donderdag 12 december 2013

Mike Oldfield | Tubular Bells

Jong en tamelijk onervaren is Mike Oldfield als hem op 20-jarige leeftijd het onvoorstelbare succes van Tubular Bells overkomt. In één klap miljonair en een toekomstige legende; Mike Oldfields Tubular Bells ontketent in 1973 een ware muzikale revolutie. De weg naar het succes was echter niet gemakkelijk. Al op zijn vijftiende is Mike Oldfield professioneel muzikant, maar door LSD opgewekte kwade geesten, heftige angstaanvallen en angst voor de bühne hinderen de ontwikkeling van Oldfields talent als gitarist. Begin 1970 komt Mike Oldfield in de band van Kevin Ayers terecht, als bassist, maar een jaar later heft Ayers zijn band alweer op. 
Op een door Ayers geschonken taperecorder begint Oldfield op zijn zolderkamer in Noord Londen als een soort van therapie zijn muzikale ideeën uit te werken. Oldfield is geïnspireerd door de avant-gardist Terry Riley en door Pink Floyds Atom Heart Mother; hij beziet muziek als een samenhangend geheel, laag voor laag opgebouwd. Met behulp van de taperecorder knutselt hij een demo in elkaar waarin hij aan eerder opgenomen toetsen- en baspartijen, mandoline, akoestische en elektrische gitaar toevoegt. Zo ontstaat een instrumentaal muziekstuk van 24 minuten, getiteld Opus One. Aan het eind van 1971 komt Oldfield in contact met Richard Branson, eigenaar van een keten van mailorder platenwinkels, die net een opnamestudio op het platteland heeft geopend. Oldfield wordt daar gevraagd voor sessiewerk, maar bevriend geraakt met stafproducer Tom Newman mag de introverte muzikant met toestemming van Branson zijn schetsmatige demo's uitwerken tot een volwaardig muziekstuk. Nagenoeg alle instrumenten zullen worden bespeeld door de begaafde Oldfield: van grand piano tot basgitaar, van orgel tot elektrische gitaren, van mandoline tot het oorverdovende gedreun van het buisvormige klokkenspel. Hulp krijgt Oldfield van een contrabassist, een dwarsfluitspeler en de welluidende stem van ceremoniemeester Vivian Stanshall, die alle instrumenten introduceert ('too slightly distorted guitars') en tijdens de magistraal opgebouwde climax van het meesterstuk in beschonken toestand uitroept: 'tubular bells!' Omdat iedereen diep onder de indruk is, krijgt Oldfield het groene licht om een tweede deel op te nemen in The Manor; een tweede deel dat gekenmerkt wordt door enerzijds schitterende mandoline- en akoestische gitaarpartijen die een serene, pastorale sfeer oproepen en het animale gegrom anderzijds. In het voorjaar van 1973 is de plaat gereed.
Branson gaat ermee de boer op, maar er is geen enkele belangstelling. En dus richt Branson, die al met het idee rondliep, Virgin Records op om Mike Oldfields Tubular Bells aan de man te brengen. Een geniale move, zo zal blijken, want Virgins eerste release, op 25 mei 1973, slaat in Engeland in als een bom. Datzelfde jaar nog kiest regisseur William Friendkin de onheilspellende eerste piano-akkoorden van Tubular Bells als muzikale thema voor zijn horrorfilm The Exorcist. Het gevolg is dat Mike Oldfields complexe, maar geniale opus ook in Amerika een megasucces wordt. Van 'Part One' wordt een single samengesteld die de albumverkoop over de hele wereld aanjaagt, maar die in Nederland niet verder dan de tipparade komt. Het album wordt niettemin ook in Nederland ontvangen als een revolutionair en magistraal meesterwerk. Maar niet alleen door de rockliefhebbers, ook door het grote publiek, want Tubular Bells zal meermalen gebruikt worden als soundtrack in de films van... Bassie & Adriaan.

Tubular Bells (Part One) / Tubular Bells (Part Two)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten