dinsdag 24 december 2013

Alexander Spence | Oar

Voor een muzikant met zo een status – de cult hero der cult heroes – heeft Alexander Spence de wereld een zeer bescheiden oeuvre geschonken. Hoewel van origine gitarist, was Skip Spence de eerste drummer van Jefferson Airplane en maakte met deze hippieband in 1966 Jefferson Airplane Takes Off. Als gitarist en componist speelde Spence een belangrijke rol in één van de meest getalenteerde bands van het San Francisco van de jaren zestig, Moby Grape. Slechts twee lp’s – Moby Grape en Wow (met de gratis meegeleverde live-lp Grape Jam) – houdt Skip Spence het te knellende samenwerkingsverband vol. Spence’s gewelddadige en psychotische gedrag, opgestookt door heftig drugsgebruik, doen hem in 1968 in een psychiatrische kliniek in New York belanden. Spence verblijft maar liefst een half jaar in de kliniek en ondergaat heftige aanvallen van dementie en paranoia, maar weet toch zijn hoofd vrij te maken om in de schaarse momenten van luciditeit liedjes voor een soloplaat te schrijven. Als Alexander Spence in december 1968 uit het hospitaal ontslagen wordt, haast hij zich op een motorfiets naar Nashville. In CBS’s Nashville Studios neemt Spence in vier dagen – de hoestekst van Oar spreekt zelfs van één dag, namelijk 16 december – in z’n eentje 17 liedjes op waarvan de 12 meest uitgewerkte een plekje krijgen op Oar. Stoned, maar tegelijk euforisch en on top of it, speelt Skip Spence alle instrumenten zelf, doet de productie en laat de banden in één dag mixen in New York. Oar is dan áf en klaar om aan het publiek geopenbaard te worden. In februari 1969 verschijnt Oar dan, Alexander Spence’s tijdloze meesterwerk.
Oar is als een kaleidoscoop; er ontrolt zich een afwisselend en kleurrijk landschap. Het stonede Little Hands zet de toon met zijn mix van Moby Grape-psychedelica en folkblues. Cripple Creek vervolgens, is een weergaloos countrylied waar Spence met zijn donkere bariton Kris Kristofferson naar de kroon steekt. Spence’s losse psychedelica raakt aan de blues, de country, de folkrock en laat zien dat hij een geestverwant is van Syd Barrett. Oar heeft daarmee raakvlakken met The Madcap Laughs maar ook met Terry Reids River. Oar bevindt zich daarmee in uniek gezelschap. Spence bewijst zich keer op keer als psychedelische space-blues cowboy. Diana, Dixie Peach Promenade, het slepende War In Peace en het geniale Weighted Down (The Prison Song) zijn fenomenale composities. Broken Heart is een gevoelige kampvuursong, het oudtestamentische Books Of Moses beklemt tot op het bot en de afsluiter Grey/Afro is negen minuten samengebalde experimenteerdrift met een hoofdrol voor Spence’s elektrische gitaarspel.
Oar klinkt als een compleet orkest, maar het zijn slechts Skip Spence’s drums, basgitaar, akoestische en elektrische gitaar, die geraffineerd in laagjes gestapeld zijn. De shuffelende drums zijn onnadrukkelijk aanwezig en lijken nauwelijks als begeleiding te fungeren; de nerveuze ritmiek stuitert alle kanten op zonder de aandacht op zich te vestigen. Spence’s elementaire en funky baswerk knort en bromt en leidt net als de drums een eigen leven. Dit alles dient als ondersteuning van het magische en uiterst gedoseerde gitaarspel van Alexander Spence. De gitaarakkoorden laten zich niet in een keurslijf dwingen en waaieren alle kanten op. Er ontstaat als het ware een nieuwe hybride, een extra dimensie tot dan toe zelden vertoond. Instrumentatie en productie zijn in één persoon verenigd en dat geeft Oar de gebalde kracht en subtiliteit die het bandconcept en de solo-artiest met begeleidingsband ten enenmale ontbeert. Het is de kracht van de unieke entiteit die alles in zich verenigt; de kracht van de singer-songwriter als scheppende mens. Dit experiment, het experiment van de muzikale doe-het-zelver en ontdekkingsreiziger, is anno 1968 – het tijdperk van muzikale creativiteit en psychedelica –, dan ook volledig geslaagd. Oar is een universum op zich, een speeltuin van experimentele dadendrang, een grensoverschrijdend kunstwerk dat nieuwe terreinen verkent. Alexander Spence is de pionier die de luisteraar aan de hand neemt naar de onontdekte verten van een stromenlandschap waar alles vloeit: panta rhei.
Natuurlijk behaalde Oar slechte verkoopcijfers en natuurlijk ging het niet goed met Alexander Spence. Alcoholisme en schizofrenie eisten zijn tol. Toch bleef Spence songs bijdragen aan Moby Grape en wist hij het zelfs op te brengen om acte de présence te geven op het in 1978 gereleasde Live Grape. Hoewel er in de loop der jaren steeds meer aandacht kwam voor Oar, ging Spence’s fysieke en mentale toestand hard achteruit. Skip Spence leefde jarenlang in een trailerpark, totdat zijn gesteldheid verregaand verslechterde en hij moest worden opgenomen in een hospitaal. In 1999 onstond het initiatief voor een eerbetoon aan Alexander Spence. Platenbaas Bill Bentley stelt een tribute-plaat samen: More Oar: A Tribute To The Skip Spence Album en het lukt hem om Spence te laten luisteren naar dit eerbetoon. Slechts enkele uren voor zijn dood neemt Skip Spence kennis van het tribute-album. Op 16 april 1999, twee dagen voor zijn 53ste verjaardag, overlijdt Alexander Spence aan longkanker. Skip Spence’s laatste op vinyl gematerialiseerde woorden zijn te vinden op Moby Grape’s reünieplaat uit 1983: My hopes and dreams will soon begin to fade / When thoughts of men and dreams have all been weighed / Darks shadows hide my destined fate they cannot wait / For I shall see a better day, uh uh.

Little Hands / Cripple Creek / Diana / Margaret-Tiger Rug / Weighted Down (The Prison Song) / War In Peace / Broken Heart / All Come Together / Books Of Moses / Dixie Peach Promenade / Lawrence Of Euphoria / Grey/Afro



Geen opmerkingen:

Een reactie posten