Meer
nog dan bluesmuzikanten zijn Bob ‘The Bear’ Hite, Al ‘Blind
Owl’ Wilson en Henry ‘Sun’ Vestine bluesstudenten en
-archeologen. Met zijn drieën gaan ze zich in 1965 op de
praktijk richten en gaan authentieke, elektrische jugbandmuziek en
countryblues spelen. Ze noemen zich Canned Heat, naar de bijnaam van
een vloeibare drug in een blikje: Sterno, afgebeeld op de hoes van
het debuut. De bluesmuziekverzamelaars uit Los Angeles
herinterpreteren de vooroorlogse countryblues van Howlin’ Wolf,
Muddy Waters, John Lee Hooker, Willy Dixon en Elmore James. Vandaar
dat op het debuut Canned
Heat uit
1967 voornamelijk covers te horen zijn. Canned Heat voegt er wel een
vitale boogie-sound aan toe, wat de bluesstandards een hippere
uitstraling geeft. Maar Canned
Heat, met
zijn hoogtepunt ‘Catfish Blues’,
is wel de
band in zijn meest ruwe en primitieve vorm, met de grommende rasp van
Hite, het slide- en fantastische mondharmonicaspel van Wilson en de
zinderende, elektriserende gitaarsolo’s van Vestine. De combinatie
van elektrische countryblues en vette boogie maken van Canned Heat
een band die eind jaren zestig uniek in zijn soort is.
Rollin’
And Tumblin’ / Bullfrog Blues / Evil Is Going On / Goin’ Down
Slow / Catfish Blues / Dust My Broom / Help Me / Big Road Blues / The
Story Of My Life / The Road Song / Rich Woman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten