Wie een
onderscheid maakt in de ontwikkelingsfasen van Deep Purple komt
onvermijdelijk uit bij Mark
1, Mark
2 en Mark
3. Van deze
drie bezettingen is Mark
2 zonder meer
de meest succesvolle. In de periode juli 1969 tot en met juni 1973
bestond de Britse band uit Ritchie Blackmore (gitaar), Jon Lord
(toetsen), Ian Paice (drums), Ian Gillan (zang) en Roger Glover
(bas). Deep Purple is dan, immens populair in Amerika en Japan, de
allergrootste hardrockband: Purplemania
overheerst
de wereld. Maar de roem eist zijn tol. Van nature tegenpolen,
bevechten de klassiek geschoolde Lord en de rock-‘n-roller
Blackmore elkaar om het leiderschap van de band. Slachtoffer van deze
geldingsdrang is Ian Gillan, die na vier studio-albums in december
1972 besluit op 30 juni 1973 te stoppen met Deep Purple. Omdat ook
Ritchie Blackmore samen met Ian Paice en Paul Rodgers (Free) plannen
heeft voor een nieuwe band lijkt het eind van Deep Purple nabij. Maar
Paice wordt omgepraat te blijven en met Lord en Glover op zoek te
gaan naar nieuwe bandleden. Met Paice blijft ook Blackmore, maar
alleen als Roger Glover vertrekt. Hetgeen geschiedt. Het management
van Deep Purple zoekt dan via advertenties twee nieuwe Purple-leden
en dus stromen de tapes binnen. Ondertussen hebben Paice en Lord een
kandidaat gespot in de persoon van Trapeze-zanger Glenn Hughes. Maar
vanwege de beoogde nieuwe vocale sound – dubbele zang – blijft
men op zoek naar een zanger, die uiteindelijk gevonden wordt in de
onervaren David Coverdale, dan werkzaam in een kledingboetiek. Zijn
donkere, bluesy stemgeluid maakt, ondanks zijn nervositeit en
onzekerheid, indruk op de Deep Purple-leden. In september 1974
bivakkeert het vijftal op het vertrouwde Clearwell Castle en legt
daar de basis voor de debuutplaat van Mark
3. Aan het
eind van die maand worden de nieuwe bandleden met veel tamtam aan de
pers voorgesteld en in november beginnen de opnamen voor het album in
Montreux, met behulp van de mobiele studio van The Rolling Stones en
de vertrouwde producer Martin Birch. In ruim een week – en zonder
ruzies – legt Deep Purple Mark
3 zijn
debuut vast en gaat dan toeren door Europa, al ligt de plaat nog niet
in de winkels. Dat gebeurt pas op 15 februari 1974 en blijkt het
wachten meer dan waard: Burn
is een
Purple-klassieker. Het titelnummer ‘Burn’ is een stormende heavy
rocker met een klassieke Blackmore-riff en fenomenale zang van de
tandem Hughes/Coverdale. De harmoniezang is een verrassend nieuw
element in de heavy Purple-sound, evenals het funky basspel van Glenn
Hughes, fraai geëtaleerd in energieke rocksongs als ‘Might
Just Take Your Life’, ‘Lay Down, Stay Down’ en ‘You Fool No
One’. Opvallend zijn ook de synthesizer-solo’s van Jon Lord, maar
zijn vertrouwde Hammond en Blackmore’s Stratocaster blijven de
bluesy heavyrock-sound overheersen. Van dat laatste getuigen de
nummers die Ritchie Blackmore nog op plank heeft liggen van Purple
Mark 2:
de geweldige rocker ‘Sail Away’ en de tranentrekkende blues
‘Mistreated’ – een subliem samenspel tussen Coverdale’s zang
en Blackmore’s gierende gitaar. Burn
bevat zoveel
nieuwe en verfrissende elementen dat de meeste critici hun scepsis
laten varen en het album omarmen als een uitstekende start van de
Mark
3-bezetting.
Dat mag zo zijn, maar opvolger Stormbringer
(1974) kan
al op minder positieve kritieken rekenen, terwijl op het volgende
album, Come
Taste The Band
(1975) Ritchie Blackmore vervangen is door de Amerikaan Tommy Bolin.
Het definitieve einde van de ooit populairste hardrockband komt op 24
juli 1976 als de Melody Maker het overlijdensbericht van Deep Purple
plaatst.
Burn
/ Might Just Take Your Life / Lay Down, Stay Down / Sail Away / You
Fool No One / What’s Going On Here / Mistreated / “A” 200
Geen opmerkingen:
Een reactie posten