donderdag 23 mei 2013

A. More | Flying Doesn’t Help


In eerste instantie lijkt A. More nogal een mystificatie. Als deze More in 1979 vanuit het tamelijke niets Flying Doesn’t Help via een onbetekenend label op de markt slingert, is hij de grote onbekende. A. More? Wie is hij? A. More blijkt A. Moore te zijn en A. Moore is Anthony Moore, een van origine componist van filmmuziek. Moore trekt eind jaren zestig van Londen naar Duitsland en sluit zich aldaar aan bij een groep experimentele filmmakers. In Hamburg raakt hij verliefd op de jazzzangeres Dagmar Krause, trouwt met haar en gaat ook muzikaal een verbond met haar aan. Met de Amerikaanse tekstschrijver Peter Blegvad vormen de Brit Moore en de Duitse Krause het trio Slapp Happy. Na een lp in 1972 voor het Duitse Polydor-label, waarop de krautrockers van Faust als begeleidingsband fungeren, verkassen Moore, Krause en Blegvad naar Londen en vinden onderdak bij Virgin Records. 
De lp Slapp Happy wordt een van de eerste bescheiden succesjes van Virgin, maar dit wordt al snel overvleugeld door de impact van Mike Oldfields Tubular Bells. In een poging een doorbraak te forceren wordt Slapp Happy samengevoegd met het avantgardistische gezelschap Henry Cow. De geforceerde samenwerking levert twee lp’s op, maar het is geen succes. In 1975 verlaten Peter Blegvad en Anthony Moore dan ook het collectief. Moore gaat dan werken aan een solo-lp die echter nooit het licht zal zien omdat Virgin Moore bij het grofvuil zet. Aan het eind van de jaren zeventig werkt Moore gedurende anderhalf jaar aan zijn volgende soloplaat. In de Workhouse Studios neemt hij in dode studiotijd de tracks op die later Flying Doesn’t Help zullen vormen. Moore is verantwoordelijk voor zang, gitaren, toetsen en elektronica, en krijgt hulp van bevriende muzikanten zoals producer Laurie Latham en de Manfred Mann’s Earth Band-ritmesectie Chris Slade en Matt Irving. 
Eind 1979 verschijnt Flying Doesn’t Help op Moore’s eigen Quango Records & Red Tapes-label in een oplage van 15.000 stuks. Flying Doesn’t Help zit de tijdgeest dicht op de huid met zijn schurende elektronica, metalige productie en vernuftig geconstrueerde songs. De arty sfeer doet denken aan het beste werk van Brian Eno en John Cale; aan muzikale excentriekelingen als Bill Nelson en Peter Hammill; en aan een plaat als Bowie’s Lodger. De nadruk ligt vooral op de melodie; het is immers de new wave-tijd. ‘Judy Get Down’ is een geweldige openingssong, en een single waardig. Het vervolg doet hier beslist niet voor onder, zoals ‘Ready Ready’ met zijn bonkende piano, stuwende ritme en dissonante geluiden, het duistere en met zware gitaren afgezoomde ‘Lucia’ en het aanstekelijke ‘Caught Being In Love’. Ook de zeer fraaie popliedjes ‘Girl It’s Your Time’ en ‘War’ profiteren van Moore’s spacey effecten, krassende gitaren en stotende pianospel. Het totale gebrek aan promotie en de afwezigheid van informatie op de hoes – met daarop een al even non-descripte foto van een vliegveld – verhinderen niet dat alle 15.000 exemplaren vlot van de hand gaan en van Flying Doesn’t Help een obscuur collector’s item maken. Anthony Moore zelf blijft ook na opvolger World Service in 1980 een cult-artiest met een lege bankrekening.

Judy Get Down / Ready Ready / Useless Moments / Lucia / Caught Being In Love / Timeless Strange / Girl’s It’s Your Time / War / Just Us / Twilight ( Uxbridge Rd.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten