dinsdag 29 april 2014

The Delines | Colfax



Het leek er een beetje op dat we weinig meer zouden vernemen van Willy Vlautin en zijn Richmond Fontaine. The High Country uit 2011 alweer is de laatste Richmond Fontaine-plaat, terwijl Vlautin zich ondertussen richtte op een schrijverscarrière – en daar overigens in slaagde. Verheugend is het dat hij terug is aan het alt.country-front, niet met Richmond Fontaine, maar met The Delines. Het belangrijkste verschil tussen de twee is de zwoele, nachtclub-stem van Amy Boone, zangeres van The Damnations Tx. Gebleven is dezelfde desolaatheid, dezelfde treurigheid, dezelfde thematiek – die van casino's, bars en eenzame drinkers. Willy Vlautin is naast gitarist in The Delines ook schrijver van de tien schitterende, weemoedige country-eske liedjes op Colfax. De elfde song is een cover van Randy Newmans Sandman's Comin. Een broeierige sfeer van hopeloze treurigheid en onvervuld verlangen, bekrachtigd door een huilende pedal steel, doordesemt Colfax, dat in zijn genre – dat van de countrysoul – een topstuk is.

Calling In / Colfax Avenue / The Oil Rigs At Night / Wichita Ain't So Far Away / I Won't Slip Up / Sandman's Coming / State Line / Flight 31 / He Told Her The City Was Killing Him / I Got My Shadows / 82nd Street 

zondag 27 april 2014

Plum Nelly | Deceptive Lines

Dit is er weer zo een: een lp bij een groot label – Capitol – totale obscuriteit en toch een klein meesterwerkje: Plum Nelly met Deceptive Lines. Vijf jonge mannen, gevestigd in New York, veranderen hun bandnaam Creedmore State in het ridicule Plum Nelly. Hun muziek lijdt er niet onder, want op het debuutalbum, door Capitol uitgebracht in het jaar 1971, klinkt de band ronduit fantastisch. Plum Nelly steekt de Britse invloeden niet onder stoelen of banken; een avontuurlijke mix van Traffic, Spooky Tooth en Deep Purple bezwangert het prachtige album Deceptive Lines. De plaat bevat vijf uitgesponnen rocksongs en de drie minuten klokkende catchy afsluiter 'Never Done'. In de gedragen tracks klinkt Plum Nelly zowel pastoraal – met prachtige dwarsfluitpartijen – als heavy progressive vanwege het lyrische gitaarspel. In het bluesy, soulvolle 'Lonely Man's Cry' verzorgen de legendarische Sweet Inspirations de achtergrondzang. De hoofdprijzen zijn echter voor 'Deception' (8:57) en 'Sail Away' (8:47) – fantastische classic rocksongs. Deceptive Lines is een schitterend rockalbum van een Amerikaanse band die het niet heeft gemaakt.

Deception / Carry On / The Demon / Lonely Man's Cry / Sail Away / Never Done          

woensdag 23 april 2014

The Ashtray Hearts | Perfect Halves

Asbakken misschien, maar aan schoonheid geen gebrek. Dit sextet uit Minneapolis, Minnesota paart op Perfect Halves eenzaamheid en melancholie aan eenvoud en transparantie. In een 19e eeuwse kathedraal – wat oud is voor Anglo-Amerikanen – aan Lake Superior in Duluth heeft deze band tien nummers opgenomen die organisch en aansprekend zijn en de poprock met country-invloeden van bijvoorbeeld Toad The Wet Sprocket, Clay Idols of Hannah Cranna in herinnering brengen. The Ashtray Hearts borduren voort op hun fraaie debuut Old Numbers uit 2002 en laten hun sterke punten voor zich spreken: het weemoedige stemgeluid van Dan Richmond en de atmosferische gitaar van Steve Yernberg. Aan topnummers geen gebrek; het aanvangstrio 'Rules', 'On The Wires' en 'Exits' is wonderschoon, om maar niet te spreken van 'English', 'Perfect Halves', 'New York' en de ruim acht minuten klokkende afsluiter 'Flowers': melodramatisch, maar tegelijk van een zeer grote pracht. Perfect Halves is perfecte, herfstige rootsmuziek, soms te mooi om waar te zijn. Tijdloze muziek derhalve, wat The Ashtray Hearts tevens lijken te willen uitdrukken in hun kleine maar o zo fijne oeuvre: Old Numbers in 2002; Perfect Halves in 2005; en The Strangest Light in 2013.

Rules / On The Wires / Exits / English / Perfect Halves / New York / Long Enough / Valentine / Where You Sleep / Flowers

zondag 20 april 2014

Bubble Puppy | A Gathering Of Promises

Corpus Christi, Texas, 1967. Uit de as van The Bad Seeds herrijst een nieuwe band: Willowdale Handcar. Maar na een bezoek aan San Francisco, het ruimhartig consumeren van LSD en een blik in Aldous Huxleys Brave New World is een nieuw elan en een nieuwe naam onontkoombaar: Bubble Puppy richt zich op heavy acidrock, geworteld in Texaanse psychedelica en qua harmonieën en zang beïnvloed door Buffalo Springfield en Moby Grape. In Austin, Texas komt Bubble Puppy onder de hoede van Lelan Rogers en zijn International Artists-label, wordt de debuutsingle 'Hot Smoke & Sassafras' een totaal onverwachte nationale hit en lijkt de weg open te liggen voor Bubble Puppy's debuutplaat: A Gathering Of Promises. Een doorbraak is het kwartet echter niet gegund – een groot onrecht. Want wat is A Gathering Of Promises een fascinerend melodieuze acidrockplaat waarop de dubbele gitaar-line-up schittert en de meerstemmige zang flonkert als kristal. Opener 'Hot Smoke & Sassafras' wordt gevolgd door negen geestverruimende songs, met als magisch middelpunt de acht minuten van 'I've Got To Reach You': een amalgaam van Westcoast-psychedelica en southern rock avant la lettre, In 1970 is Bubble Puppy geschiedenis, al komt het viertal een jaar later terug als Demian met een ijzersterke Steppenwolf-achtige hardrockplaat.

Hot Smoke & Sassafras / Todd's Tune / I've Got To Reach You / Lonely / A Gathering Of Promises / Hurry Sundown / Elizabeth / It's Safe To Say / Road To St. Stephens / Beginning 

zondag 13 april 2014

Scud Mountain Boys | Massachusetts

Een gedeukte Pontiac uit een voorbij tijdperk, zonder nummerplaat en met een over de grond slepende achterbumper, dat is het vervoermiddel waarmee de Scud Mountain Boys zich over de highways en byways bewegen van Massachusetts en Connecticut. Als je op basis van de afgetrapte auto en bandnaam een stelletje langharige rednecks verwacht, dan kom je bedrogen uit. De Scud Mountain Boys staan op Massachusetts namelijk garant voor fragiele countryliedjes, weliswaar met een niet al te opwekkende lading, maar altijd voorzien van uiterst sfeervol en diepmelancholiek klankbeeld.
Zanger en gitarist Joe Pernice richt in Northampton, Massachusetts in 1991 samen met gitarist en pedal steelspeler Bruce Tull, bassist Stephen Desaulniers en drummer en mandolinespeler Tom Shea The Scuds op. Het kwartet speelt rauwe punkrock en toert extensief door New England, maar is al snel het rondzeulen met apparatuur zat. Liever speelt de band akoestische countryliedjes rond de keukentafel. Maar al snelt verruilt het viertal de keukentafel voor een podium en gaat opnieuw toeren met een vernieuwd repertoire en een nieuwe, niet van ironie gespeende naam: Scud Mountain Boys. Getrouw aan de vernieuwde – akoestische – formule nemen de Scud Mountain Boys hun eerste twee platen – Pine Box (verschijnt als cassette) en Dance The Night Away op in de keuken van Bruce Tull. Begin 1996, binnen een jaar na de release van de beide platen, worden de Scud Mountain Boys getekend door het fameuze Sub Pop-label en gaan de boys in Mike Demings Studio.45, met hulp van producer Tom Monahan, werken aan de door Joe Pernice gecomponeerde liedjes.
Het resultaat, Massachusetts, is het eerste internationale – en dus ook Europese – teken van leven van de Scud Mountain Boys; overduidelijk geen bebaarde rednecks, maar sensitieve jongemannen, muzikaal gevormd door punkrock en country. De veertien liedjes, alle geworteld in een country- en folktraditie, zijn in de kern kampvuurliedjes die gestuurd worden door de stem en gitaar van Joe Pernice; zijn hese en ijle stem – sterk gelijkend op die van Colin Blunstone – sluit naadloos aan op de akoestische toonzetting van de composities. Daarbij zorgen een jankende elektrische gitaar en een jengelende pedal steel voor rake nuances. Massachusetts is een combinatie van melodieuze pop en verstilde country: countryfied pop, zoals de toepasselijke Britse benaming luidt. Massachusetts is vanzelfsprekend geen grotestadsmuziek, doch is opgebouwd uit introverte en soms wanhopige liedjes die bij uitstek de rurale sfeer van New England verbeelden. Muziek voor bij een kampvuur, gesitueerd in de eindeloze bossen van Amerika’s oostkust. Nummers als ‘In A Ditch’, ‘Big Hole’ en ‘Grudge****’ – met priemende gitaarsolo – getuigen van een compositorisch vernuft en worden bovendien aangejaagd door de Weltschmertz van Joe Pernice. Titelnummer ‘Massachusetts’ is een gracieus popnummer en ‘Knievel’, met daarin ongetwijfeld Evil Knievels levensmotto: I’m only free when I’m flying, is de indrukwekkende afsluiter. Maar het prijsnummer van de plaat is ‘Lift Me Up’, een slepende countryrocksong in de beste Neil Young-traditie die bovendien de algehele atmosfeer van Massachusetts treffend neerzet; die van een roadmovie zonder happy end.
Met Massachusetts hebben de Scud Mountain Boys een van de betere cd’s van 1996 gemaakt en bewijzen ze een welkome toevoeging te zijn aan de ontkiemende alt.countrymovement. Massachusetts is een geladen en tegelijk ingetogen klein meesterwerk en behoort aldus tot het beste dat Sub Pop heeft uitgebracht in het post-grungetijdperk. De internationaal lovende recensies blijken overigens voor Joe Pernice geen reden om voort te bouwen aan het Scud Mountain Boys-bouwwerk: binnen twee jaar verschijnt Overcome By Happines, het debuut van The Pernice Brothers.

In A Ditch / Scratch Ticket / Penthouse In The Woods / Grudge**** / Big Hole / Van Drunk / Lift Me Up / Liquor Store / A Ride / Holy Ghost / Cigarette Sandwich / Massachusetts / Glass Jaw / Knievel



dinsdag 8 april 2014

Gravy Train | (A Ballad Of) A Peaceful Man

Een kwartet uit Manchester dat niet alleen pure progressive rock bedrijft, maar ook het christelijke geloof uitdraagt. Samen met groepen als Cressida en Beggars Opera komen ze onder contract bij Vertigo, hetgeen gerechtvaardigd wordt door Gravy Trains sound: dynamische composities met een hoofdrol voor priemende gitaarsolo’s, zweverige fluitsolo’s, mellotrongordijnen en opvallend sterke zang. Het tweede album, (A Ballad Of) A Peacuful Man, is nogal heavy en doet mede door de zang denken aan Uriah Heep. Schitterende melodieuze songs als ‘Alone In Georgia’ en ‘Home Again’ vallen op door de gecompliceerde harmoniezang, terwijl titelnummer ‘(A Ballad Of) A Peacuful Man’ zeven minutenlang meeslepende progrock in optima forma is. Gravy Train brengt het verder dan dat ene album: tussen 1970 en 1974 brengt de band vier lp’s op de markt. Maar halverwege de jaren zeventig is de belangstelling voor progrock weggeëbd en dus ook voor Gravy Train.

Alone In Georgia / (A Ballad Of) A Peaceful Man / Jule’s Delight / Messenger / Can Anybody Hear Me? / Old Tin Box / Won’t Talk About It / Home Again

zondag 6 april 2014

Widespread Panic | Everyday

De stijl van The Allman Brothers Band en The Grateful Dead samensmedend, is Widespread Panic een typische jamband. Terwijl het populaire Amerikaanse genre vooral oude hippies trekt, is daar begin jaren negentig een jamband voor Generation X. Als kwartet opgericht in Athens, Georgia, toert de band onuitputtelijk door de zuidelijke staten en het midwesten en trekt zo een eigen publiek van neo-hippies die zijn opgegroeid met punk en gitaarmuziek. Als beloning voor de succesvolle marathonshows wordt Widespread Panic getekend door hét southern rock-label: Capricorn. Net als het titelloze tweede album van de band wordt Everyday geproduceerd door legende Johnny Sandlin. Widespread Panic is ondertussen uitgebreid met een vaste organist en percussionist; het zestal staat nu garant voor een groovende, tussen southern rock, blues en jazz hangende sound die volop ruimte biedt voor gitaar-geïmproviseer. Opgenomen in de al even befaamde Muscle Shoals-studio's in Alabama, is Everyday een broeierig album met veertien uitgesponnen southern rock-songs, die zonder uitzondering een langzame opbouw kennen en dan exploderen in lyrisch gitaarwerk. Everyday grossiert in live-favorieten als 'Hatfield', 'Papa's Home', 'Diner' en het albumhoogtepunt 'Pilgrims'. Zoals het een jamband betaamt gaat Widespread Panic, weliswaar in wisselende bezettingen, maar door en door en geniet ze in het Amerikaanse heartland de reputatie een van de grootste neo-hippie jambands te zijn.

Pleas / Hatfield / Wondering / Papa's Home / Diner / Better Off / Pickin' Up The Pieces / Henry Parsons Died / Pilgrims / Postcard / Dream Song

woensdag 2 april 2014

The Hollies | Romany

In 1968 heeft Graham Nash al The Hollies verlaten, in 1971 volgt mede-oprichter Allan Clarke. Als zanger treedt in zijn plaats het Zweedse popidool Mikael Rickfors. Het is een nieuwe start voor The Hollies, temeer daar hun langdurige contract met EMI is afgelopen. In april 1972 verschijnt dan ook op Polydor de eerste single met Rickfors, de fantastische Chip Taylor-compositie 'The Baby'. The Hollies nemen dan in de Abbey Road-studio's hun twaalfde lp op, die in november '72 onder de titel Romany verschijnt. Romany is The Hollies' Westcoast/countryrock-album, want de zinderende harmonieën van Tony Hicks en Terry Sylvester doen in geweldige liedjes als 'Lizzy And The Rainman' en 'Delaware Taggett And The Outlaw Boys' sterk denken aan Crosby, Stills & Nash en The Eagles. Opvallend zijn covers van Judee Sills 'Jesus Was A Crossmaker' en David Ackles' 'Down River', ronduit schitterend het titelnummer 'Romany' en Mikael Rikfors' superbe 'Touch'. Romany is een onverwacht sterk Hollies-album en het enige met Mikael Rickfors, want als Allan Clarke in de zomer teruggevraagd wordt bij The Hollies, keert Rickfors terug naar Zweden.

Won't You Feel Good That Morning / Touch / Words Don't Come Easy / Magic Woman Touch / Lizzy And The Rainman / Down River / Slow Down / Delaware Taggett And The Outlaw Boys / Jesus Was A Crossmaker / Romany / Blue In The Morning / Courage Of Your Convictions