrouwen toeneemt.
Dit groeiende zelfvertrouwen – waardoor McComb en de zijnen op geen enkele wijze bereid zijn tot concessies – dwingt de band tot een grote sprong voorwaarts. Deze gewaagde sprong bestaat uit het aantrekken van pedal steel-speler “Evil” Graham Lee, het inhuren van producer Gil Norton en het adapteren van complexe orkestrale arrangementen. Het betekent een afscheid van de rudimentaire songstructuren en van de folky eenvoud die Treeless Plain en Raining Pleasure typeerden. Het resultaat hiervan, Born Sandy Devotional, is een werkstuk van pathos, overdadigheid en uitgesproken dreiging. De thematiek van het West-Australische landschap, met zijn desolate woestijn en de nabijheid van de oceaan, wordt er met een moker ingehamerd. David McCombs verhalende teksten ademen hitte, dood en verval. Zoals in de majestueuze opener The Seabirds, waarin een jongen de strijd aangaat met kille en meedogenloze zeemeeuwen: He called out to the seabirds “Take me now, I’m not longer afraid to die”. Het gewicht van de zon drukt zwaar op de lamentabele personages die McCombs epische teksten bevolken, van de zelfmoordenaar in Tarrilup Bridge en de kippenmoordenaar in Chickenkiller tot de verdwaalde ziel in Lonely Stretch. Van de bedrogen vrouw in Wide Open Road tot de dolende die niets anders is dan verloren bezit in Stolen Property. David McComb overtreft zichzelf in het neerzetten van personages van vlees en bloed die overgeleverd zijn aan de willekeur van de woeste natuur en noodgedwongen de rol aannemen van aangeschoten wild, want down there harm was done / because the flesh was weak (Life Of Crime). McComb ramt de boodschap er steenhard in met zijn donkere stem, hetgeen volledig in overeenstemming is met de dwingende tekstuele boodschap en het galmende en barokke klanklandschap. Het tweetal door toetseniste Jill Birt gezongen nummers zijn een welkom tegenwicht tegen de onontkoombaarheid van David McCombs maniakale voordracht. De logge uitvoeringen van de tien composities drijven volledig op de zwaar aangezette orkestrale partijen, de aanzwellende toetsenpartijen en de dominante pedal steel, die luidkeels huilt en amechtig jankt. Het is het ideale fundament voor de boodschap die expat David McComb wil overbrengen. De fysieke afstand blijkt een voorwaarde te zijn om met compassie te kunnen vertellen over het thuisland; distantie maakt bewust. Het uiteindelijke saldo is zowel een desolaat meesterwerk dat als geen ander kunstwerk het West-Australische landschap typeert, als een muzikaal rijk en weelderig hoogtepunt in de Australische muziekcultuur. Born Sandy Devotional is enigmatisch en uniek, en is de hoogste piek in het oeuvre van The Triffids.
Als verplichting aan Hot Records maken The Triffids dan nog het intieme In The Pines, opgenomen in een schaapsscheerdershut. Vervolgens tekent de band bij Island Records en bouwt voort op het succes van Born Sandy Devotional. Het wordt een knieval voor de commercie, ondanks het feit dat opvolger Calenture interessant en artistiek verantwoord is. De stilistische hutspot van 1989’s The Black Swan is de zwanenzang van The Triffids, als Island de band laat vallen en deze uiteengaat. Dan begint David McCombs worsteling met een solocarrière, die zich ondanks het sterke Love Of Will uit 1994 in de marge van de popmuziek afspeelt. Deze worsteling zet zich voort in McCombs gezondheid; in 1996 ondergaat hij een hartransplantatie. Hij overleeft, maar niet voor lang. Op 30 januari 1999 raakt David McComb betrokken bij een ernstig auto-ongeluk. Als gevolg van zijn zwakke hart overlijdt hij drie dagen later op 37-jarige leeftijd. David McCombs zwervende ziel kan nu gaan waar hij wil: It’s a wide open road / And now you can go any place that you ever wanted to go.
The Seabirds / Estuary Bed / Chickenkiller / Tarrilup Bridge / Lonely Stretch / Wide Open Road / Life Of Crime / Personal Things / Stolen Property / Tender Is The Night (The Long Fidelity)

maandag 19 december 2011

AA Bondy | Believers



Birmingham, Alabama is de geboorteplaats van Auguste Arthur Bondy, beter bekend als AA Bondy. Twee albums heeft Bondy er reeds opzitten, American Hearts (2007) en When The Devil's Loose (2009), maar dit derde album, Believers, markeert een grote sprong voorwaarts. Bondy heeft de kaalgestripte, simpele folkblues verlaten en stevent met Believers af op een grootse toekomst – schitterende songs, spannende arrangementen en een sterk productie kenmerken dit album dat AA Bondy een flinke boost moet kunnen geven. Opgenomen in Los Angeles met producer Rob Schnapf (o.a. Elliott Smith) en met een lekker comfortabele band waarin piano, orgel en pedal steel vertegenwoordigd, heeft Arthur Bondy zijn sterkste songs tot op heden vastgelegd. De liedjes herbergen een gejaagdheid en een intense spanning, en zijn bovendien muzikaal rijk ingekleurd met reverb-twang en Echo & The Bunnymen-galm. Een sterke combinatie van sferen waarin de composities van Bondy goed gedijen. Opener The Heart Is Willing is gelijk overweldigend, al doen kleine meesterwerkjes als Hiway/Fevers, het John Martyn-achtige Rte.28/Believers, het landerige DRMZ en het georkestreerde en zwierige The Twist daar bijzonder weinig voor onder. AA Bondy versmelt op razendknappe wijze pop, rock, country en folk tot een eigen sound en een eigen handelsmerk. Believers is een voorlopig hoogtepunt – een schitterend singer-songwriters-album dat gloeit en caleidoscopisch licht uitstraalt – in de prille, veelbelovende carrière van Auguste Arthur Bondy.
The Heart Is Willing / Down In The Fire (Lost Sea) / Skull & Bones / 123 Dupuy Street / Surfer King / Hiway/Fevers / DRMZ / The Twist / RTE.28/Believers / Scenes From A Circus

Magazine | Secondhand Daylight

Opgericht in 1977 behoort Magazine tot de eerste lichting punk- en new wave-groepen, maar een kleine twee jaar later is de band mijlen- en mijlenver verwijderd van de rebelse, eendimensionale schreeuwerigheid van de punk. Magazine’s tweede lp is een episch, atmosferisch album waarop ijzige synthesizers domineren, maar dat door gezaghebbende critici beschouwd wordt als pretentieuze symfonische rock, alsof punk nooit bestaan heeft. Dat heeft het wel – en Magazine’s voorman was bij het ontstaan ervan. In 1976 richten Howard Trafford en Pete Shelley Manchesters eerste punkband op: Buzzcocks. Trafford neemt de meisjesnaam van zijn moeder aan, onder welke naam – Howard Devoto – hij met de Buzzcocks de legendarische e.p. Spiral Scratch opneemt. Maar een krap jaar later is Devoto al uitgekeken op het beperkte punkgeluid en dus richt hij Magazine op. Met gitarist John McGeoch, toetsenist Dave Formula, bassist Barry Adamson en drummer Martin Jackson maakt Devoto de spectaculaire single ‘Shot By Both Sides’ en maakt Magazine vervolgens een verpletterende indruk met het debuutalbum Real Life, muzikaal de punk een fiks aantal stappen vooruit. Maar Magazine zal zijn grenzen nog verder verleggen. In relatieve stilte – door een drummerprobleem treedt de band weinig op – bereidt Magazine de opvolger van Real Life voor. De muziek voor de nieuwe nummers is een bandaangelegenheid, waardoor zowel Formula als McGeoch zich meer laten gelden, terwijl de vervreemdende teksten van Devoto’s hand zijn. Met nieuwe drummer John Doyle wordt de Good Earth Studios – eigendom van Tony Visconti’s assistent Colin Thurston – in januari 1979 voor twee weken geboekt. Hier neemt Magazine de negen spannende en claustrofobische tracks op die tezamen Secondhand Daylight vormen. Bij verschijning in maart 1979 blijkt dat Magazine de grenzen van de new wave ver heeft opgerekt: epische rock vermengt zich met soundscapes en symfonische rock à la Pink Floyd. En meer nog: de vele akkoordenwisselingen, dynamische passages en ijle synthesizerpartijen rechtvaardigen de associatie met progressive rock, maar evenzeer verwijzingen naar Roxy Music, Van Der Graaf Generator en vooral Bowie’s Low. Maar de elektronische effecten, de op de achtergrond schrapende gitaar van McGeoch en Adamsons soepele, kronkelende bas verlenen het bandgeluid een ongekend moderne dimensie. Opener ‘Feed The Enemy’ is geïnspireerd door een reis naar Berlijn en de Muur, en is zowel tekstueel als muzikaal de weerslag van het kille politieke klimaat – Koude Oorlog en Thatcherism. De kille, afstandelijke synthesizers van Dave Formula duiken overal op, zoals in ‘Back To Nature’ en in ‘Cut-Out Shapes’, dat bovendien het album zijn titel verleent: Cut-out shapes / In secondhand daylight. Devoto’s teksten ademen pessimisme, paranoia en obsessie, maar blinken ook uit door diens lyrische vertelstijl en de observaties van de buitenstaander. Bij de Floydiaanse instrumental ‘The Thin Air’ is dat echter niet gelukt; vanwege tijdgebrek ontbreken hier Devoto’s tekst en zang. De uptempo rocksongs ‘Rhythm Of Cruelty’ en ‘Believe That I Understand’ behandelen de problematische en duistere liefde, wat ook zeker geldt voor ‘Permafrost’, de climax van Secondhand Daylight. In een winters en stijf bevroren decor, waarin Formula’s synthesizers klinken als ijspegels, dreigt Devoto met I will drug you and fuck you / On the permafrost. Waarna de huiverende gitaarsolo van John McGeoch zowel ‘Permafrost’ als Secondhand Daylight naar een majesteitelijk einde brengt. En wat critici ook mogen hebben vinden van Secondhand Daylight, de grandeur, de filmische pracht en de muzikale eigenwijsheid van Howard Devoto leiden tot geen andere conclusie dan dat het album tot de klassiekers van new wave en punk moet worden gerekend. Secondhand Daylight is in welke tijdsgewricht ook een monumentaal meesterwerk.
Feed The Enemy / Rhythm Of Cruelty / Cut-Out Shapes / Talk To The Body / I Wanted Your Heart / The Thin Air / Back To Nature / Believe That I Understand / Permafrost

zondag 18 december 2011

Jonathan Wilson | Gentle Spirit




Deze debuutplaat zagen we niet zomaar aankomen. Jonathan Wilson was namelijk de man achter de schermen; een studiotechnicus en producer die in Los Angeles, Californië een eigen studio bezit. In die hoedanigheid is hij de technicus achter de neo-countryrockers van Dawes, maar ook assisteerde hij Robbie Robbertson, Jackson Browne en Elvis Costello. Met de release van Gentle Spirit lijkt de tijd rijp voor de 36-jarige multi-instrumentalist om voor het voetlicht te treden met zijn eigen – schitterende – songs. Wilson heeft namelijk een prachtig decor opgetrokken dat de sfeer van de Westcoastrock van de begin jaren zeventig ademt. Lijzige harmoniezang, stroperige gitaarsolo's en mellotron-achtergronden komen tezamen in uitgesponnen composities op het snijvlak van folkrock en countryrock. Opener Gentle Sprit verwijst nog naar de hese zang van Elliott Smith en de folk-pracht van Nick Drake, maar gaandeweg neemt de spirit van Gene Clark, Neil Young, C,S&N en Jackson Browne het over. Desert Raven kent een betoverend gitaarmotief, Canyon In The Rain is lekker lijzig en landelijk en Natural Rhapsody bedwelmt door klaterende kristallijnen gitaarlijnen. Wilson betoont zich daarbij een geweldige gitarist die in zijn Westcoast-sound een David Gilmour-achtige lyriek weet te incorporeren. De traag wegwiekende solo op de epische afsluiter Valley Of The Silver Moon getuigt daar evenzeer van – én stuwt Gentle Spirit daarbij op naar een hoog niveau van etherische schoonheid en atmosferische retro-pracht.





Gentle Spirit / Can We Really Party Today? / Desert Raven / Canyon In The Rain / Natural Rhapsody / Ballad Of The Pines / The Way I Feel / Don't Give Your Heart To A Rambler / Woe Is Me / Waters Down / Rolling Universe / Magic Everywhere / Valley Of The Silver Moon

Paul Kantner, Grace Slick & David Freiberg | Baron Von Tollbooth & The Chrome Nun

De hippiedroom is voorbij, de idealen van de sixties zijn vervluchtigd: in 1972 is de ultieme San Fran-psychedelische-hippieband Jefferson Airplane geruisloos tot een halt gekomen. Niet met een knal want in afwachting wat de toekomst brengt – een doorstart is een mogelijkheid – lanceren de bandleden diverse soloprojecten. Gitarist Jorma Kaukonen en bassist Jack Casady starten de boogierockband Hot Tuna en zanger/gitarist Paul Kantner maakt in 1970 zijn solodebuut met 'Blows Against The Empire', gevolgd door de duoprojecten met zijn vrouw Grace Slick: eerst hun dochter China, dan het album 'Sunfighter'. In de besluiteloze windstilte die volgt betrekken de Airplane-leden Kantner en Slick zanger-toetsenist David Freiberg afkomstig uit Quicksilver Messenger Service bij hun plannen. In Wally Heiders studio worden in de zomer van 1972 de individuele composities van Kantner, Slick en Freiberg opgenomen met een indrukwekkende lijst van gastmuzikanten. De songs hebben geen verbindende schakel; de voortgebrachte langspeler is geen conceptalbum: Baron Von Tollbooth & The Chrome Nun – vernoemd naar de door David Crosby bedachte bijnamen voor Kantner en Slick – is louter een verzameling songs. Maar wat voor songs. 'Fat' is een gospel-achtige Slick-compositie die opgetrokken is uit Slicks hamerende piano, Jerry Garcia's pedal steel, de achtergrondzang van The Pointer Sisters en de prachtige bombast van Freibergs mellotron. Ook 'Across The Board' en 'Fishman', beide geschreven door Grace Slick, worden gedomineerd door haar snerpende zang en beukende pianospel. Prachtig zijn de Kantner-composities 'White Boy (Transcaucasian Airmachine Blues)' – dreigend en psychedelisch – en het superieure 'Your Mind Has Left Your Body', wat begint met Garcia's pedal steel en gekenmerkt wordt door de bombastische samenzang van Kantner en Slick. Hierop spelen ook mee Grateful Dead-drummer Mickey Hart, Jorma Kaukonen, Jack Casady en Johnny Barbata op drums. De laatste is de vaste drummer op de plaat, evenals ex-Flying Burrito Brothers' Chris Etheridge de vaste bassist is. Cameo's zijn er van David Crosby (ritmegitaar), Papa John Creach (fiddle), Craig Chaquico (elektrische gitaar) en Jack Traylor, de laatste een folkmuzikant die het schitterende 'Flowers Of The Night' componeert, met een wervelende apotheose van jankende gitaar en massieve mellotronklanken. Even fenomenaal is de samenwerking tussen componist Freiberg en Grateful Dead-tekstschrijver Robert Hunter in het melancholieke en sprookjesachtige 'Harp Tree Lament'. Hoewel Baron Von Tollbooth & The Chrome Nun niets anders is dan een verzameling losse songs van drie verschillende persoonlijkheden, uitgevoerd door een verzameling muzikale individualisten, is het album verbluffend coherent. Een amalgaam van psychedelische rock, fantasierijke lyriek, countryrock en mellotron gestuurde progrock; Baron Von Tollbooth & The Chrome Nun behoort tot het beste wat de Jefferson Airplane-familie heeft geproduceerd en zal door Jefferson Starship nimmer worden geëvenaard.





Ballad Of The Chrome Nun / Fat / Flowers Of The Night / Walkin / Your Mind Has Left Your Body / Across The Board / Harp Tree Lament / White Boy (Transcaucasian Airmachine Blues) / Fishman / Sketches Of China

Een muzikale zoektocht...



Rockodyssee is een muzikale zoektocht door de spelonken van rock, pop, folk en country. Een blog gewijd aan obscure parels, retroklassiekers, mainstreamtoppers en contemporain-ouderwetse muziek. Kriskras door de jaren en decennia heen; van de midjaren zestig tot anno nu. Kortom, een rockodyssee met vele ontmoetingen met bekende en minder bekende namen.