Al
in 1961 is Karen Dalton, geboren Karen Cariker in 1937 in Bonham,
Texas, de ster in de New Yorkse folkscene. Ravissant, gewapend met
akoestische gitaar, banjo en een notitieboek vol
Appalachen-traditionals ligt het publiek in Café Wha? ademloos
aan haar voeten, onder de indruk van haar intense stemgeluid. Ze
klinkt met haar krakerige stem, haperend en vibratoloos, als Billy
Holliday die de mountainblues zingt. In 1969 verschijnt het
akoestische countryblues-debuut op Capitol Records, maar een succes
is het niet, met als gevolg dat Dalton aan lager wal raakt en
afwisselend in een trailer in Colorado leeft en een
junkie-appartement in de Bronx, New York. Woodstock-organisator
Michael Lang weet Dalton in 1970 de Bearsville-studio in te krijgen
om met muzikanten als Harvey Brooks (bas), Amos Garrett (gitaar) en
Ben Keith (pedal steel) een soort van countryrockalbum op te nemen.
In
My Own Time is
een
tweeslachtig album, dat ontsierd wordt door bloedeloze covers van
uitgewoonde liedjes als 'When A Man Loves A Woman' en 'How Sweet It
Is'. Anderzijds zijn Dino Valenti's 'Something On Your Mind', Richard
Manuels 'In A Station' en Paul Butterfields 'In My Own Dream'
meeslepende countryrocksongs en is de traditional 'Katie Cruel' –
gedragen door Daltons banjo en Bobby Notkoffs spookachtige viool –
van een ongenaakbare schoonheid. Karen Daltons verdere leven is min
of meer een mysterie. In
My Own Time is
haar laatste plaat; 22 jaar later overlijdt ze berooid en door
HIV-besmet op 55-jarige leeftijd in haar appartement in de Bronx.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten