zaterdag 22 juni 2013

Deep Purple | Burn

Wie een onderscheid maakt in de ontwikkelingsfasen van Deep Purple komt onvermijdelijk uit bij Mark 1, Mark 2 en Mark 3. Van deze drie bezettingen is Mark 2 zonder meer de meest succesvolle. In de periode juli 1969 tot en met juni 1973 bestond de Britse band uit Ritchie Blackmore (gitaar), Jon Lord (toetsen), Ian Paice (drums), Ian Gillan (zang) en Roger Glover (bas). Deep Purple is dan, immens populair in Amerika en Japan, de allergrootste hardrockband: Purplemania overheerst de wereld. Maar de roem eist zijn tol. Van nature tegenpolen, bevechten de klassiek geschoolde Lord en de rock-‘n-roller Blackmore elkaar om het leiderschap van de band. Slachtoffer van deze geldingsdrang is Ian Gillan, die na vier studio-albums in december 1972 besluit op 30 juni 1973 te stoppen met Deep Purple. Omdat ook Ritchie Blackmore samen met Ian Paice en Paul Rodgers (Free) plannen heeft voor een nieuwe band lijkt het eind van Deep Purple nabij. Maar Paice wordt omgepraat te blijven en met Lord en Glover op zoek te gaan naar nieuwe bandleden. Met Paice blijft ook Blackmore, maar alleen als Roger Glover vertrekt. Hetgeen geschiedt. Het management van Deep Purple zoekt dan via advertenties twee nieuwe Purple-leden en dus stromen de tapes binnen. Ondertussen hebben Paice en Lord een kandidaat gespot in de persoon van Trapeze-zanger Glenn Hughes. Maar vanwege de beoogde nieuwe vocale sound – dubbele zang – blijft men op zoek naar een zanger, die uiteindelijk gevonden wordt in de onervaren David Coverdale, dan werkzaam in een kledingboetiek. Zijn donkere, bluesy stemgeluid maakt, ondanks zijn nervositeit en onzekerheid, indruk op de Deep Purple-leden. In september 1974 bivakkeert het vijftal op het vertrouwde Clearwell Castle en legt daar de basis voor de debuutplaat van Mark 3. Aan het eind van die maand worden de nieuwe bandleden met veel tamtam aan de pers voorgesteld en in november beginnen de opnamen voor het album in Montreux, met behulp van de mobiele studio van The Rolling Stones en de vertrouwde producer Martin Birch. In ruim een week – en zonder ruzies – legt Deep Purple Mark 3 zijn debuut vast en gaat dan toeren door Europa, al ligt de plaat nog niet in de winkels. Dat gebeurt pas op 15 februari 1974 en blijkt het wachten meer dan waard: Burn is een Purple-klassieker. Het titelnummer ‘Burn’ is een stormende heavy rocker met een klassieke Blackmore-riff en fenomenale zang van de tandem Hughes/Coverdale. De harmoniezang is een verrassend nieuw element in de heavy Purple-sound, evenals het funky basspel van Glenn Hughes, fraai geëtaleerd in energieke rocksongs als ‘Might Just Take Your Life’, ‘Lay Down, Stay Down’ en ‘You Fool No One’. Opvallend zijn ook de synthesizer-solo’s van Jon Lord, maar zijn vertrouwde Hammond en Blackmore’s Stratocaster blijven de bluesy heavyrock-sound overheersen. Van dat laatste getuigen de nummers die Ritchie Blackmore nog op plank heeft liggen van Purple Mark 2: de geweldige rocker ‘Sail Away’ en de tranentrekkende blues ‘Mistreated’ – een subliem samenspel tussen Coverdale’s zang en Blackmore’s gierende gitaar. Burn bevat zoveel nieuwe en verfrissende elementen dat de meeste critici hun scepsis laten varen en het album omarmen als een uitstekende start van de Mark 3-bezetting. Dat mag zo zijn, maar opvolger Stormbringer (1974) kan al op minder positieve kritieken rekenen, terwijl op het volgende album, Come Taste The Band (1975) Ritchie Blackmore vervangen is door de Amerikaan Tommy Bolin. Het definitieve einde van de ooit populairste hardrockband komt op 24 juli 1976 als de Melody Maker het overlijdensbericht van Deep Purple plaatst.

Burn / Might Just Take Your Life / Lay Down, Stay Down / Sail Away / You Fool No One / What’s Going On Here / Mistreated / “A” 200

Geen opmerkingen:

Een reactie posten