Bob
Segarini wil dolgraag in een band, maar de eerste wordt hij uitgezet
wegens te lang haar, de tweede vanwege het roken van marihuana. Dus
richt hij in 1966, in Stockton, Californië zijn eigen band op:
The Family Tree, dat net als Harry Nilsson bij RCA onder contract
komt. Heftig beïnvloed door de psychedelica van Sgt. Pepper
en de harmonieën van Pet Sounds creëert
Segarina zijn eigen droomwereld met Miss Butters. Na
een jaar schrijven op zijn kamertje in Stockton – afgewisseld door
rondhangen met Nilsson – heeft Segarini, geïnspireerd door
diens vroegere kleuterjuf, tekst en muziek gereed. De bandleden
zingen zelf de teksten in, maar spelen geen noot. RCA kiest veilig
voor de ervaren studiomusici van The Wrecking Crew. Zeer bijzonder
zijn de zware orkestrale arrangementen en het vroege gebruik van de
moog. Maar de uitgekiende melodieën en de fabuleus gearrangeerde
zangharmonieën zijn de ware smaakmakers van dit barokke
popalbum. Miss Butters –
het enige album van The Family Tree – is een genegeerd hoogtepunt
van de psychedelische pop, waarvoor de visionaire Bob Segarini ten
volle de credits verdient.
zondag 31 augustus 2014
The Family Tree | Miss Butters
zondag 24 augustus 2014
Free | Fire And Water
In
1970 is Free naarstig op zoek naar een hitsingle. Gestart vanuit de
blues in 1968 en onafgebroken toerend door Engeland en zelfs door
Amerika, lijkt het er niet op dat Free het grote publiek zal
bereiken. Paul Rodgers (zang), Paul Kossoff (gitaar), Andy Fraser
(bas) en Simon Kirke (drums) hebben reeds twee lp’s gemaakt, maar
de doorbraak, is hun heilige overtuiging, moet komen van een single;
van een catchy en compact liedje. Na een sloom en mislukt optreden
komt de dan 17-jarige Fraser met een riff en heeft in 10 minuten de
muziek klaar, waarna Rodgers de simpele tekst over de obligate
versiertruc van een playboy toevoegt. Een wereldhit is geboren: ‘All
Right Now’. Wel wordt het nummer op aanraden van mentor en
platenbaas Chris Blackwell drastisch ingekort, want anders is het te
lang voor de BBC. Een wereldhit dus; ‘All Right Now’ verblijft
ook in de zomer van 1970 in Nederland langdurig in de Top-10. De
langere versie van ‘All Right Now’ is terug te vinden op Fire
And Water, de lp die Free in 1970 de welverdiende doorbraak
bezorgt. De single is niet het enige selling-point op Fire
And Water. Free heeft evenals zijn tijdgenoten – Led Zeppelin,
Deep Purple – de traditionele bluesstijl losgelaten en
experimenteert met soul- en popstructuren en hoog opgeschroefd
volume. Free blijft echter een compact en droog spelende band. Paul
Rodgers is de fenomenale zanger die studio-effecten verfoeit, de
klassiek getrainde Kossoff heeft een vloeiende en ook priemende
gitaarstijl en het karakteristieke basspel van Andy Fraser is droog
knorrend. ‘Fire And Water’ en ‘Mr. Big’ worden klassiekers op
het live-repertoire van Free, maar de schoonheid zit hem in de
epische en subtiele hardrocksongs als ‘Oh I Wept’,‘Heavy Load’
en in uitbundige mate in ‘Don’t Say You Love Me’. Fire And
Water wordt in navolging van ‘All Right Now’ met lof
overladen, Free wordt een goedbetaalde live-act en speelt samen met
Jimi Hendrix, The Who en The Doors op voor 200.000 mensen op het Isle
Of Wight-festival. The sky is the limit,
voor een aantal jaren althans.
Fire
And Water / Oh I Wept / Remember / Heavy Load / Mr. Big / Don’t Say
You Love Me / All Right Now
vrijdag 22 augustus 2014
Blues Pills | Blues Pills
Blues
Pills is een heel jonge band die oude muziek maakt. Blues Pills, de
naam verraadt het al, is een bluesrockband zoals er begin jaren
zeventig tientallen waren. Zoals Free, Humble Pie en Led Zeppelin.
Blues Pills is ook zo'n band: een straffe ritmesectie, dominante zang
en een briljante gitarist. Twee Amerikanen, een Zweedse zangeres
(Elin Larsson) en een Frans snarenwonder van krap 18 jaar (Dorian
Sorriaux). De beide laatsten stelen de show op het titelloze debuut
dat ook nog eens lekker vintage seventies werd geproduceerd door Don
Alsterberg, bekend van de stonerrockers van Graveyard. Blues Pills
gaat heerlijk tekeer in slepende rockers als 'Jupiter', 'Black
Smoke', 'Devil Man' en 'Astralplane' en imponeert in slow blues-songs
als 'Black' en de weergaloze afsluiter 'Little Sun'. De lieftallige
Larsson heeft net zo'n lekkere rauwe stem als destijds Maggie Bell
van Stone The Crows en Elkie Brooks van Vinegar Joe. Het samenspel
tussen haar stem en de fabuleuze solo's van Sorriaux maken van Blues
Pills' debuut een dampende, opwindende, glorieuze retroklassieke
bluesrockplaat.
dinsdag 19 augustus 2014
Formerly Fat Harry | Formerly Fat Harry
Een
onmiskenbaar hippie-collectief; vele bezettingswisselingen en
naamswijzigingen leiden in 1969 tot Fat Harry. Fat Harry zijn
Westcoast-hippies die in Londen gestrand zijn; althans Bruce Barthol,
bassist van Country Joe and The Fish, heeft wat oude vrienden uit San
Francisco opgetrommeld en naar Engeland gehaald. De Amerikanen hebben
invloeden van The Band en Little Feat meegenomen naar Londen en in
1970 noopt een zoveelste wisseling in de bezetting tot een nieuwe
naam: Formerly Fat Harry. En Formerly Fat Harry speelt sfeervolle
countryrock – en sluit daarbij feilloos aan bij Brinsley Schwarz en
Eggs Over Easy (ook al Amerikaanse expats in Londen). Formerly Fat
Harry komt via het management van Pink Floyd onder contract bij het
progressieve Harvest-label en brengt in 1971 het titelloze
debuutalbum op de Britse markt, waarvoor overigens geen enkele
belangstelling is. Jammer, want Formerly Fat Harry is
welbeschouwd een schitterend album dat is samengesteld uit
wonderschone countryrock-liedjes. Piano, orgel, een incidentele sax,
vloeiende gitaarsolo's en ronduit prachtige zang stuwen liedjes als
'My Friend Was A Pusher', 'About My life', 'I Saw The Ringing Of The
Bell', 'Tell Me All About It' naar eenzame hoogten. In 1971
afgeschreven als saai en onbetekenend gaat Formerly Fat Harry's album
– en de band zelf ook – groots ten onder. Achteraf weten wij
beter: een sfeervol, warmbloedig en voortreffelijk klassiek
countryrock-album.
zaterdag 16 augustus 2014
Pan | Pan
Pan:
een Deense rockband met een Franse voorman en van internationale
klasse. Slechts een album, het gelijknamige Pan
uit
1970, maar wel een bijzonder overtuigend album op het snijvlak van
elektrische blues, Westcoast-psychedelica en hardrock. In de zomer
van 1969 richt de Fransman Robert Lelievre Pan op uit de resten van
diverse Kopenhaagse bands. Het allereerste optreden van de prille
band is een opname voor de Deense televisie; pas daarna volgen
live-optredens. Het vijftal wordt snel opgepikt en neemt in januari
1970 de debuutsingle 'Right Across My Bed' op, de maanden daarop
gevolgd door de de opnamen voor de debuut-lp. Alleen worden bij een
inbraak in de auto van de producer alle tapes gestolen, zodat Pan de
debuutplaat voor een tweede keer opneemt. In mei 1970 komt Pan,
versie II, op
de markt in
slechts een persing van 1.000 stuks.
Een indrukwekkende plaat met een fantastisch helder geluid,
uitstekend spel en dynamische songs die moeiteloos schakelen tussen
heavy en lichtvoetig. Akoestische gitaren, orgel, cello en de
meanderende, warmbloedige elektrische gitaar van Thomas
Puggaard-Müller geven kleur aan de tien veelal schitterende
songs, die in de lyrische passages Westcoast-invloeden als Moby Grape
en C,S.N&Y oproepen. Opmerkelijk zijn de twee Franstalige tracks,
waaronder het prachtige 'Il
N'y A Pas Si Longtemps De Ça',
maar nog opmerkelijker
de subtiel en slepend voorbijtrekkende hoogtepunten van een
imponerend rockalbum: 'They Make Money With The Stars','To Get Along
Alone' en de zinderende afsluiter 'Lady Of The Sand'. De Deense
critici geven Pan terecht
een warm onthaal; het album genereert vele optredens op festivals,
maar het album verkoopt desondanks weinig. Nog in 1970 valt Pan
gedesillusioneerd uiteen – overigens wel met een bonafide Deense
klassieker op het conto.
My Time
/ If / Song To France / They Make Money With The Stars / Il N'y A Pas
Si Longtemps De Ça / Many Songs Have Been Lost / Tristesse /
To Get Along Alone / We Must Do Something Before The End Of The Day /
Lady Of The Sand
donderdag 14 augustus 2014
Buddy Miller | Poison Love
Singer-songwriters
als John Hiatt en Steve Earle steken niet onder stoelen of banken dat
ze de platen van Buddy Miller fantastisch vinden. En ook de grande
dame van de country, Emmylou Harris, heeft Miller hoog zitten, want
regelmatig is hij gitarist in Harris' begeleidingsband. Wonderlijk
genoeg is Buddy Miller al een stuk in de veertig als hij in 1995
debuteert met Your
Love And Other Lies.
Vanaf die plaat is Miller een ware country-cultheld. Miller wordt
geboren in Ohio, groeit op in New Jersey, vestigt zich in Manhattan
en trekt in de jaren zeventig door het land met zijn country- en
bluegrassband Partners In Crime. In Austin, Texas ontmoet hij de
vrome countryzangeres Julie Griffin, met wie hij trouwt en een
onafscheidelijk duo vormt. Vanaf eind jaren tachtig brengt Julie
Miller religieus getinte platen uit, terwijl echtgenoot Buddy
jarenlang geduld oefent – en met Jim Lauderdale optreedt. Eenmaal
woonachtig in Nashville, Tennessee richt het echtpaar in hun
achterkamer een studio in – Dogtown – en neemt Buddy zijn en
Julie's songs op, met Your
Love And Other Lies als
resultaat. Twee jaar later, in 1997, ontvangt Miller in zijn
Dogtown-studio wederom vele muzikale vrienden die hem begeleiden op
wat zijn tweede album zal worden: Poison
Love.
In het titelnummer, een aanstekelijke uitvoering van mrs. Elmer
Lairds countryclassic, is het Steve Earle die de harmoniezang doet,
terwijl topmuzikanten als drummer Blady Blade, bassist Daryl Johnson,
gitarist Gurf Morlix en pedal steelspeler Al Perkins Miller
begeleiden op countryslijpers 'Baby Don't Let Me Down' en 'Lonesome
For You' en de bluegrass van 'Love In The Ruins'. Natuurlijk
duetteert Buddy met zijn Julie – op het smachtende 'Draggin The
River' en op de aanklacht tegen het gebruik van landmijnen, het
fantastische '100 Million Little Bombs' – maar op dit terrein gaat
Buddy ook vreemd met niemand minder dan Emmylou Harris. Gezamenlijk
stuwen ze 'Don't Tell Me' en een
superieure cover van Otis Reddings 'That's How Strong My Love Is'
naar grote hoogten: naar countrysoul-heaven. En zo is Poison
Love een
ronduit grandioos album dat soul en blues perfect laat samensmelten
met eigentijdse country. Niet voor niets wordt de laatbloeier Buddy
Miller gezien als een van de grote vernieuwers van een ouderwets
genre als country.
dinsdag 12 augustus 2014
Urge Overkill | Saturation
Met
Urge Overkill denkt Geffen de opvolger van Nirvana binnen te halen.
Vergeet het maar, daar zijn National ‘Nash’ Kato (zang, gitaar,
toetsen), ‘Eddie’ King Roeser (zang, bas, gitaar) en Blackie
Onassis veel te bijzonder voor. Het punkrocktrio uit Chicago,
Illinois, speelt jarenlang voor anderhalve man en een paardenkop,
brengt zijn eerste platen uit op het bulldozerpunk-label Touch &
Go en covert en passant liedjes van Neil Diamond, Jimmy Webb en Hot
Chocolate’s ‘Emma’. Maar met de komst van een kitscherige
kledinglijn en op effectbejag gerichte glitterpop gaat het roer om:
hier zijn de nieuwe helden, met een knipoog, dat wel. Het drietal
neemt zijn derde plaat op in Philadelphia, in het hart van de
seventies philly-soul, met hiphopproducers The Butcher Brothers. In
drie weken staan de twaalf songs op tape, met minimale overdub en een
directe, frontale sound. Het drietal houdt bij de release van
Saturation een nieuwe kledinglijn ten doop van kitscherige
glimmende pakken en slicke bordeelsluipers. Kato, Roeser en
Onassis dragen bovendien medaillons om de nek zo groot als
onderzetters. Kitsch onder een vergrootglas, Amerikaans ten voeten
uit. Saturation, voorzien van een nepperig hoesje en met
bijgeleverde UO-sticker, sluit hier naadloos op aan, maar bevat wel
urgente en aanstekelijke gitaarpop met zowel evidente
glamrock-invloeden als een schatplichtigheid aan radiovriendelijke
hardrock. Zo is ‘Bottle Of Fur’ gezegend met een lekker Mud-intro
en ‘Erica Kane’ – vernoemd naar een soapsterretje – een
stevige rocker. Maar meer classic style-hardrock – in de
beste Blue Öyster Cult-traditie – is de knallende
openingstrits ‘Sister Havana’, ‘Tequila Sundae’ en ‘Positive
Bleeding’, waarin de gitaren riffen en schuren. Het ultieme
popgevoel komt naar boven in ‘Back On Me’ dat voortdrijft op een
cadans van akoestische gitaren en kartonnen drums, en het afsluitende
‘Heaven 90210’ dat maatschappijkritiek combineert met een
bitterzoete gevoeligheid. Zoals gezegd, de nieuwe Nirvana zijn ze
niet, worden ze niet. Maar dan komt het succes uit onverwachte hoek:
Urge Overkills cover van Neil Diamonds ‘Girl, You’ll Be A Woman
Soon’ wordt een hit doordat deze op de soundtrack van Tarantino’s
Pulp Fiction is opgenomen. Om bij dit succes aan te haken laat
Geffen Urge Overkill nog een plaat maken, maar Exit The Dragon
brengt niet wat werd gehoopt. Exit Urge Overkill, voorlopig.
Abonneren op:
Posts (Atom)