Trees
is nooit de cultstatus ontstegen. De band uit Londen heeft nooit uit
de schaduw kunnen stappen van tijdgenoten Fairport Convention en
Steeleye Span. De overeenkomsten met de op traditionele folk
gebaseerde rock van de beroemdere collega’s zijn talloos. Maar er
zijn ook verschillen. Die verschillen zijn vooral te vinden in de
venijnige en avontuurlijke psychedelische gitaarsolo’s, een typisch
en onderscheidend kenmerk van Trees – en reden waarom de groep bij
verzamelaars en sixties-adepten zeer geliefd is. Opgericht in 1969 in
Notting Hill door folkfan David Costa (akoestische en twaalfsnarige
gitaar, mandoline, dulcimer), is Trees in eerste instantie een
ongeregeld zootje non-muzikanten. Maar de band, in een stabiele
bezetting met naast Costa Celia Humphris (zang), Tobias Boshell (bas,
toetsen), Barry Clarke (sologitaar) en Unwin Brown (drums), leert
snel. Zo snel dat Trees al datzelfde jaar tekent bij Columbia – al
vindt de band van zichzelf dat ze amateurs zijn. Trees heeft echter
twee belangrijke pluspunten: de engelachtige zang van Celia Humphris
en het prachtige lyrische gitaarspel van Barry Clarke. Het repertoire
is, zoals een exponent van de Britse folkrock-boom betaamt, een
mengeling van traditionals en meer eigentijds en eigen materiaal –
waarvoor Tobias Boshell verantwoordelijk is. Toch omvat hun muziek,
zoals bij verschijnen van het debuut The Garden Of Jane Delawney
blijkt, meerdere stijlen. Het wat drukke klankbeeld, waarin
niettemin muzikaal veel interessants gebeurt, komt voort uit de
geldingsdrang van de zich nog ontwikkelende muzikanten; alle
bandleden willen de lead-partijen voor hun rekening nemen. Dat dit
uiterst spannend klinkt, blijkt wel uit de opvolger uit hetzelfde
jaar, On The Shore. Trees verwerkt meer psychedelische en ook
Amerikaanse invloeden in hun spacy folkrock, waardoor de vergelijking
met Jefferson Airplane meer voor de hand ligt dan Fairport
Convention. Gebleven zijn de folktraditionals, waarvan ‘Polly On
The Shore’, ‘Geordie’ en ‘Streets Of Derry’ fenomenaal
worden geïnterpreteerd en omgetoverd worden tot adembenemende
rocksongs. Het ronkende basspel van componist Boshell is voorts een
stevig fundament voor de toverfee-achtige zang van Celia Humphris en
de rondcirkelende gitaarsolo’s van Clarke, zoals Trees dat etaleert
op ‘Murdoch’, ‘Fool’ en de magnifiek georkestreerde
sea-shanty ‘Sally Free And Easy’. Het succes van On The
Shore is bescheiden. Toch blijft Columbia in Trees investeren
maar de bandleden zijn jong en ontwikkelen zich in alle richtingen en
koesteren hun vrijheid, waardoor de band op het tweede plan komt. De
druk vanuit de platenmaatschappij om te presteren wordt te groot en
aldus valt Trees in 1971 in stukken uiteen, een mooi klein maar
exquis oeuvre achterlatend.
Soldiers
Three / Murdoch / Polly On The Shore / Adam’s
Toon / Sally Free And Easy / Fool / Geordie / While The Iron is Hot /
Little Sadie / Streets Of Derry
Geen opmerkingen:
Een reactie posten