Voorbij de punk en de postpunk is daar in 1982 positive punk; een kortstondige hype in de kelders van de Londense muziekscene. Het pathetische gedweep met vampiers, vleermuizen en voodoo terzijde, beslist interessant zijn bands als Sex Gang Children en The Southern Death Cult. De laatste wordt geleid door Ian Astbury, die geïnspireerd door de indiaanse cultuur en getooid met een mohawkkapsel de aandacht trekt. The Southern Death Cult wordt in no time een hype, maar als het kwartet 100.000 pond geboden wordt door zowel EMI als CBS, trekt bandleider Astbury aan zijn stutten.
Astbury sluit vriendschap met ex-Theatre Of Hate-gitarist Billy Duffy en samen gaan zij verder als Death Cult, dat overigens slechts een ep en een single uitbrengt. Maar het partnerschap van Astbury en Duffy – een klassieke zanger-gitarist-tandem à la Jagger/Richards, Plant/Page en Tyler/Perry – bestendigt, want in januari 1984 is daar het definitieve vehikel: The Cult. Het debuut Dreamtime is in 1984 al een prachtplaat; de keldergalm is vervangen door trotse, bevlogen rock die hint naar U2. Astbury is de onstuitbare zanger met de melodramatische bariton, partner Duffy de pragmatische en briljante gitarist. Het duo wordt begeleid door bassist Jamie Stewart en drummer Nigel Preston. Het volgende album wensen Astbury en Duffy op te nemen met Steve Lillywhite, maar per abuis wordt het een andere Steve: Wham!-producer Steve Brown. Met Preston wordt nog de single 'She Sells Sanctuary' opgenomen, voor het overige worden de drumpartijen ingespeeld door Big Country's Mark Brzezicki. In Engeland wordt 'She Sells Sanctuary' in de zomer van 1985 een hit; in Nederland wordt de gedreven rocksong veelvuldig op de radio gedraaid, maar tip- noch hitparade wordt bereikt. Het album Love betekent wél een bescheiden doorbraak in Nederland. En terecht, want een gedreven gitaaralbum, aangewakkerd door passie, spiritualiteit en liefde. Muzikaal schuift The Cult op naar de klassieke rock van Led Zeppelin en Free, maar Duffy's gitaarsound, een beetje geleend van Big Country, klinkt moderner. Duffy blijkt een veelzijdige gitarist, getuige de monsterriff op titelnummer 'Love', het Hendrix-achtige gitaarspel op 'Phoenix' en de gloedvolle tremolo-sound op het weergaloze 'Black Angel'. Catchy en gedreven rocksongs, in het spoor van 'She Sells Sanctuary', zijn er in 'Nirvana', 'Rain', 'Hollow Man' en 'Revolution', terwijl 'Brother Wolf, Sister Moon' de barokke powerballad is waarin Astbury tot grote hoogten stijgt. Dit is schitterende rockmuziek; kracht bijgezet door de bloemetjes, kralen, paisley-motiefjes en de symbolen op de hoes. Dit alles tezamen maakt van Love een kleurrijk, neo-psychedelisch en hartstochtelijk hard rockend album.
Het succes van Love in Nederland wordt in 1986 bekroond met een optreden op Pinkpop. Het wereldwijde succes van The Cult wordt een jaar later bestendigd met het door Rick Rubin geproduceerde Electric, dat in 1989 gevolgd wordt door Sonic Temple. Dan is The Cult in Amerika een stadion-act en baden Astbury en Duffy in rijkdom, en dompelen zich onder in excessen, alcohol en drugs. Prachtige albums als Dreamtime, Love en Electric ten spijt, The Cult verwordt in de jaren negentig jammerlijk tot een soort van rock-'n-roll circusact.
Nirvana / Big Neon Glitter / Love / Brother Wolf, Sister Moon / Rain / Phoenix / Hollow Man / Revolution / She Sells Sanctuary / Black Angel