David
Blue is vaak afgedaan als een Dylan-cloon. Hij bevindt zich daarmee
in goed gezelschap van onder anderen Loudon Wainwright III, Steve
Goodman, John Prine en Bruce Springsteen. Net zoals de genoemde
singer-songwriters bewezen hebben vooral zichzelf te zijn, geldt ook
voor David Blue dat hij vooral David Blue is. De Dylan-invloeden ten
spijt, is het niet meer dan terecht dat David Blue op zijn merites
wordt beoordeeld. Volledig op eigen kracht en alom gerespecteerd door
zowel de Greenwich Village-scene in de begin jaren zestig als de
Westcoast countryrock-troupe van de jaren zeventig heeft David
Blue een interessant oeuvre tot stand gebracht; in elf jaar tijd
produceerde Blue zeven albums.
In
1960 vertrekt de dan 18-jarige Stuart David Cohen, geboren in
Providence, Rhode Island, naar New York. Hij maakt kennis met Phil
Ochs, Tom Paxton en – inderdaad Bob Dylan – en gaat deel uitmaken
van de New-Yorkse folkscene. Het is waar dat David Blue een groot
bewonderaar is van Dylan en als het ware geobsedeerd is door het
fenomeen Dylan, maar ondanks de onvermijdelijke muzikale gelijkenis
weet Blue toch een eigen geluid en stem te produceren. Toch lukt het
Blue niet om naam te maken in New York. Na Elektra verruild te heben
voor Reprise en New York voor Nashville – waar Blue onder de naam
S. David Cohen zijn derde lp opneemt – strijkt Blue in 1970 neer in
Los Angeles. Al snel gaat hij tot countryrock-elite behoren rondom
The Eagles, The Byrds en platenbaas David Geffen. Het megalomane
party-leven is de oorzaak van Blue’s flirt met heroïne.
Verslaving aan heroïne blijft uit, maar Blue gaat zich wel te
buiten – zoals elke zichzelf respecterende Californische
rockmuzikant – aan excessief cocaïne-gebruik. Op Stories,
Blue’s debuut voor Asylum, is een in zichzelf gekeerde songwriter
te horen. Stories is sober en beklemmend en tot dat moment David
Blue’s beste plaat, ook al worden er wereldwijd slechts 2.000
exemplaren verkocht.
Na
een redelijke succesvolle tournee naar Engeland is David Blue
optimistisch gestemd en na het sobere Stories is het een logische
stap om de volgende plaat op te nemen met een elektrische band. In de
herfst van 1972 vertrekt Blue naar San Francisco om zijn volgende
plaat op te nemen in de huisstudio van Graham Nash. Naast Nash, die
als producer fungeert, getuigt de aanwezigheid van een sterbezetting
van het respect dat Blue in muzikantenkringen geniet: bassist Chris
Etheridge, de gitaristen David Lindley en Dave Mason en Eagle Glenn
Frey geven acte de présence. Blue’s monotone stem wordt
behoorlijk opgepoetst door Nash zodat deze op Nice Baby And The Angel
zeer acceptabel klinkt, zeker in de harmoniepartijen waar Blue
ondersteund wordt door Nash, Frey en Mason. Het ijzersterke en
messcherpe Outlaw Man – door The Eagles gecoverd op
Desperado – zet de toon van een geïnspireerde en gevariëerde
plaat. De variatie bestaat in de goed gekozen afwisseling tussen de
competente country-rock en de meer singer-songwriter georiënteerde
liedjes. De composities zijn van meer dan gemiddelde kwaliteit, wat
van Blue verwacht mag worden, maar de meerwaarde zit hem in de
arrangementen van Blue en Nash. Of het nu de elektrische gitaren in
Outlaw Man of de slide gitaren in Train To Anaheim zijn,
David Lindleys mandoline of de piano- en strijkersarrangementen van
Graham Nash, dit alles draagt bij aan de coherentie van Nice Baby And
The Angel. In de aanwezigheid van zoveel creatieve geesten komt
Blue’s scheppingsdrang nu wel eens tot zijn volle recht, hetgeen
eerder nauwelijks lukte. De teksten zijn noch immer die van de
lamentabele troubadour die zijn bekentenissen doet aan de luisteraar:
I am the future you crave secretely / Many have loved me so
perfectly, klinkt het sarcastisch in Troubadour Song.
Ondanks de sterke countryrocksongs, van muzikaal decor voorzien door
topmuzikanten, is het toch vooral een stemmige en sombere Blue die in
kale songs als het genoemde Troubadour Song, On Sunday Any
Sunday en Yesterdays Lady de meeste indruk maakt. Nice
Baby And The Angel is daarmee zowel een klassieke countryrock-lp als
een zeer fraaie singer-songwritersplaat.
Nice
Baby And The Angel verkoopt al in de eerste week na release 15.000
stuks en dit lijkt op de erkenning waarnaar David Blue snakt. Blue
wil het kunstje met Graham Nash herhalen, de studio is al geboekt,
maar dan wordt hij slachtoffer van een writer’s block. Pas in 1975
komt Blue met een volgende – zeer teleurstellende – plaat. De
muziek en Californië de rug toekerend hervindt hij terug in New
York zijn passie voor acteren, hetgeen leidt tot rollen in Wim
Wenders Der Amerikanische Freund en Bob Dylans Renaldo &
Clara. De Dylan-idolaat is ook terug te vinden op de cover van
The Basement Tapes van Dylan & The Band. Gerevitaliseerd door
filmrollen en rollen in tv-series gaat David Blue een nieuwe fase in.
Zich bewust van zijn verleden van drugs en losbandigheid wordt hij
een gezondheidsidolaat. Het is dan ook wrang dat hij op 2 december
1982 tijdens het joggen in Washington Square Park overlijdt aan een
acute hartstilstand.
Outlaw
Man / Lady O’Lady / True To You / On Sunday, Any Sunday / Darlin’
Jenny / Dancing Girl / Yesterdays Lady / Nice Baby And The Angel /
Troubadour Song / Train To Anaheim
Geen opmerkingen:
Een reactie posten