Ondanks de lieflijke bandnaam blijken de leden van Love een groep agressieve en intimiderende muzikanten te zijn. In het bijzonder is voorman Arthur Lee een real pain in the ass. Het staat in schril contrast met de über-romantische en bijna van ultieme schoonheid barstende popmuziek die wordt gevormd door Forever Changes. Begin 1967 zijn Arhur Lee (zang, gitaar), Bryan Maclean (zang, ritmegitaar), John Echols (leadgitaar), Ken Forssi (bas) en Michael Stuart (drums) dé popkids van Sunset Boulevard. De psychedelische sound van Love is de jingle-jangle-pop van The Byrds voorbij, evenals de rauwe rhythm & blues van de garagebands. Een nieuwe dageraad breekt aan, waarin de orkestrale pop van Phil Spector, Burt Bacharach en Pet Sounds een duivels verbond aangaat met garagepunk. En waarin de gelukzaligheid van de flowerpower plaats maakt voor weirde en duistere rock die de onschuld voorbij is.
De architect van dit nieuwe Los Angeles, van deze nieuwe era is Arthur Lee, tovenaar Arthur Lee. Maar voordat het zover is, ontstaan er scheuren binnen de Love-gelederen. Lee, egocentrisch, maniakaal weigert op tournee te gaan en heeft zich teruggetrokken bovenop Mulholland Drive, met zicht op de stad beneden zich, en consumeert veel drugs, te veel drugs. Daar, in die afzondering, schrijft Lee nieuwe songs, voornamelijk op zijn akoestische gitaar. Aangezien de groep op dat moment geen hechte unit is, laat producer Bruce Botnick Lee in de Sunset Sound-studio bijstaan door leden van The Wrecking Crew: Carol Kaye (bas), Billy Strange (gitaar) en Hal Blaine (drums). Lee neemt met hen, overigens in de aanwezigheid van de overige Love-muzikanten, ‘Andmoreagain’ en ‘The Red Telephone’ op – met die alleszeggende beginzin: Sitting on the hillside / Watching all the people die. Een maand later is Love weer bijeen om verder te werken aan Forever Changes. Zonder studiomuzikanten zet de band een organisch en akoestisch klankbeeld neer van subtiele drums en akoestische gitaren, slechts twee keer doorsneden door een priemende gitaarsolo van Echols: in ‘A House Is Not A Motel’ en ‘Live And Let Live’.
De perfecte opener van Forever Changes, ‘Alone Again Or’, is een van de twee door Maclean geschreven songs en valt direct op door de flamenco-gitaar en de mariachi-trompet. Wat volgt is een ongenaakbare serie complexe liedjes met veel akkoordenwisselingen en gedurfde muzikale arrangementen. De cynische teksten van Lee contrasteren sterk met het warme, zachte akoestische gitaarspel en de incidentele klavecimbel. Dit wordt nog versterkt door de overrompelde orkestrale arrangementen die worden ingespeeld door strijkers- en blazerssectie van het Los Angeles Philharmonic. Deze perfecte samensmelting krijgt zijn apotheose in het symfonische slotakkoord van Forever Changes: ‘You Set The Scene’.
Forever Changes wordt geen hitalbum, maar met het verstrijken van de jaren – en de legendevorming van die waanzinnige sixties – is algemeen aanvaard dat Arthur Lee’s meesterwerk behoort tot de beste platen ooit gemaakt.
Alone Again Or / A House Is Not A Motel / Andmoreagain / The Daily Planet / Old Man / The Red Telephone / Maybe The People Would Be The Times Or Between Clark And Hilldale / Live And Let Live / The Good Humor Man He Sees Everything Like This / Bummer In The Summer / You Set The Scene