zaterdag 22 april 2017

Love | Forever Changes


Ondanks de lieflijke bandnaam blijken de leden van Love een groep agressieve en intimiderende muzikanten te zijn. In het bijzonder is voorman Arthur Lee een real pain in the ass. Het staat in schril contrast met de über-romantische en bijna van ultieme schoonheid barstende popmuziek die wordt gevormd door Forever Changes. Begin 1967 zijn Arhur Lee (zang, gitaar), Bryan Maclean (zang, ritmegitaar), John Echols (leadgitaar), Ken Forssi (bas) en Michael Stuart (drums) dé popkids van Sunset Boulevard. De psychedelische sound van Love is de jingle-jangle-pop van The Byrds voorbij, evenals de rauwe rhythm & blues van de garagebands. Een nieuwe dageraad breekt aan, waarin de orkestrale pop van Phil Spector, Burt Bacharach en Pet Sounds een duivels verbond aangaat met garagepunk. En waarin de gelukzaligheid van de flowerpower plaats maakt voor weirde en duistere rock die de onschuld voorbij is. 
De architect van dit nieuwe Los Angeles, van deze nieuwe era is Arthur Lee, tovenaar Arthur Lee. Maar voordat het zover is, ontstaan er scheuren binnen de Love-gelederen. Lee, egocentrisch, maniakaal weigert op tournee te gaan en heeft zich teruggetrokken bovenop Mulholland Drive, met zicht op de stad beneden zich, en consumeert veel drugs, te veel drugs. Daar, in die afzondering, schrijft Lee nieuwe songs, voornamelijk op zijn akoestische gitaar. Aangezien de groep op dat moment geen hechte unit is, laat producer Bruce Botnick Lee in de Sunset Sound-studio bijstaan door leden van The Wrecking Crew: Carol Kaye (bas), Billy Strange (gitaar) en Hal Blaine (drums). Lee neemt met hen, overigens in de aanwezigheid van de overige Love-muzikanten, ‘Andmoreagain’ en ‘The Red Telephone’ op – met die alleszeggende beginzin: Sitting on the hillside / Watching all the people die. Een maand later is Love weer bijeen om verder te werken aan Forever Changes. Zonder studiomuzikanten zet de band een organisch en akoestisch klankbeeld neer van subtiele drums en akoestische gitaren, slechts twee keer doorsneden door een priemende gitaarsolo van Echols: in ‘A House Is Not A Motel’ en ‘Live And Let Live’. 
De perfecte opener van Forever Changes, ‘Alone Again Or’, is een van de twee door Maclean geschreven songs en valt direct op door de flamenco-gitaar en de mariachi-trompet. Wat volgt is een ongenaakbare serie complexe liedjes met veel akkoordenwisselingen en gedurfde muzikale arrangementen. De cynische teksten van Lee contrasteren sterk met het warme, zachte akoestische gitaarspel en de incidentele klavecimbel. Dit wordt nog versterkt door de overrompelde orkestrale arrangementen die worden ingespeeld door strijkers- en blazerssectie van het Los Angeles Philharmonic. Deze perfecte samensmelting krijgt zijn apotheose in het symfonische slotakkoord van Forever Changes: ‘You Set The Scene’. 
Forever Changes wordt geen hitalbum, maar met het verstrijken van de jaren – en de legendevorming van die waanzinnige sixties – is algemeen aanvaard dat Arthur Lee’s meesterwerk behoort tot de beste platen ooit gemaakt. 

Alone Again Or / A House Is Not A Motel / Andmoreagain / The Daily Planet / Old Man / The Red Telephone / Maybe The People Would Be The Times Or Between Clark And Hilldale / Live And Let Live / The Good Humor Man He Sees Everything Like This / Bummer In The Summer / You Set The Scene

donderdag 20 april 2017

Andrew Combs | Canyons of My Mind

Het zou mooi zijn als Andrew Combs met zijn nieuwe album Canyons of The Mind echt zou doorbreken. Hij schurkt er namelijk heel dicht tegen aan. In 2010 debuteerde de geboren Texaan maar naar Nashville, Tennessee verhuisde singer-songwriter met de schitterende ep Tennessee Time. Hij liet zich beluisteren als een mix tussen de klassieke Guy Clark en de meer eigentijdse Ryan Adams. Daarna volgden de werkelijk prachtige albums Worried Man (2012) en All These Dreams (2015); een bevestiging van Combs’ grootse talent. Canyons of My Mind gaat naar mijn mening nog een stapje verder, want voortreffelijke liedjes en getoonzet in een wat donkerder klankbeeld dan voorganger All These Dreams. Het maakt Andrew Combs een nog indrukwekkender singer-songwriter dan hij al was. Aldus meen ik dat Canyons of My Mind zijn beste album tot nu toe is, met enerzijds broeierige countryrocknummers als ‘Heart of Wonder’ en ‘Blood Hunters’ en anderzijds ontroerende ballads als ‘Hazel’ en ‘Silk Flowers’. Topnummer is echter het met scheurende gitaar een majestueuze strijkers naar een climax gevoerde ‘Bourgeois King’. Bijzonder fraai.

‘Heart of Wonder’ | ‘Sleepwalker’ | ‘Dirty Rain’ | ‘Hazel’ | ‘Rose Colored Blues’ | ‘Better Way’ | ‘Lauralee’ | ‘Blood Hunters’ | ‘Silk Flowers’ | ‘Bourgeois King’ | ‘What It Means To You’ 

Gepubliceerd in Platomania

zaterdag 15 april 2017

Greenfield & Cook | Greenfield & Cook

Ze ontmoeten elkaar in The Hurricanes, een Haagse beatgroep met een single op hun conto, dan gaan ze in 1968 verder als het duo Popshop. Al vlot veranderen Rink Groeneveld en Peter Kok hun naam in, inderdaad, Greenfield & Cook. Het is nogal paradoxaal dat de debuutsingle ‘The End’ heet, maar niettemin is het het begin van een mooie reeks hits. Na ‘A Day Begins’ volgt in de nazomer van 1971 de eerste echt grote hit: ‘Only Lies’. Dat succes wordt in het voorjaar van 1972 uitgebouwd met het inmiddels klassieke ‘Don’t Turn Me Loose’ dat gelijktijdig met de lp Greenfield & Cook wordt uitgebracht. Geproduceerd door ex-Golden Earrings Jaap Eggermont en begeleid door muzikanten als Hans Hollestelle, John Lagrand en Louis Debij zingen Greenfield & Cook met z’n beiden de sterren van de hemel. Het album is bezaaid met honingzoete, maar zeer fraaie popliedjes als ‘To Rob (What Am I Supposed To Do)’, ’Darling, Darling’, ‘Gone’ en ‘The End’. De akoestische sound en de meanderende samenzang is zo hier en daar versierd met een klaaglijke Toots Thielemans-mondharmonica (‘To Rob (What Am I Supposed To Do))’, een sfeerverhogend Herb Alpert-trompetje (‘Baby Don’t Cry’) en bloedrode strijkers (‘It’s Up To You (Part Two’)). Noem het softpop, noem het folkrock, prachtig is het en het doet vooral sterk denken aan de jaren zestig sound van The Byrds. Greenfield & Cook is een loepzuivere popplaat, geschraagd door de klassieke nederpophits ‘Only Lies’ en ‘Don’t Turn Me Loose’.

Greenfield & Cook. Polydor, 1972. ‘Don’t Turn Me Loose’ | ‘To Rob (What Am I Supposed To Do)’ | ‘Where’ | ‘Darling, Darling’ | ‘Going Home’ | ‘Baby Don’t Cry’ | ‘Only Lies’ | ‘All Over the World’ | ‘It’s Up To You’ | ‘It’s Up To You (Part Two)’ | ‘Gone’ | ‘The End’

donderdag 6 april 2017

Father John Misty | Pure Comedy

Josh Tillman heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een van de grote indie-rocksterren. In zijn hoedanigheid van Father John Misty maakte hij al schitterende platen; zijn derde, Pure Comedy, is misschien wel briljant. Al in 2003 debuteerde Tillman, toen hij zich, geboren in Rockville, Maryland, eenmaal in Seatlle gevestigd had. Zijn platen werden steeds beter, met als voorlopig hoogtepunt Vacilando Territory Blues in 2009, maar toen was Tillman al als drummer ingelijfd bij Fleet Foxes. Gepokt en gemazeld door het wereldsucces van Fleet Foxes ontpopte Tillman zich vervolgens als een enigmatische, ja priester-achtige verschijning: Father John Misty. Tillman graaft diep in zijn ziel op Pure Comedy, een puur persoonlijke album. Hij zingt over zijn innerlijk leven in de moderne metropool Los Angeles en ziet alles langzaam afbrokkelen. Opener en titelsong 'Pure Comedy' heeft in die zin net zo’n dwingende intensiteit als Rufus Wainwrights 'Going To A Town' (2007) en voort gaat Tillman, zingend vanuit zijn hart en spaarzaam begeleid door piano, gitaar, bas en gestopte drums, maar uitbundig door zwaarmoedige en onheilszwangere strijkers. Het levert, in een co-productie met Jonathan Wilson, een schitterend geluidsbeeld op, modern maar ook verwijzend naar klassieke jaren zeventigplaten van Jackson Browne, Elton John en The Beach Boys. Tillman rijgt het ene hoogtepunt aan het andere, het zou dwaas zijn er een uit te tillen - of het moet het dertien minuten klokkende 'Leaving LA' zijn. De dertien soul-searching songs tezamen - op vinyl een dubbelaar - zijn een zinderende luisterervaring. Pure Comedy kan niet anders dan een van de beste platen van 2017 zijn.

Pure Comedy | Total Entertainment Forever | Things That Would Have Been Helpful To Know Before | Ballad Of The Dying Man | Birdie | Leaving LA | A Bigger Paper Bag | When The God Of Love Returns There’ll Be Hell To Pay | Smoochie | Two Wildly Different Perspectives | The Memo | So I’m Growing Old On Magic Mountain | In Twenty Years Or So

Bella Union, 2017

Gepubliceerd in Platomania

zaterdag 1 april 2017

Foghat | Foghat Live

Foghat is de hardrock-afsplitsing van de Britse bluesband Savoy Brown. Het kwartet is vooral populair in de Verenigde Staten - en onder contract bij Woodstock-label Bearsville. Na vijf studioplaten in de periode 1972 tot 1976 is Foghat Live een bevestiging van de populaire Amerikaanse status. Boogie en rock-’n-roll, enthousiast en zwetend gebracht, zijn de kenmerken van Foghat, zeker wanneer het een optreden in de Amerikaanse arena’s betreft. Opgenomen tijdens hun Amerikaanse toernee in het voorjaar van 1977 is Foghat Live een heerlijk hardrock-boogie-album met dampende rocksongs als ‘Fool for the City’ en de Amerikaanse hit ‘Slow Ride’.

Fool for the City / Home in My Hand / I Just Want To Make Love To You / Road Fever / Honey Rush / Slow Ride 

Bearsville, 1977