maandag 30 juni 2014

Dinosaur Jr. | Green Mind

De rammelende hardcorepunk annex feedback-gitaarnoise van de zelfgetitelde debuutplaat uit 1985 doet allerminst vermoeden dat Dinosaur – dan nog zonder Jr. – grondleggers zijn van een genre dat in de jaren negentig met Nirvana en Soundgarden mondiaal zal doorbreken. De oerbezetting van de band uit Amhurst, Massachusetts bestaat uit Jay Mascis – geswitcht van drums naar gitaar –, Lou Barlow – van gitaar overgestapt op bas – en drummer Murph. Dinosaur Jr. maakt met de albums You're Living All Over Me (1987) en Bug (1988) school door Black Sabbath-gitaarriffs en Neil Young-lijzigheid in hun muziek te stoppen. Ook staan ze bekend om de ruzies op leven en dood tussen Mascis en Barlow. Het vertrek van Barlow uit Dinosaur Jr. valt min of meer samen met de promotie naar major-label Warner Bros.
Eerst is daar nog op het Sub Pop-label de single 'The Wagon', opgenomen met Don Fleming en Jay Spiegel van The Velvet Monkeys en Gumball – en de prelude van major-debuut Green Mind. Uitgerust met een iconische hoes met daarop de jonge Priscilla met een peuk in haar mond, is Green Mind dé cruciale Dinosaur Jr.-plaat, vanwege de commerciële dimensie, de prachtige hoes te midden van alle lelijke ontwerpen, en de muziek die folk-invloeden toelaat, akoestische gitaren op de voorgrond plaatst en de mellotron introduceert. Drummer Murph wordt maar op drie tracks ingeschakeld, zodat Green Mind als het ware een J. Mascis soloalbum is. Mascis wordt hier en daar geholpen door engineers Paul Kolderie en Sean Slade, maar is vooral zelf verantwoordelijk voor dynamische gitaarpopsongs als 'Puke + Cry', 'I Live For That Look' en 'Green Mind'. Bijzonder en tekenend voor de creatieve geest van Mascis zijn de op folk geënte songs 'Flying Cloud' – gelijkend op Led Zeppelins 'Over The Hills And far Away' –, het prachtige 'Water' en het werkelijk geniale 'Thumb' met zijn fluitende mellotron en de ongeëvenaarde en hemelbestormende gitaarsolo. Vooral vanwege dit 'Thumb' is Green Mind het meest aansprekende Dinosaur Jr.-album – en in het voorjaar van 1991 de opmaat naar de doorbraak van de gitaarunderground. J. Mascis moet daar zelf niks van hebben; met grunge heeft hij niets op, een voortrekkersrol ziet hij niet voor zichzelf. Hij doet zijn ding; speelt gitaar, zingt een liedje, rookt een joint. Green Mind is een gevoel, zegt Jay Mascis, de slacker.

The Wagon / Puke + Cry / Blowing It / I Live For That Look / Flying Cloud / How'd You Pin That One On Me / Water / Muck / Thumb / Green Mind


vrijdag 27 juni 2014

Johnny Thunders | So Alone

Op 23 april 1991 wordt in kamer 37 van het St. Peter House in New Orleans het levenloze lichaam aangetroffen van de 38-jarige John Anthony Genzale. De hotelkamer is volledig overhoop gehaald, alle persoonlijke eigendommen gestolen en er zijn sporen van geweld. In het lichaam van de overledene worden sporen aangetroffen van cocaïne- en methadongebruik, zodat Genzale aangemerkt wordt als een drugsdode en niet als slachtoffer van misdrijf. Het is een dood die, hoewel ontluisterend, volledig past bij de mythe die Genzale in zijn tijd van leven was: de beruchte punkrocker Johnny Thunders, rock and roll gypsy, aartsvader van punkers en glamrockers, junkie, rioolrat en vuig gitarist.
Thunders’ korte leven kenmerkt zich door een dwangmatige hang naar drugs en rock and roll. Het heilige triumviraat bestaande uit heroine, rioolrock en Johnny Thunders zelf, komt tezamen in de legendarische New York Dolls. The Dolls zijn voorbestemd ten onder ten gaan aan een tamelijk ongezonde levensstijl waarin injectiespuiten en acidtrips centraal staan. Slechts twee platen brengt deze archetypische glam-punk-rock-band op haar naam. Als The Dolls op het punt staan een mega-contract te sluiten valt de band in scherven uiteen. Razendsnel vormt Thunders samen met Dolls-drummer Jerry Nolan en Television-bassist Richard Hell The Heartbreakers. Het onbetrouwbare lawaai-trio vindt naadloos aansluiting bij de zowel in New York als London heersende punktrend. Op het Britse Track label (van The Who) verschijnt in 1977 het debuut L.A.M.F., oftewel Like A Mother Fucker. The Heartbreakers, zonder Hell maar met Walter Lure en Billy Rath, kiest vanwege het succes domicilie in London. De band betrekt gezamenlijk een huis, alwaar chaos en destructie zal regeren. Thunders onderhoudt een nauw contact met de Britse punkscene, waaronder The Sex Pistols en Siouxsie & The Banshees. Eind 1977 echter, is Johnny nog de enige Heartbreaker in London, is Track failliet en blijken Thunders’ teksten een voorspellende waarde te hebben: Born To Loose.
De neurotische Thunders zit niet bij de pakken neer, verhuist naar Soho en timmert de The Living Dead in elkaar. In deze gelegenheidsformatie nemen de ritmesectie van Eddie & The Hot Rods, Only Ones Mike Perry en Peter Perrett en chanteuse Patti Palladin plaats. The Living Dead vormt de opmaat voor de band die Thunders – nu in het bezit van een solocontract met Real Records voor één plaat – zal begeleiden op de opnamen van So Alone. Thunders is in het bijzonder gecharmeerd van nachtvlinder, poët en junkie Peter Perrett en wil samen een band beginnen. Perrett weigert, maar zal wel een spilfunctie innemen op So Alone.
De vrije rol van solo-artiest bevalt Thunders bijzonder goed; hij laat zich graag omringen door gereputeerde muzikanten. Thunders vindt in Steve Lilywhite bovendien een competent co-producer. De opnamen vinden verspreid over twee studio’s plaats; op elke locatie heeft Thunders zijn all-star band. In de ene studio wordt de kern gevormd door Sex Pistols Cook en Jones – aangevuld met Phil Lynott –, in de andere wordt Johnny ondersteund door Only Ones Perrett en Kellie. De complete set is een gevarieerde portie ultieme rock and roll, rhythm and blues en punkrock. So Alone flitst uit de startblokken met een energieke cover van The Chantays’ surf-instrumental 'Pipe Line' en raast dan nog langs negen nummers. 'London Boys' is een parodie op Johnny Rottens Sex Pistols, waarop Thunders ironisch genoeg begeleid wordt door Cook en Jones. 'Great Big Kiss' daarentegen, een cover van The Shangri-Las, is een eerbetoon aan de girl-groups van de begin jaren zestig. 'Ask Me No Questions', 'Subway Train' – met in het koortje Chrissie Hynde – en 'You Can’t Put Your Arms Around A Memory' zijn mede door de inbreng van Peter Perrett evenzovele hoogtepunten op dit fantastische solodebuut. 'Downtown' is een logge stadsblues met gemeen gitaarwerk van Thunders himself en het eveneens bluesy 'Daddy Rollin’ Stone' is evenzeer een hoogtepunt. Al was het maar dat op deze cover van Otis Blackwell wel erg veel dode zangers een prominente rol vervullen: naast Thunders neemt zowel Phil Lynott als Steve Marriott een couplet voor zijn rekening. De mix van old school rockers en New Yorkse en Britse Punkers geeft So Alone een absolute meerwaarde. Johnny Thunders, zelf in bloedvorm op So Alone, weet dan toch het beste uit zichzelf en anderen te halen. So Alone is daarmee tegelijk een staalkaart van relevante rockmuziek anno 1978 als een muzikaal dagboek van een getormenteerde ziel. Kortom, een meesterwerk.
Thunders heeft nauwelijks mogen genieten van hetgeen hij in London aan de band toevertrouwde. Kort na de opnamen – die slechts twee weken in beslag namen – werd hij door de Britse Immigratiedienst het land uitgeschopt. Een band, om de release van So Alone te ondersteunen, kreeg Thunders daarom niet van de grond. De Britse all-stars hadden hun eigen beslommeringen en terug in New York weigerden The Heartbreakers om met Johnny op te treden. Het is de tragiek van de rock and roller – annex junkie – in hart in nieren: zoveel kracht, zoveel talent en so much fuck ups. Het junkieleven van Johnny Thunders eindigde 13 jaar later in een louche hotel in New Orleans. Uiteindelijk So Alone.

Pipeline / You Can’t Put Your Arms Around A Memory / Great Big Kiss / Ask Me No Questions / Leave Me Alone / Daddy Rollin’ Stone / London Boys / Untouchable / Subway Train / Downtown



dinsdag 24 juni 2014

Tripsichord Music Box | Tripsichord Music Box

De band begint midden jaren zestig als The Ban, maar na verhuizing van Lompoc, Californië naar Los Angeles in 1966 wordt het The Now. Als de beruchte manager Matthew Katz – van Moby Grape en Jefferson Airplane – de band ontdekt en in 1967 meetroont naar San Francisco dient zich opnieuw een naamsverandering aan – nu meer in overeenstemming met de flower power-trend: Tripsichord Music Box. De band, nu in volledige acidrock-modus, treedt op met de grote namen – The Doors, Moby Grape, It's A Beautiful Day – maar manager Katz houdt een debuutalbum jarenlang tegen, tot 1971. Dan verschijnt op Katz' label het gelijknamige debuutalbum. Te laat: de band is dan al uiteengevallen. Wat rest is een bij vlagen magistraal acidrock-album dat op die momenten kan wedijveren met Moby Grape en Quicksilver Messenger Service. Het superieure twin-lead gitaarspel in songs als 'The New World', 'Son Of The Morning' en het psychedelische hoogtepunt 'Fly Baby' dragen bij aan de pracht van Tripsichord Music Box; de canon van de San Francisco-psychedelica gegarandeerd waardig.

On The Last Ride / We have Passed Away / Black Door / The New World / Son Of The Morning / Short Order Steward / The Narrow Gate / Fly Baby / Everlasting Love

zondag 22 juni 2014

Gigolo Aunts | Flippin' Out

Hoewel hun melancholieke, met stevige gitaren aangezette powerpop zeer tot de verbeelding spreekt, is mainstream succes Gigolo Aunts niet gegund. De band uit Boston, Massachusetts wordt in 1989 geformeerd en vernoemt zich naar een compositie van Syd Barrett. Energieke powerpop is hun idioom. Na twee albums en een mini-cd maken de Gigolo Aunts in 1993 voor het Britse Fire Records Flippin' Out. Op de hoes staat supermodel Chloé Sevigny; op de schijf tien hemelse gitaarpopsongs. Beschaafde gitaarriffs, puntige solo's en een flinke dosis briljante melodieën zijn de troeven van het kwartet. Ze spelen deze uit in prachtsongs als 'Where I Find My Heaven', 'Lullaby', 'Easy Reader', 'Gun' en het superieure 'Figurine'. In Engeland halen de singles van Gigolo Aunts de radio, maar de fraaie gitaarpop van de band laat de rest van Europa en ook thuisland Amerika onberoerd. Perikelen met hun platenmaatschappij maken de Gigolo Aunts vervolgens jarenlang vleugellam; pas in '99 verschijnt het volgende album, welk latere werk niet kan tippen aan de obscure powerpop-klassieker die Flippin' Out werkelijk is.

Cope / Where I Find My Heaven / Lullaby / Easy Reader / Figurine / Mrs. Washington / Bloom / Gun / Pin Cushion / Flippin' Out

woensdag 18 juni 2014

The Babys | Broken Heart

In een soort interbellum tussen glamrock en punk verschijnen daar begin 1976 The Babys. Hoewel oogschaduw en rouge de gezichten van de Babys-mannen opfleuren, heeft de band weinig van doen met glam; de sound van het Londense viertal is rechtstreeks terug te voeren op de klassieke hardrock van Bad Company en Led Zeppelin. Eenmaal getekend door Chrysalis gooien de platenbazen The Babys direct voor de leeuwen door ze naar Canada te sturen om daar hun debuutplaat op te nemen met de gevreesde producer Bob Ezrin (Alice Cooper, Lou Reed). Het draait voor John Waite (zang, bas), Wally Stocker (leadgitaar), Michael Corby (toetsen, gitaar) en Tony Brock (drums) uit op een faliekante mislukking; het debuutalbum voldoet aan allerminst aan de verwachtingen van de bandleden. Toch krijgen The Babys een poot aan de grond in Amerika als de aldaar uitgebrachte single een bescheiden hit wordt. En dus verhuist de band naar Hollywood, Californië.
Daar nemen The Babys hun tweede album op, onder productionele leiding van Ron Nevison. Na een drie maanden durend verblijf in The Record Plant-studio is het tweede Babys-album gereed: Broken Heart komt in september op de markt. Het album wordt vergezeld van de single 'Isn't It Time', die ook in Nederland een hit wordt: nummer vier in de top 40. Maar Broken Heart biedt meer; namelijk bijzonder sterke hardrock, die gedragen wordt door logge rockers en door strijkers opgepookte ballads. The Babys zijn geen heavy metal-band, maar eerder een door romantiek gedreven adult oriented rockband – en dus populair in Amerika. De AOR-rock van The Babys slaat dan ook aan aan de andere kant van de oceaan, maar ook in Engeland en de rest van Europa. Broken Heart is opgetrokken uit schitterende, melodieus rockende songs als 'Wrong Or Right', 'Give Me Your Love', 'Rescue Me' en de dramatisch, door strijkers aangevuurde powerballad 'I'm Falling'. Broken Heart wordt afgesloten met het lieflijk-heavy 'A Piece Of The Action' – een top 20-hit in maart '78. Broken Heart is wereldwijd het doorbraakalbum van The Babys. Nog grotere roem ligt in het verschiet als in 1979 'Everytime I Think Of You' een wereldhit wordt. The Babys worden wereldberoemd, maar zullen geen sterkere plaat meer maken dan Broken Heart; wat een voortreffelijk AOR-rockalbum is, ingeklemd tussen jaren zeventig-rock en de aanstaande punk. Broken Heart is een lichtend hard rock-baken in het pre-punktijdperk.

Wrong Or Right / Give me Your Love / Isn't It Time / And If You Could See Me Fly / The Golden Mile / Broken Heart / I'm Falling / Rescue Me / Silver Dreams / A Piece Of The Action 

zondag 15 juni 2014

Hydra | Hydra

Vier vrienden uit Atlanta, Georgia richten een bandje op. Het is 1969, ze noemen de band Osmosis en hun repertoire is gevuld met covers. Osmosis bestaat uit Wayne Bruce (zang, gitaar), Spencer Kirkpatrick (leadgitaar, slide en akoestische gitaar), Orville Davis (bas) en Steve Pace (drums). Dan vertrekt het viertal voor twee maanden naar Charleston, South Carolina om in dienstbetrekking dagelijks – van negen uur ’s avonds tot half zeven in de ochtend – in een kroeg te spelen. Om de tijd te verdrijven oefenen ze veel overdag, waardoor de band hechter wordt. Het viertal gaat bovendien op basis van blues, hardrock en soul aan een eigen repertoire werken. Als de band in 1970 terugkeert naar Atlanta heeft ze een eigen repertoire én een nieuwe naam: Hydra. Maar lang blijven ze niet op de thuisbasis, want Hydra wordt een veelgevraagd voorprogramma. In een busje doorkruisen de rockers het land en doen voorprogramma’s voor Blue Öyster Cult, Aerosmith, Ted Nugent en Rush. ‘Whoever was happening in 1970s, we played with them’, aldus zanger Wayne Bruce. Pas aan het eind van 1973 gaan de Hydra-boys de studio in. Onder contract bij het fameuze Capricorn en geproduceerd door vijfde bandlid Dan Turbeville neemt Hydra zijn debuutalbum op in de Capricorn Sound Studio in Atlanta. In 1974 verschijnt het debuutalbum onder de eenvoudige titel Hydra. Het geluid van het viertal – bepaald door het twin-gitaarspel van Bruce en Kirkpatrick – past uitstekend bij Capricorn: een bluesy vorm van southern rock. De swingende rocksound van Hydra laat wat Engelse prog-blues-invloeden toe, maar de heavy southern rock domineert. ‘Glitter Gulch’ is een lekker opwarmertje met schetterende blazers, maar Hydra heeft getuige de moddervette gitaarbreak die blazers helemaal niet nodig. Kirkpatrick bewijst dat telkenmale en in het bijzonder in ‘Warp 16’ waarin zijn huilende en jankende gitaar de hoofdrol voor zich opeist. De stampende boogierock van ‘Keep You Around’, aangejaagd door Wayne Bruce’s rauwe stemgeluid, is voorts ruig en opwindend, evenals de klassieke southern rock van It’s So hard’ en ‘Let Me Down Easy’. De beide plaatkanten bouwen fraai op naar een climax; kant 1 sluit af met de epische rocksong en live-favoriet ‘Feel A Pain’; kant 2 met de sfeervolle powerballad ‘Miriam’ die via zinderend gitaarspel Hydra afsluit met een akoestische epiloog. En dan gaat de band weer op tournee. Hydra maakt nog een plaat voor Capricorn en een derde voor Polydor. In 1977 gooien de Hydra-mannen uitgeput en uitgewoond de handdoek in ring, waarna ze na 28 jaar weer bij elkaar komen en doodleuk een live-cd uitbrengen.

Glitter Queen / Keep You Around / It’s So Hard / Going Down / Feel A Pain / Good Time Man / Let Me Down Easy / Warp 16 / If You Care To Survive / Miriam

woensdag 11 juni 2014

Modern Eon | Fiction Tales

Stad- en tijdgenoten van Echo & The Bunnymen, Teardrop Explodes en Wah! Heat, maar het succes van die bands is aan Modern Eon voorbij gegaan. Toch staat de band, dan nog een trio, in de voorhoede van de New Liverpool Scene, want in 1979 vertegenwoordigd op de verzamelaar Street To Street A Liverpool Album. De vervolgens uitgebrachte – magnifieke – singles 'Euthenics' en 'Child's Play' bezorgen Modern Eon, inmiddels uitgebreid met drummer, toetsenist en saxofonist, enige aandacht en een platendeal. De wens om met Ennio Morricone als producer hun debuutalbum op te nemen gaat helaas niet in vervulling, maar toch is de filmische, epische sound van Modern Eon treffend vastgelegd op Fiction Tales, het eerste en enige album. Het grootse, kamerbrede geluid – een en al ijlheid en doem – vertoont overeenkomsten met de duistere rock van Joy Division en Echo & The Bunnymen. Toch heeft Modern Eon genoeg eigens: schrapende gitaren, analoge synths, heftig tomtommende drums en de hese, in reverb gedrenkte stem van zanger Alex Johnson. En bovendien in 'Real Hymn', 'Child's Play', 'Choreography' en 'Euthenics' gloedvolle en majesteitelijke postpunksongs.

Second Still / The Grass Still Grows / Playwrite / Watching The Dancers / Real Hymn / Waiting For The Cavalry / High Noon / Child's Play / Choreography / Euthenics / In A Strange Way / Mechanic

maandag 9 juni 2014

Keith Cross & Peter Ross | Bored Civilians

Bored Civilians is vooral een opmerkelijk en bijzonder album omdat zanger/gitarist Keith Cross eerst het psychedelische powertrio T2 aanvoert en dan overstapt op totaal iets anders, namelijk pastorale folkrock. Cross gaat in 1972 een verbond aan met Peter Ross, met wie hij speelde in Sunburst, en weet T2's contract met Decca te behouden voor zijn nieuwe project. Voor dit label nemen Cross en Ross aldus hun eerste en enige plaat op – overigens met behulp van tal van muzikale vrienden, onder wie Brinsley Schwarz-leden Nick Lowe (bas) en Billy Rankin (drums) en pedal steel-maestro B.J. Cole. Het resultaat is Bored Civilians, een voortreffelijke lp die folkrock combineert met popstructuren en countryfied rock. Cross en Ross bewegen zich – vooral in opener 'The Last Ocean Rider' – in de richting van Band-achtige rootsrock, terwijl schitterend harmoniërende songs 'Bored Civilians', 'Pastels' en 'The Dead Salute' Crosby, Stills & Nash in herinnering roepen en het uitgesponnen 'Story For A Friend' aan de Canterbury-scene doet denken. Tussen de acht uitstekende Cross/Ross-composities is voorts de Fotheringay-cover 'Peace To The End' ronduit fenomenaal, en sluit het akoestisch/orkestrale 'Fly Home' het album op visionaire wijze af. Maar visie of net, Bored Civilians bereikt geen groot publiek, Het heeft als gevolg dat de Cross/Ross-combine jammerlijk mislukt en niemand ooit meer verneemt van de niet misselijke talenten, zoals uitdrukkelijk geëtaleerd op Bored Civilians, van Peter Ross en supergitarist Keith Cross.

The Last Ocean Rider / Bored Civilians / Place To The End / Story To A Friend / Loving You Takes So Long / Pastels / The Dead Salute / Bo radley / Fly Home

zaterdag 7 juni 2014

Blue Mountain Eagle | Blue Mountain Eagle

Na het uiteenvallen van Buffalo Springfield gaat drummer Dewey Martin met een nieuwe band verder als New Buffalo. Neil Young en Stephen Stills weerhouden Martin om die bandnaam te gebruiken zodat New Buffalo al snel ter ziele is. Als Martin een solodeal krijgt aangeboden, gaat zijn band zelfstandig opereren als Blue Mountain Eagle. Het oorspronkelijke kwartet, aangevuld met een andere drummer, heeft zijn sporen reeds verdiend in andere bands, zodat het predikaat supergroep als snel op de Californiërs wordt geplakt. Dat maakt Blue Mountain Eagle beslist niet waar, maar het met engineer Bill Halveson (Grateful Dead, Crosby, Stills & Nash) in Wally Heider’s Studio in LA opgenomen album is niettemin zeer sterk. Melodieuze heavy rock en psychedelische gitaren, zoals in de fantastische opener ‘Love Is Here’, maken de dienst uit op Blue Mountain Eagle, terwijl de Westcoast-harmoniezang en de vloeiende melodieën het fraaie album verder op smaak brengen. Een Moby Grape-sfeer in ‘Yellow’s Dream’ en ‘Promise Of Love’, laten dit album enigszins in de buurt komen van de Westcoast-klassiekers, maar dit is een status die Blue Mountain Eagle nimmer zal bereiken. Binnen een half jaar na de release in begin 1970 gaat Blue Mountain Eagle al uit elkaar, en kunnen de bandleden bogen op een helaas sterk ondergewaardeerd maar wel geweldig album.

Love Is Here / Yellow’s Dream / Feel Like A Bandit / Troubles / Loveless Lives / No Regrets / Winding Your String / Sweet Mama / Promise Of Love / Trivial Sum

dinsdag 3 juni 2014

Marc Ford | Holy Ghost


Er is bijna een kwart eeuw voorbij gegaan tussen Marc Fords debuut met Burning Tree (1990) en zijn geweldige countryrockplaat Holy Ghost. Ford verdiende zijn sporen als supergitarist in The Black Crowes en produceerde sleutelplaten als Mescalito van Ryan Bingham en The Pines van Phantom Limb. Maar het liet ook zijn sporen na: drank en drugs eisten zijn tol, zodat een veel ouder gezicht dan dat van de 47-jarige Ford de luisteraar aanstaart op de voorkant van Holy Ghost. De muzikale inhoud van Fords vijfde soloplaat is hier overigens volledig mee in overeenstemming: bitterzoete, warmbloedige, klassieke countryrock. Als begeleidingsband huurde Ford het ontmantelde Phantom Limb in, opgevuld met moeders de vrouw Kirsten en zoon Elijah (waar we nog meer van gaan horen). Het resultaat is een soulvol, laidback americana-album waarop Ford jaren zeventig Westcoast met countrysoul vermengt. De sfeer op Holy Ghost doet dan ook beurtelings denken aan J.J. Cale en Jackson Browne; de laatste vooral vanwege het David Lindley-achtige gitaarspel, zoals bijvoorbeeld in 'Dancing Shoes'. Ook is qua sfeer en feel Neil Youngs Harvest nooit ver weg, getuige het weemoedige 'Just A Girl'. De countrysoul van 'Call Me Faithful' sluit een prachtig doorleefde rootsplaat af.

If I'd Waited / Blue Sky / Dancing Shoes / Dream #26 / In You / I'm Free / Just A Girl / You Know What I Mean / Turquoise Blue / Sometimes / Badge Of Descension / Call Me Faithful  

maandag 2 juni 2014

Robert Lester Folsom | Music And Dreams

Student aan de universiteit van South Georgia, maar daarnaast een bescheiden singer-songwriter en gitarist, Robert Lester Folsom krijgt het in 1976 voor elkaar om met zijn vrienden van zijn collegeband in een studio in Atlanta een lp op te nemen. Folsom is dan onervaren en volslagen onbekend, en zal dat altijd blijven. Dat ene album, Music And Dreams, komt uit op het private Abacus-label en is direct gedoemd tot de vergetelheid. Toch heeft Music And Dreams zijn charme, want de twaalf vakkundige popliedjes karakteriseren op een welhaast naïeve wijze de nasleep van de hippietijd van de jaren zestig en zeventig. Geïnspireerd op de Westcoast-folkrock van Crosby, Stills & Nash en de vakbekwame pop van Todd Rundgren en Jimmy Webb, laat Folsom horen tot mooie dingen in staat te zijn. Warme, gloedvolle songs met vloeiende, zachte elektrische gitaren, tinkelende akoestische, Wurlitzer-piano en sprookjesachtige mellotron zijn in de vorm van 'Music And Dreams', 'Ginger', 'April Suzanne' en 'Please Don't Forget Me' royaal aanwezig; ruim voldoende om van Music And Dreams een, zij het bescheiden, betoverend mooi album te maken.

Music And Dreams / Ginger / Biding My Time / April Suzanne / Weeping Willow Tree / My Stove's On Fire / Spanish Lady/Brown-Eyed Lady / A New Way / Show Me To The Window / Jericho / Please Don't Forget Me