In
eerste instantie lijkt A. More nogal een mystificatie. Als deze More
in 1979 vanuit het tamelijke niets Flying Doesn’t Help via
een onbetekenend label op de markt slingert, is hij de grote
onbekende. A. More? Wie is hij? A. More blijkt A. Moore te zijn en A.
Moore is Anthony Moore, een van origine componist van filmmuziek.
Moore trekt eind jaren zestig van Londen naar Duitsland en sluit zich
aldaar aan bij een groep experimentele filmmakers. In Hamburg raakt
hij verliefd op de jazzzangeres Dagmar Krause, trouwt met haar en
gaat ook muzikaal een verbond met haar aan. Met de Amerikaanse
tekstschrijver Peter Blegvad vormen de Brit Moore en de Duitse Krause
het trio Slapp Happy. Na een lp in 1972 voor het Duitse
Polydor-label, waarop de krautrockers van Faust als begeleidingsband
fungeren, verkassen Moore, Krause en Blegvad naar Londen en vinden
onderdak bij Virgin Records.
De lp Slapp Happy wordt een van
de eerste bescheiden succesjes van Virgin, maar dit wordt al snel
overvleugeld door de impact van Mike Oldfields Tubular Bells.
In een poging een doorbraak te forceren wordt Slapp Happy
samengevoegd met het avantgardistische gezelschap Henry Cow. De
geforceerde samenwerking levert twee lp’s op, maar het is geen
succes. In 1975 verlaten Peter Blegvad en Anthony Moore dan ook het
collectief. Moore gaat dan werken aan een solo-lp die echter nooit
het licht zal zien omdat Virgin Moore bij het grofvuil zet. Aan het
eind van de jaren zeventig werkt Moore gedurende anderhalf jaar aan
zijn volgende soloplaat. In de Workhouse Studios neemt hij in dode
studiotijd de tracks op die later Flying Doesn’t Help zullen
vormen. Moore is verantwoordelijk voor zang, gitaren, toetsen en
elektronica, en krijgt hulp van bevriende muzikanten zoals producer
Laurie Latham en de Manfred Mann’s Earth Band-ritmesectie Chris
Slade en Matt Irving.
Eind 1979 verschijnt Flying Doesn’t Help
op Moore’s eigen Quango Records & Red Tapes-label in een
oplage van 15.000 stuks. Flying Doesn’t Help zit de
tijdgeest dicht op de huid met zijn schurende elektronica, metalige
productie en vernuftig geconstrueerde songs. De arty sfeer
doet denken aan het beste werk van Brian Eno en John Cale; aan
muzikale excentriekelingen als Bill Nelson en Peter Hammill; en aan
een plaat als Bowie’s Lodger. De nadruk ligt vooral op de
melodie; het is immers de new wave-tijd. ‘Judy Get Down’ is een
geweldige openingssong, en een single waardig. Het vervolg doet hier
beslist niet voor onder, zoals ‘Ready Ready’ met zijn bonkende
piano, stuwende ritme en dissonante geluiden, het duistere en met
zware gitaren afgezoomde ‘Lucia’ en het aanstekelijke ‘Caught
Being In Love’. Ook de zeer fraaie popliedjes ‘Girl It’s Your
Time’ en ‘War’ profiteren van Moore’s spacey effecten,
krassende gitaren en stotende pianospel. Het totale gebrek aan
promotie en de afwezigheid van informatie op de hoes – met daarop
een al even non-descripte foto van een vliegveld – verhinderen niet
dat alle 15.000 exemplaren vlot van de hand gaan en van Flying
Doesn’t Help een obscuur collector’s item maken. Anthony
Moore zelf blijft ook na opvolger World Service in 1980 een
cult-artiest met een lege bankrekening.
Judy
Get Down / Ready Ready / Useless Moments / Lucia / Caught Being In
Love / Timeless Strange / Girl’s
It’s Your Time / War / Just Us / Twilight ( Uxbridge Rd.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten