vrijdag 10 augustus 2012

The Small Faces | Ogden’s Nut Gone Flake

Al halverwege de jaren zestig zijn de mods van The Small Faces zeer succesvol. Afkomstig uit het Oost-Londense Eastend – en dus nadrukkelijk working class – hebben Steve Marriott, Ronnie Lane, Ian McLagan en Kenny Jones in de jaren 65-67 een achttal singlehits en twee lp’s op de markt gebracht. Maar als de Britse bleekneusjes geestverruimde drugs ontdekken – en door hun nieuwe manager Andrew Loog Oldham worden opgejaagd – beraadt het kwartet zich op iets nieuws, iets wilds, iets geks. Tijdens psychedelische boottochtjes over de Thames ontstaat het idee voor een soort van Cockney-conceptalbum. In de eerste vijf maanden van 1968 werken The Small Faces aan hun Sgt. Pepper, en ze triomferen, alleszins. Fragiel verpakt in een uitvergroot tabaksblik – een directe marihuana-verwijzing – maakt Ogden’s Nut Gone Flake zijn bedoelingen gelijk duidelijk: gekte, puberaal gedoe en geniale muzikaliteit. Marriott, de zanger met de immense strot, en bassist en multi-instrumentalist Lane zijn de componisten van The Small Faces, terwijl McLagans orgelspel Amerikaanse rhythm & blues de groep binnenhaalt en Jones voor een stevige ritmische ruggengraat zorgt. De majestueuze instrumentale opener ‘Ogden’s Nut Gone Flake’ gaat naadloos over in een waar sixties hoogtepunt: ‘Afterglow’. De vier Small Faces jagen elkaar na in geestverruimende songs waarin mellotrons, zoemende orgels en onderwatergitaren domineren en alles en iedereen elkaar ontmoet in de afsluiter van kant een: ‘Lazy Sunday’ – in mei '68 een nummer 1-hit in de Top 40. Op kant twee begeven The Small Faces zich in een aan Alice’s Wonderland parallelle wereld, maar hier in de geflipte wereld van de dolgedraaide mods is het Happiness Stan die op zoek gaat naar de verdwijnende volle maan. Deze wondere wereld wordt bevolkt door de knotsgekke vertelstem van acteur Stanley Unwin die zich omgeeft met harp, glockenspiel, klavecimbel, strijkers en achterwaarts afgespeelde gitaren. Toch klinkt de swingende Small Faces-sound, met McLagans prominente Hammond, er stevig doorheen, zoals in ‘Rollin’ Over’. De Happines Stan-suite is zowel in zijn lulligheid als avontuurlijkheid typisch Britse humor op muziek gezet – onder invloed van een fikse dosis LSD. Maar typisch Brits of niet, Ogden’s Nut Gone Flake is een prachtig voorbeeld van hoe de popmuziek zich aan het eind van de jaren zestig ontwikkelt. De ronde hoes is dan ook een fraaie afspiegeling van de muzikale vernieuwingsdrang van de eens bleke bekjes van The Small Faces. Al verschijnt in 1989 Ogden’s Nut Gone Flake in de definitieve vorm: de cd verpakt in een echt tabaksblik.

Ogden’s Nut Gone Flake / Afterglow / Long Ago And Worlds Apart / Rene / Song Of A Baker / Lazy Sunday / Happiness Stan / Rollin’ Over / The Hungry Intruder / The Journey / Mad John / Happy Days Toy Town

Geen opmerkingen:

Een reactie posten