Voor
een muzikant met zo een status – de cult hero der cult heroes –
heeft Alexander Spence de wereld een zeer bescheiden oeuvre
geschonken. Hoewel van origine gitarist, was Skip Spence de eerste
drummer van Jefferson Airplane en maakte met deze hippieband in 1966
Jefferson Airplane Takes Off. Als gitarist en componist speelde
Spence een belangrijke rol in één van de meest
getalenteerde bands van het San Francisco van de jaren zestig, Moby
Grape. Slechts twee lp’s – Moby Grape en Wow (met de gratis
meegeleverde live-lp Grape Jam) – houdt Skip Spence het te
knellende samenwerkingsverband vol. Spence’s gewelddadige en
psychotische gedrag, opgestookt door heftig drugsgebruik, doen hem in
1968 in een psychiatrische kliniek in New York belanden. Spence
verblijft maar liefst een half jaar in de kliniek en ondergaat
heftige aanvallen van dementie en paranoia, maar weet toch zijn hoofd
vrij te maken om in de schaarse momenten van luciditeit liedjes voor
een soloplaat te schrijven. Als Alexander Spence in december 1968 uit
het hospitaal ontslagen wordt, haast hij zich op een motorfiets naar
Nashville. In CBS’s Nashville Studios neemt Spence in vier dagen –
de hoestekst van Oar spreekt zelfs van één dag,
namelijk 16 december – in z’n eentje 17 liedjes op waarvan de 12
meest uitgewerkte een plekje krijgen op Oar. Stoned, maar tegelijk
euforisch en on top of it,
speelt Skip Spence alle instrumenten zelf, doet de productie en laat
de banden in één dag mixen in New York. Oar is dan áf
en klaar om aan het publiek geopenbaard te worden. In februari 1969
verschijnt Oar dan, Alexander Spence’s tijdloze meesterwerk.
Oar
is als een kaleidoscoop; er ontrolt zich een afwisselend en kleurrijk
landschap. Het stonede Little Hands zet
de toon met zijn mix van Moby Grape-psychedelica en folkblues.
Cripple Creek
vervolgens, is een weergaloos countrylied waar Spence met zijn
donkere bariton Kris Kristofferson naar de kroon steekt. Spence’s
losse psychedelica raakt aan de blues, de country, de folkrock en
laat zien dat hij een geestverwant is van Syd Barrett. Oar heeft
daarmee raakvlakken met The Madcap Laughs maar ook met Terry Reids
River. Oar bevindt zich daarmee in uniek gezelschap. Spence bewijst
zich keer op keer als psychedelische space-blues cowboy. Diana,
Dixie Peach Promenade, het slepende War
In Peace en het geniale Weighted
Down (The Prison Song) zijn fenomenale
composities. Broken Heart is
een gevoelige kampvuursong, het oudtestamentische Books
Of Moses beklemt tot op het bot en de
afsluiter Grey/Afro is
negen minuten samengebalde experimenteerdrift met een hoofdrol voor
Spence’s elektrische gitaarspel.
Oar
klinkt als een compleet orkest, maar het zijn slechts Skip Spence’s
drums, basgitaar, akoestische en elektrische gitaar, die geraffineerd
in laagjes gestapeld zijn. De shuffelende drums zijn onnadrukkelijk
aanwezig en lijken nauwelijks als begeleiding te fungeren; de
nerveuze ritmiek stuitert alle kanten op zonder de aandacht op zich
te vestigen. Spence’s elementaire en funky baswerk knort en bromt
en leidt net als de drums een eigen leven. Dit alles dient als
ondersteuning van het magische en uiterst gedoseerde gitaarspel van
Alexander Spence. De gitaarakkoorden laten zich niet in een keurslijf
dwingen en waaieren alle kanten op. Er ontstaat als het ware een
nieuwe hybride, een extra dimensie tot dan toe zelden vertoond.
Instrumentatie en productie zijn in één persoon
verenigd en dat geeft Oar de gebalde kracht en subtiliteit die het
bandconcept en de solo-artiest met begeleidingsband ten enenmale
ontbeert. Het is de kracht van de unieke entiteit die alles in zich
verenigt; de kracht van de singer-songwriter als scheppende mens. Dit
experiment, het experiment van de muzikale doe-het-zelver en
ontdekkingsreiziger, is anno 1968 – het tijdperk van muzikale
creativiteit en psychedelica –, dan ook volledig geslaagd. Oar is
een universum op zich, een speeltuin van experimentele dadendrang,
een grensoverschrijdend kunstwerk dat nieuwe terreinen verkent.
Alexander Spence is de pionier die de luisteraar aan de hand neemt
naar de onontdekte verten van een stromenlandschap waar alles vloeit:
panta rhei.
Natuurlijk
behaalde Oar slechte verkoopcijfers en natuurlijk ging het niet goed
met Alexander Spence. Alcoholisme en schizofrenie eisten zijn tol.
Toch bleef Spence songs bijdragen aan Moby Grape en wist hij het
zelfs op te brengen om acte de présence te geven op het in
1978 gereleasde Live Grape. Hoewel er in de loop der jaren steeds
meer aandacht kwam voor Oar, ging Spence’s fysieke en mentale
toestand hard achteruit. Skip Spence leefde jarenlang in een
trailerpark, totdat zijn gesteldheid verregaand verslechterde en hij
moest worden opgenomen in een hospitaal. In 1999 onstond het
initiatief voor een eerbetoon aan Alexander Spence. Platenbaas Bill
Bentley stelt een tribute-plaat samen: More Oar: A Tribute To The
Skip Spence Album en het lukt hem om Spence te laten luisteren naar
dit eerbetoon. Slechts enkele uren voor zijn dood neemt Skip Spence
kennis van het tribute-album. Op 16 april 1999, twee dagen voor zijn
53ste
verjaardag, overlijdt Alexander Spence aan longkanker. Skip Spence’s
laatste op vinyl gematerialiseerde woorden zijn te vinden op Moby
Grape’s reünieplaat uit 1983: My
hopes and dreams will soon begin to fade / When thoughts of men and
dreams have all been weighed / Darks shadows hide my destined fate
they cannot wait / For I shall see a better day, uh uh.
Little
Hands / Cripple Creek / Diana / Margaret-Tiger Rug / Weighted Down
(The Prison Song) / War In Peace / Broken Heart / All Come Together /
Books Of Moses / Dixie Peach Promenade / Lawrence Of Euphoria /
Grey/Afro