zondag 28 april 2013

Treetop Flyers | The Mountain Moves


Ze stonden in januari 2013 op Eurosonic en vernoemden zich naar een song van Stephen Stills. Treetop Flyers is een bijzonder getalenteerde countryrockband uit Londen. Vorig jaar togen ze naar Californië om in het beloofde land hun debuutalbum op te nemen met producer Noah Georgeson (Devendra Banhart, Husky). Het is dan ook bijna vanzelfsprekend dat de Britten terugkwamen met een puur Westcoast-album. Inderdaad: The Mountain Moves leunt sterk op de sound van Crosby, Stills, Nash & Young, The Eagles en Fleetwood Mac, maar het debuutalbum van Treetop Flyers is ook zeker vergelijkbaar met het werk van Dawes, Jonathan Wilson en Midlake. Sterke melodieën, geweldige samenzang en mooie gitaarsolo's maken van The Mountain Moves weer zo'n fraai album dat zo heerlijk teruggrijpt op de Westcoast van de early seventies.

Things Will Change / Houses Are Burning / Waiting On You / Rose Is In The Yard / She's Gotta Run / Haunted House / Postcards / Making Time / Picture Show / Storm Will Pass / Is It All Worth It  

vrijdag 26 april 2013

Giant Sand | Valley Of Rain


Vanuit Pennsylvania komt Howe Gelbe in Tucson, Arizona terecht omdat hij bij zijn gescheiden vader intrekt. Gelbe neemt een voorliefde voor countrymuziek mee naar de zinderende hitte van de Sonora Desert. In Tucson raakt hij bevriend met gitarist Rainer Ptacek, die hem aan muzikanten helpt om een band op te richten: Giant Sandworms, de naam ontleend aan Frank Herberts sci-fi-roman Dune. Naast Gelb en Rainer is ook David Seger gitarist in Giant Sandworms, maar hij zal later voor zichzelf beginnen met Naked Prey. De bezettingen van de band wisselen sterk, maar vaste waarden van de band zijn Howe Gelb en Scott Barber (bas, gitaar). Giant Sandworms treedt regelmatig samen op met The Serfers, maar hun wegen gaan uiteen als Gelbs band naar New York City verhuist en The Serfers naar Los Angeles – waar ze zich omdopen tot Green On Red. New York draait uit op een mislukking, dus keert de band terug naar Tucson en herstart als Giant Sand. Howe Gelb: 'So we stripped it down – bass, guitar, drums, vocals. Let's start again real simple.' Het resultaat daarvan is Valley Of Rain, deels opgenomen in Tucson, deels in Los Angeles. Verdeeld over een B- en een C-kant spreekt uit de tien Gelb-composities gedeprimeerdheid en wanhoop, muzikaal verpakt in rammelende, kletterende cowpunksongs. Gelbs denderende stem en diens aardeverschroeiende gitaarsound weerspiegelt de kokende hitte van de immer aanwezige woestijn – 'Tumble And Tear', 'Barrio' en 'Down On Town/Love's No Answer' is pure, zinderende desertrock. Het intense 'Death, Dying, And Channel 5' is gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen, samengevat als Today is a good day to die. Klassiek is echter de titelsong 'Valley Of Rain' dat opvallend melodieus is en voortgestuwd wordt door de barrelhouse-piano van Green On Reds Chris Cacavas. Valley Of Rain – regenwolken boven een door de zon geblakerd woestijnlandschap – is een voortreffelijk, rauwdouwerig visitekaartje van een man, a true spirit, die niet zal opgeven en zich decennialang blijft vernieuwen; Howe Gelb is een icoon van de alt.country,

Down On Town/Love's No Answer / Black Venetian Blind / Curse Of A Thousand Flames / Arists / Man Of Want / Valley Of Rain / Tumble And Tear / October Anywhere / Barrio / Death, Dying, And Channel 5

donderdag 25 april 2013

Bergen White | For Women Only


For Women Only zit in een vreselijk lelijke hoes. De directe associatie met candlelight-muziek en het oeuvre van James Last doet het album absoluut geen recht. De hoes van For Women Only is dan ook puur misleidend. Het verklaart wel waarom For Women Only bij verschijning in het voorjaar van 1970 geen enkele aandacht krijgt van de serieuze popmuziekliefhebber. De maker van het album, Bergen White, maakt nog een paar niet-verkopende singles en verkiest dan een – succesvolle – carrière als arrangeur.
Bergen White is in 1964 wiskundeleraar in Nashville, Tennessee als hij een beter betaalde baan kan krijgen bij Hit Records als zanger van covers van hits die als originelen aan supermarktketens verkocht worden. White raakt geïnteresseerd in het arrangeerwerk en krijgt de gelegenheid de b-kantjes van de singles te vullen met eigen materiaal. Door het namaken van pophits raakt White bedreven in de kunst van het arrangeren. Daarnaast kent White een bescheiden succes als zanger in de live-band van surfgroep Ronny and the Daytonas. Na zo’n optreden ontmoet Bergen White bovendien zijn grote voorbeeld: Brian Wilson. Nadat White in 1967 voor Monument een single heeft uitgebracht, tekent hij als solo-artiest bij Nashville-entrepeneur Shelby Singleton. Als tegenwicht tegenover de arrangeerklussen – waar hij zich vooral een ingehuurde kracht voelt – wil Bergen White zijn eigen ideeën uitvoeren; wil hij een solocarrière. Met zijn oude vriend, sessiegitarist en engineer Wayne Moss, werkt White anderhalf jaar lang in Moss’ Cinderella Studio met tussenpozen aan zijn albumdebuut. Tot hun beschikking staat Area Code 615, een fameuze groep Nashville-studiomuzikanten: mondharmonicaspeler Charlie McCoy, gitarist Mac Gayden, pianist David Briggs, bassist Norbert Putnam en drummer Kenneth Buttrey. Zij zorgen voor een perfecte begeleiding, maar het zijn Bergen White’s fenomenale orkestrale arrangementen die van For Women Only een barok en uniek meesterwerk maken. White’s zachte tenor weet zich omgeven door gitaar-arpeggio ’s, pianoflarden, fuzz-gitaar, klavecimbel en de meest bitterzoete strijkerspartijen voorstelbaar. White’s keuze van covers is nagenoeg onberispelijk en diens interpretaties daarvan fabuleus. Van softpopcomponisten Barry Mann en Cynthia Weil covert White het prachtige ‘She Is Today’; van Bread-zanger David Gates zowel ‘Gone Again’ als het etherische ‘Look At Me’, dat niet had misstaan op Love’s Forever Changes. Van Mickey Newbury diens ‘Let Me Stay Awhile’ en van Townes Van Zandt het hartverscheurende ‘Second Lover’s Song’, dik aangezet met dramatisch snerpende violen. Maar ook Bergen White’s eigen composities, ‘It’s Your Time’, ‘The Bird Song’ en ‘Now’ – gezongen met zijdezachte stem en voorzien van klavecimbel, ijle violen en ronkende cello’s – dragen volwaardig bij aan de brille van dit baroque-pop meesterwerk. Maar door de misleidende hoes en de falende promotie zag niemand dat in 1970.
Bergen White koos eieren voor zijn geld en werd een veelgevraagd en arrangeur: hij werkte onder meer met Tony Joe White, Glen Campbell, Elvis Presley en ook Garth Brooks. Desondanks is zijn grootste muzikale prestatie zonder twijfel For Women Only.

She Is Today / It’s Your Time / Let Me Stay Awhile / Look At Me / Lisa Was / Hurt So Bad / On And On / Gone Again / Second Lover’s Song / The Bird Song / Now / It’s Over Now

dinsdag 23 april 2013

Jacco Gardner | Cabinet Of Curiosities


Zelden ontstond er zo'n hype in de Nederlandse indiepopscene als over de release van Cabinet Of Curiosities, het debuutalbum van muzikant, producer en songschrijver Jacco Gardner. Nog voor de release van de plaat zijn de media vol van de innemende, zeer getalenteerde jongeman uit Zwaag, Noord-Holland. Die aandacht begon ruim een jaar geleden in Engeland, naar aanleiding van Jacco's baroque pop debuutsingle. Er volgde nog een single op een Spaans label, waardoor de aandacht werd gewekt van het Amerikaanse label Trouble In Mind, evenals van het immer alerte Excelsior Recordings. De laatste brengt in Nederland Gardners sprookjesachtige debuutalbum op de markt. Cabinet Of Curiosites is volgestopt met psychedelische popliedjes waarin de echo's uit het verleden overduidelijk doorklinken. In de opmaat naar de release van dit debuut zijn al namen genoemd als Syd Barrett, Brian Wilson en de relatief onbekende Curt Boettcher, maar ook zijn sporen te herkennen van The Moody Blues, Supersister en het obscure maar niet minder betoverende Eclection. Naast bas en wat steriel klinkende drums heeft Jacco kleurrijke arrangementen gemaakt waarin elektrische piano, klavecimbel en mellotron hoofdrollen vervullen. Twaalf aanstekelijke popliedjes in een charmant, veelkleurig jasje vormen tezamen een bijzonder verrassend debuut van een zeer groot talent, toepasselijk verbeeld op de hoes: een jongetje in een sprookjeswereld.

Clear The Air / The One Eyed King / Puppets Dangling / Where Will You Go / Watching The Moon / Cabinet Of Curiosities / The Riddle / Lullaby / Help Me Out / Summer's Game / Chameleon / The Ballad Of Little jane

maandag 22 april 2013

Ross | Supersonic Spacewalk


Juan Antonio Fructuso, oftewel J.A. Ross, en afkomstig uit Murcia, Spanje is een muzikale doe-het-zelver. Op zijn eerste demo's, uitgebracht in 1994, speelt en produceert hij alles zelf; de debuutplaat, onder de naam Ross maar in wezen een soloalbum getiteld 'Sugar' wordt geproduceerd door niemand minder dan Posie Ken Stringfellow. Ross krijgt hierdoor enige bekendheid, formeert een begeleidingsband en neemt in Murcia in zo'n 20 dagen opvolger Supersonic Spacewalk op. Met de release van Supersonic Spacewalk in 1998 kan Ross probleemloos de leemte opvullen die het uiteenvallen van The Posies achterlaten, want dezelfde combinatie van hemelse zangharmonieën en schurende gitaren. De schitterende opener 'Son Of Joy' – met zijn vogelgekwinkeleer, prachtige zang en ruimtelijke geluid – is de ideale wegbereider voor een avontuurlijk, melodieus en meeslepend powerpopalbum. Supersonic Spacewalk is een Spaanse poprockklassieker en brengt Ross bekendheid tot in Amerika en Japan. Rossland is in 2001 de opvolger die Ross met een nieuwe band opneemt, maar daarna krijgt J.A. Ross het niet meer voor elkaar.

Son Of Joy / Glass Onion World / Joy / Living In The Sun / Serenity Inside / It's No Use At All / Starships / The Supersonic Spacewalk / Song For My Little Things / One Summer Dream / Laughcream / Next Time Will Be The Last / I Can Believe / Foam Rubber Room

zondag 21 april 2013

The Sick Rose | Faces


Ook Italië heeft in de jaren tachtig zijn garagescene. Vanuit Pavia creëert Claudio Sorge met zijn Electric Eye-label een scene naar het Amerikaanse voorbeeld waar jonge beatgroepen de garagepunk van de sixties herontdekken. De grootste troef van Electric Eye is The Sick Rose, een neo-garageband uit Turijn, in 1983 opgericht door zanger Re Luca en gitarist Diego Mese en vernoemd naar een gedicht van William Blake. Zij dragen bij aan de verzamelaars Eighties Colours, Declaration Of Fuzz en Battle Of The Garages Vol. IV en debuteren met de fantastische single 'Get Along Girl!'. Die wordt eind '86 opgevolgd door Faces, een rammelend, gruizig garagepunkalbum. Over de strakke beat van bassist Mauizio Campfisi en drummer Dante Garimanno legt Rinaldo Doro een dreinende laag Farfisa, waarover Diego Meso dreunende fuzzgitaren en jengelende tremolo drapeert. Vol venijn – en zichzelf begeleidend met maraccas – spuugt Luca Re zijn primitieve teksten met Italiaanse dikke tong in de microfoon; The Sick Rose is pure eurotrash. Eén cover – van de Amerikaanse Outsiders – bevindt zich tussen de elf bandcomposities, die wringen, swingen en hypermelodieus zijn: 'Searching For', 'Nothing To Say', 'Everybody Wants To Know', 'About You' en de fantastische catchy garagepunker 'It's A Mystery'. Faces is de beste Italiaanse gragerockplaat ooit gemaakt en behoort de canon van de Europese neo-garagerock. Een obscure klassieker dus.

Searching For / It's A Mystery / Nothing To Say / Night Comes Falling Down / I Don't Care (She Doesn't Care) / I'm Not Trying To Hurt You / Everybody Wants To Know / You've Got My Mind / About You / Black Or White / Can You Find Me A Place / What You Are (Bad Girl!)

vrijdag 19 april 2013

The Last Drive | Underworld Shakedown


De sirtaki doen ze niet, maar wel vuige surfinstrumentals. Geen mandolines en balalaika’s, maar wel Voxx- en Rickenbackergitaren. Een minimale drumkit en tonnen echo. The Last Drive, een garageband uit Athene, Griekenland. Onwaarschijnlijk maar waar. Op de golven van het hoogtij van Amerikaanse neo-psychedelische beatbands die Europa overvallen, ontstaat er iets moois in die garage in Athene. The Last Drive wordt in 1983 opgericht door Alex K., zang en ripper bass, Nick “Pop Mind”, fuzztone gitaar en feedback, en drummer Chris B.I. Aanvankelijk is The Last Drive een coverband die rockabilly en psychobilly door de mangel haalt. Maar als George, slide en fuzztone mess, overkomt van Burnin’ Skulls stapt The Last Drive definitief over naar de garagepunk van The Sonics en The Cramps. Na intensief toeren door het garagegekke Griekenland en het releasen van de single ‘Midnight Hop’, tekent The Last Drive in 1986 voor het zojuist opgerichte neo-garagelabel Hitch-Hyke Records. Gelijk duikt de band de studio in en produceert zelf de debuut-lp Underworld Shakedown. De lp – gestoken in een kanariegele punky hoes – trapt af met de scheurende instrumental ‘Me ’N My Wings’. De gitaren van Nick en George gaan gelijk in de overdrive en zullen daar de hele lp op blijven staan. Underworld Shakedown is een fuzzende en galmende rockplaat waarop surfinstrumentals afgewisseld worden met treffend gekozen covers en melodieuze – maar wel in feedback gedrenkte – eigen composities als ‘Valley Of Death’ en ‘Every Night’. ‘Repulsion’, met zijn rondzingende- en zagende gitaren, brengt Underwold Shakedown naar een zinderend eind. De plaat wordt bij de garagisten uitstekend ontvangen, hetgeen in een tournee door West Europa resulteert – en ook in een optreden in de Amsterdamse Stip. The Last Drive vindt vervolgens een plekje op Greg Shaws verzamelaar Battle Of The Garages Vol.IV en maakt nog de opvolgers Heatwave en Blood Nirvana. Maar al in 1990 is het heilige vuur gedoofd, al houdt The Last Drive het nog vol tot 1995.

Me ’N My Wings / Valley Of Death / Poison / Misirlou / This Fire Inside / Blue Moon / Sidewalk Stroll / The Shade Of Fever / Every Night / The Night Of The Phantom / Repulsion

woensdag 17 april 2013

Ed Harcourt | Here Be Monsters

Hoewel in Engeland zwaar gehyped, de New Acoustic Movement – met het adagium quiet is the new loud – brengt niettemin bijzonder fraaie plaatjes voort. Je kunt eenvoudig constateren dat onze westerburen anno 2000 weer helemaal op de popmuzieklandkaart staan. De talloze voorbeelden – Turin Brakes, I Am Kloot, Tom McRae – spreken voor zich en ook Ed Harcourt behoort nu tot deze dan jonge elite te worden gerekend.
Here Be Monsters is na de mini-cd Maplewood (2000) het volwaardige, volwassen en volledig geslaagde debuut van de 23-jarige singer-songwriter uit Brighton. Was Maplewood een huiskameraangelegenheid – Harcourt nam alles thuis en alleen op – Here Be Monsters is een fullscreen technicolour production. Strijkers, blazers, vibrafoon, wurlitzer, grand piano en allerlei tapeloops, ziehier het instrumentarium van de moderne singer-songwriter die weet wat hij wil en ook hiertoe in staat gesteld wordt (door producer Dave Fridmann) . Meer dan eens voert Harcourt de luisteraar terug naar de verlichtende voorbeelden uit de zo grauwe jaren tachtig. Overeenkomsten met Echo & The Bunnymen, The Teardrop Explodes, music-hallpop van Gavin Friday en de ketelmuziek van Tom Waits vind je terug in de uitgekiende composities en de doeltreffende arrangementen op Here Be Monsters. Voor actueler vergelijkingsmateriaal moet je echter de oceaan over; naar geestverwanten als Michael Penn, Jason Falkner en de betreurde Jeff Buckley. Het moge duidelijk zijn; bij Harcourt gaat het, ondanks de barokke verpakking, uiteindelijk om het liedje, het prachtige liedje. Opener 'Something In My Eye' is traag en bezwerend en zet de toon voor 50 minuten poplyriek; voor bijna een uur muzikale diversiteit. 'She Fell Into My Arms' hoort gewoon in Top Of The Pops, 'Hanging With The Wrong Crowd' en 'Beneath The Heart Of Darkness' zijn uitermate geschikt voor laat op de avond, en 'Apple Of My Eye' nodigt uit tot uit volle borst meegalmen. Afsluiter 'Like Only Lovers Can' ten slotte laat je ademloos achter. Het maakt Here Be Monsters tot zowel een uitstekend serum tegen de natte en winderige herfst van 2001 en aldus een perfecte soundtrack voor lange, donkere avonden.
In 2003 is Harcourt terug met het even fantastische From Every Sphere, maar de daaropvolgende albums laten helaas geen stijgende lijn zien. Een (commerciële) Europese doorbraak zit er daarom vooralsnog helaas niet in.

Something In My Eye / God Protect Your Soul / She Fell Into My Arms / Those Crimson Tears / Hanging With The Wrong Crowd / Apple Of My Eye / Beneath The Heart Of Darkness / Wind Through The Trees / Birds Fly Backwards / Shanghai / Like Only Lovers Can

maandag 15 april 2013

Dave Mason | Alone Together


De muzikale carrière van Dave Mason begint in 1966 als roadie voor The Spencer Davis Group. Een kleine tien jaar later zal Mason in Amerika zijn grootste successen als solo-artiest vieren. Ergens daar tussenin bereikt Dave Mason de zanger en gitarist zijn grootste artistieke piek: Alone Together. In april 1967 promoveert de multi-instrumentalist Mason van de Spencer Davis Group naar Traffic, met wie hij twee reguliere – en legendarische – albums maakt. Vanwege muzikale meningsverschillen met Steve Winwood stapt Mason in de herfst van 1968 uit Traffic, waarna hij weer in Amerika opduikt in het gevolg van Delaney & Bonnie Bramblett. Via hen ontmoet Mason de eveneens uit Engeland uitgeweken Eric Clapton, met als gevolg dat Mason tijdens het eerste live-optreden van Derek & The Dominos gitarist in Claptons band is. Mason speelt mee op George Harrisons All Things Must Pass en maakt een fraai popalbum met Cass Elliott.
Dan is de tijd rijp voor een solo-album, dat Mason in Los Angeles opneemt – in de Sunset Sound-studio’s en de Elektra Recording Studio – en met een keur aan muzikale vrienden. Naast Delaney & Bonnie (zang) spelen mee de toetsenisten Leon Russell, Larry Knechtel en John Simon (producer van The Band), de bassisten Chris Etheridge (Flying Burrito Brothers) en Carl Radle (Derek & The Dominos), de drummers Jim Capaldi (Traffic), Jim Gordon (Derek & The Dominos) en Jim Keltner, en zangeres Rita Coolidge. Het resultaat is van een zeer hoog niveau en ondanks de sterrenbezetting, bezield en intens. Gehuisd in een prachtige driedubbel-uitklapbare hoes en geperst op psychedelisch gekleurd vinyl is Alone Together een fascinerend product van tijd en plaats. De rockmuziek anno 1970 zit niet alleen in een uiterst creatieve fase; de Westcoast-sound genereert vele, vele muzikale hoogtepunten, en Alone Together is daar één van. Alone Together bevat acht ruimtelijke, organische nummers die gebaseerd zijn op akoestische gitaar en relaxte ritmes. Daaroverheen draperen Mason en zijn all-starbezetting elektrische gitaar, piano, Hammond en soulvolle en harmonieuze achtergrondzang. Dave Mason, schrijver van de prachtige, pastorale composities, is met zijn uitstekende stem en vloeiende gitaarspel het stralende middelpunt van Alone Together. ‘Only You Know And I Know’, ‘Waitin’ On You’ en ‘Just A Song’ zijn pure en oorspronkelijke Westcoast countryrock, terwijl trage songs als ‘Can’t Stop Worrying, Can’t Stop Loving’ en ‘Sad And Deep As You’ herinneren aan Masons Traffic-tijd. Het prachtige ‘World In Changes’ heeft een rollende Hammond in de hoofdrol, terwijl die in de lange songs ‘Shouldn’t Have Took More Than You Gave’ en ‘Look At You Look At Me’ is weggelegd voor Masons kristallijnen gitaarspel. Vooral de gitaar-climax in afsluiter ‘Look At You Look At Me’ is meesterlijk en exemplarisch voor de creatieve piek die Alone Together inneemt in het oeuvre van Dave Mason.
Midden jaren zeventig is de populariteit van Dave Mason op zijn hoogtepunt, het creatieve hoogtepunt ligt echter vijf jaar eerder; bij het fenomenale Alone Together.

Only You Know And I Know / Can’t Stop Worrying, Can’t Stop Loving / Waitin’ On You / Shouldn’t Have Took More Than You Gave / World In Changes / Sad And Deep As You / Just A Song / Look At You Look At Me

zondag 14 april 2013

Lenny Kravitz | Let Love Rule


Als zoon van een actrice en een tv-journalist heeft Leonard Albert Kravitz een bevoorrechte jeugd. Zijn vroege jeugd brengt Kravitz door in New York City; op zijn twaalfde neemt zijn moeder hem mee naar Los Angeles, Californië. Daar maakt de rusteloze puber Lenny kennis met klassieke – blanke – rockmuziek, marihuana en het vrije leven. Opgevoed met klassieke muziek, jazz en Motown-soul is Kravitz een wandelende vergaarbak van stijlen en een muzikale alleskunner bovendien: hij speelt gitaar, bas, drums en orgel. Op zijn 16e verlaat Lenny zijn ouderlijk huis, bivakkeert in aftandse auto's en verhuurt zichzelf als studiomuzikant aan iedereen die maar wil. Met zijn eigen muziek moet hij jarenlang leuren, totdat Virgin in januari '89 de 24-jarige muzikant contracteert. Lenny Kravitz is dan al getrouwd met actrice Lisa Bonet, bekend van The Cosby Show, heeft een dochtertje van een paar maanden en heeft zijn debuutalbum al kant en klaar op de plank liggen.
Vier jaar daarvoor heeft Kravitz studio-engineer Henry Hirsch ontmoet die de Waterfront Studios in Hoboken New Jersey runt. Met Hirsch deelt Kravitz een liefde voor buizenversterkers, ribbonmicrofoons en vintage gitaren. Gezamenlijk imiteren ze het sixties- en seventiesgeluid dat platen van John Lennon, Curtis Mayfield, David Bowie, Stevie Wonder en Led Zeppelin voortbracht. Kravitz heeft dat allemaal muzikaal geabsorbeerd en voegt daar zijn naïeve, hippie-achtige teksten aan toe die handelen over het paradijs, een betere wereld en natuurlijk de liefde. Die staat dan ook centraal op Let Love Rule: Brother and sisters join hands / We got to get love rule, zo zweept Kravitz zijn gehoor op in het swingende titelnummer. In 'I Build This Garden For Us' droomt Lenny, omgeven door een zuigende rocksound, zijn paradijs met Lisa en dochter Zoë, 'Sittin' On Top Of The World', 'Does Anybody Out There Even Care', 'Rosemary' en 'Be'; het zijn alle soulvolle rocknummers, getoonzet in een sfeervolle, schitterende retrosound. Ontdaan van franje en te midden van orgel, Fender Rhodes, akoestische en elektrische gitaar zingt Kravitz op een indrukwekkende wijze de sterren van de hemel. Het moge duidelijk zijn: hier is een ster aan het werk.
Als in september 1989 Let Love Rule verschijnt, wordt Kravitz niet meer gezien als Mister Lisa Bonnet, maar als een enigmatische popster. De definitieve doorbraak in Amerika laat nog op zich wachten, maar in Nederland wordt Let Love Rule direct onthaald als een subliem rockalbum en haalt het titelnummer zelfs de tweede plaats van de top 40. Helaas is Lenny's liefdesgeluk een jaar later als sneeuw voor de zon verdwenen en zit hij in zak en as; het therapeutische Mama Said is er overigens niet minder fraai om. Datzelfde jaar, 1991, staat Lenny Kravitz op Pinkpop en daarna zullen al zijn albums miljoenen verkopen. Kravitz is dan een wereldster, maar betere albums dan het kleurrijke, autobiografische Mama Said en het kale, organische en ronduit schitterende Let Love Rule zal hij niet meer maken.

Sittin' On Top Of The World / Let Love Rule / Freedom Train / My Precious Love / I Build This Garden For Us / Fear / Does Anybody Out There Even Care / Mr. Cab Driver / Rosemary / Be / Blues For Sister Someone / Empty Hands / Flower Child

zaterdag 13 april 2013

Gabriel Kelley | It Don't Come Easy


In 2006 trok de 21-jarige Gabriel Kelley vanuit Georgia naar Nashville om daar aan het werk te gaan als tekstschrijver onder contract. Zoals vele singer-songwriters vóór hem, bevredigde dit allerminst en dus kapte Kelley er al snel mee, verhuisde zijn weinige spullen naar een oude maar ruime stationcar en leefde vier jaar het leven van een country outlaw. Ondertussen schreef hij natuurlijk vele trieste, melancholieke countryliedjes, nam demo's op en kreeg na een succesvolle Kickstarter-actie de gelegenheid een album op te nemen. Hij kreeg daarbij wonderlijk genoeg hulp van mainstream country-producer Neal Cappellino, maar ook van pianovirtuoos Gabe Dixon, de legendarische Elvis Presley-gitarist Reggie Young en uit Ryan Adams' Cardinals op drums Brad Pemberton en op pedal steel Jon Graboff. Gabriel Kelley zelf beschikt over een doorleefde stem en een tekstboek schitterende liedjes in traditionele countrystijl.
Met de veelzeggende titel It Don't Come Easy klinkt Kelleys debuut, uitgebracht in juli 2012, als een klassieke singer-songwritersplaat, waarbij de nadruk ligt op akoestische gitaren, hammond en pedal steel. It Don't Come Easy lijkt qua sound direct afkomstig uit midden jaren zeventig, maar heeft ook de sfeer van Ryan Binghams Mescalito, Ray LaMontagnes God Willin' & The Creek Don't Rise en Dylan LeBlancs Paupers Field. Ambachtelijke, goudeerlijke countryrockliedjes als 'Faith', 'In Your Loving Arms' en 'Goodbye Jesse' zijn prachtig in balans met intense ballads als 'When Is Enough' en de hartwringende afsluiter 'Holding Me Down'. It Don't Come Easy is een klassiek debuut van een even klassieke, veelbelovende singer-songwriter.

How Come / Faith / It Don't Come Easy / When Is Enough / Only Thing To Do / In Your Loving Arms / See You Comin' / Goodbye Jesse / These Old Green Hills / Holding Me Down

donderdag 11 april 2013

Thomas Denver Jonsson | Barely Touching It


In 2003 werd hem een grootse toekomst voorspeld als voorman van de Zweedse americana: Thomas Denver Jonsson. In selecte kring goed ontvangen, maakte Hope To Her, het prachtige debuut, veel indruk. Jonsson toerde daarop door de USA en Duitsland, en trad op tijdens Take Root 2004. Een jaar later zijn de verwachtingen hooggespannen, ook bij de bijzonder bescheiden Jonsson zelf, maar de singer-songwritet kan gerust zijn: Barely Touching It, de opvolger van Hope To Her is godvergeten prachtig. Het akoestische 'I’m With You All The Way' is een opwarmertje, maar zet wel gelijk Jonssons wankele en tegelijke associatieve stem in de etalage. En dan brandt The September Sunrise, Jonssons geweldige begeleidingsband, los in het rockende en buitelende 'Strange Luck'. De Crazy Horse anno 2005, met voorts een verwijzing naar Neil Young: To stay as friends / Like a fish on the line. Orgel en pedal steel – beide warm van textuur – nemen hoofdrollen op zich, maar staan in de schaduw van de jengelende, zwalkende en krabbende elektrische gitaar van Carl Edlom; werkelijk superieur. In doorjagende en bijna ontsporende countryrocksongs als 'Dance Floor Borders', 'Silver Boy', 'Don’t Cry' en 'Walther' heeft Jonsson een perfecte partner in Edloms trekkende gitaarspel. Mooie, heartbreaking duetten zijn er met Nina Kinert – op zijn ‘Grams en Emmylou’s’ – in de vorm van 'Dreams At The Film Club' en afsluiter 'Reprise'. En Will Oldhams broer Ned neuzelt ook nog even lekker mee. Het is niet allemaal vrolijkheid wat de klok slaat, maar de diepe gloed en warmbloedige intensiteit die Barely Touching It uitstraalt laat zowel ruimte voor een lach als een traan. Niet in de laatste plaats opgeroepen door Jonssons ijzersterke en rondzingende zang – prachtig geëtaleerd in weer een hoogtepunt: de zesëneenhalve epische minuten van 'Good Night'. Thomas Denver Jonsson is een voorbeeldig lid van het singer-songwriters-gilde en verenigt het beste van Ryan Adams en Will Oldham in zich. Barely Touching It kent geen zwak moment en behoort in 2005 tot de allerbeste platen in het genre.

I'm With You All The Way / Strange Luck / Time Stops When I Hold You / Dance Floor Borders / Dreams At The Film Club / Silver Boy / Don't Cry / A Day From A Year / Walther / Eyes Of Blue / Working Star / Good Night / Reprise 

woensdag 10 april 2013

Lucinda Williams | Car Wheels On A Gravel Road


Car Wheels On A Gravel Road betekent in 1998 de grote doorbraak voor de in Lake Charles, Louisiana geboren Lucinda Williams. Pas zes jaar na haar vierde plaat verschijnt het album dat Lucinda Williams lanceert als de nieuwe vrouwelijke ster van de rootsrock. Kosten noch moeite worden overigens gespaard om Car Wheels On A Gravel Road tot een succes te maken. In eerste instantie is de productie in handen van Williams’ gitarist Gurf Morlix, maar na een hoog oplopende ruzie met een ontevreden en furieuze Williams wordt het hele zaakje overgedaan door Steve Earle in Nashville, waarna er later nog in Californië opnamen worden toegevoegd onder leiding van Roy Bittan van Springsteens E Street Band. De eindmix wordt bovendien gedaan door Rick Rubin. Emmylou Harris geeft vocale ondersteuning en gitaristen zijn er in ruime mate voorhanden: Buddy Miller, Charlie Sexton, Steve Earle, Greg Leisz en Gurf Morlix. De van huis uit pathologisch onzekere en vooral eigenwijze Williams had geen fijne tijd in de studio. Die beproeving levert echter wel een americana-klassieker op. Lucinda Williams heeft een patent op een schitterende mengvorm van country, rock en pop. De liedjes hebben prachtige kop en staarten, fraaie melodielijnen en mooie arrangementen met dobro, orgel en accordeon. Ze gáán ook nog ergens over. ‘Drunken Angel’ is een bitterzoet eerbetoon aan de vermoorde Texaanse singer-songwriter Blaze Foley, 'Greenville' fungeert in de gelijknamige song als decor voor het heenzenden van een foute minnaar en uit ‘Metal Firecracker’ en ‘Still I Long For Your Kiss’ spreekt verdriet, huiselijk geweld en morele beschadiging in een omgeving van lege drankflessen en gedeukte auto’s. Met haar doorleefde stem en ondersteund door gruizige elektrische gitaren neemt Lucinda Williams de luisteraar mee op een levensechte roadtrip door het Amerikaanse Zuiden, die uiteindelijk eindigt in het verdrietige ‘Jackson’. De wijze waarop Williams op Car Wheels On A Gravel Road haar stijl tentoonspreidt van dirty realism – omlijst door een melodieuze countryrock-setting – maakt haar in een klap de grande dame van de alt.country.

Right In Time / Car Wheels On A Gravel Road / 2 Kool 2 Be 4-Gotten / Drunken Angel / Concrete And Barbed Wire / Lake Charles / Can’t Let Go / I Lost It / Metal Firecracker / Greenville / Still I Long For Your Kiss / Joy / Jackson 

dinsdag 9 april 2013

Peter Case | The Man With The Blue Postmodern Fragmented Neo-traditionalist Guitar


Een verrassende career-move, deze transformatie van Californische rock-‘n-roller tot folky troubadour. Het tekent het veelzijdige talent van Peter Case. Geboren in de staat New York en fan van Woody Guthrie en Leadbelly heeft Peter Case in de jaren zeventig het eerbare beroep van straatmuzikant. In die hoedanigheid zwerft hij door de States. In San Francisco ontmoet hij Jack Lee, met wie hij The Nerves opricht – hun ‘Hanging On The Telephone’ wordt een hit voor Blondie. In 1980 richt Case in Los Angeles The Plimsouls op, dat getekend wordt door Geffen. The Plimsouls zijn echter geen lang leven beschoren, waarna Peter Case – nog steeds onder contract bij David Geffens label – terugkeert naar zijn oude stiel, dat van de singer-songwriter. Met geestverwant T-Bone Burnett als producer neemt Peter Case, inmiddels gehuwd met Victoria Williams, zijn titelloze debuut op dat in 1986 verschijnt. En is Peter Case nog tamelijk poppy en voorzien van gecompliceerde muzikale arrangementen en syncoperende drums, dat is bij Case’s tweede soloplaat volslagen anders. 
Op The Man With The Blue Postmodern Fragmented Neo-traditionalist Guitar is een verhalenverteller aan het woord die in een kale en meestal akoestische setting zijn imaginaire reizen onderneemt door het land van Steinbeck en Guthrie. Zoals de hobo in ‘Travellin’ Light’, dat Case in samenwerking met Bob Neuwirth schreef. In de bar van het ‘Entella Hotel’ ontmoet Case de drinkers die op drift zijn in de nacht en in ‘Put Down The Gun’ is Case’s wilde schone in het nauw. Zwervers, drinkers en verloren zielen dolen rond in Peter Case’s prachtige, lyrische liedjes. De muzikale omlijsting is perfect en wordt vormgegeven door producer J. Steven Soles – met T-Bone Burnett in The Alpha Band – en gitaristen Ry Cooder, David Lindley en Los Lobos’ David Hidalgo, toetsenisten Mitchell Froom en Benmont Tench, en drummer Jim Keltner. Zij ondersteunen op fraaie wijze de fantastische stem van Peter Case die vooral in zijn betoverend mooie liedjes ‘Two Angels’ en afsluiter ‘Hidden Love’ van eenzame klasse is. Met The Man With The Blue Postmodern Fragmented Neo-traditionalist Guitar komt Peter Case de begiftigde singer-songwriter dichter bij zijn ware zelf dan ooit. Vandaar dat The Man With The Blue Postmodern Fragmented Neo-traditionalist Guitar, dat raakt aan de ware kern van country, folk en blues, een belangwekkende plaat is van een belangwekkende singer-songwriter.

Charlie James / Put Down The Gun / Entella Hotel / Travellin’ Light / Poor Old Tom / Old Part Of Town / Rise And Shine / Two Angels / This Town’s A Riot / Hidden Love

maandag 8 april 2013

John Prine | John Prine


Als geen ander vertelt John Prine de verhalen van gewone mensen; van mensen die door het leven struikelen, van mensen die er het beste van proberen te maken. Liefdevolle beschrijvingen van de gewone man/vrouw in soms pijnlijke situaties bevolken zijn platen, met als uitschieter zijn uitgebalanceerde en nagenoeg perfecte debuutplaat. John Prine is dan al, op 22-jarige leeftijd, op de toppen van zijn kunnen. John Prine is een postbode uit Chicago, Illinois die in zijn vrije tijd liedjes schrijft, waarbij hij zich laat inspireren door de tragische ballades van The Carter Family. Hij treedt ook op in het Chicago-folkcircuit en raakt bevriend met singer-songwriter Steve Goodman die niemand minder dan Kris Kristofferson attendeert op het talent van John Prine. Samen met Paul Anka zoekt Kristofferson Prine op in de lege Earle Of Old Town-club. Kristofferson: 'Then he started singing, and by the end of the first line we knew we were hearing something else.' Op uitnodiging van het tweetal treedt John Prine een avond op in de New-Yorks Bitter End en wordt ter plekke getekend door Atlantics Jerry Wexler.
Voor de opnamen van zijn debuut-lp reist Prine af naar Memphis, Tennessee, naar de American Recording Studios. Met producer Arif Mardin en een uitgebreide band met daarin Elvis Presleys ritmesectie, gitarist Reggie Young, pedal steelspeler Leo LeBlanc, pianist Bobby Wood en organist Bobby Emmons neemt Prine zijn majestueuze debuutplaat op. De doorgaans gepoljiste productie van Mardin werkt wonderlijk goed bij de kale, gestripte liedjes van Prine, die uitblinken in poëtische zeggingskracht. 'Illegal Smile' handelt over de geneugten van marihuana: Ahhh but fortunately / I have the key / To escape reality, 'Spanish Pipedream' verhaalt van een sexy danseres en een naïve soldaat; het is die goedkope romantiek die meerdere malen terugkeert in de liedjes waarin biljartzalen, autoritjes en berouwvolle herinneringen figureren. 'Your Flag Decal Won't Get You Into Heaven Anymore' is een politiek anti-Nixon-lied en in het sepia-getinte 'Paradise' bezoekt Prine Kentucky, de geboortestreek van zijn vader. Klassiek is de ultieme kater-van-Vietnam-song 'Sam Stone', waarin een verslaafde Namvet terugkeert naar zijn gezin: There's a hole in daddy's arm / Where all the money goes. En superieur bezingt de twintiger Prine de eenzaamheid van het ouder worden in de sublieme vertellingen 'Hello In There' en het onovertroffen 'Angel From Montgomery', dat met zijn gitaar-twang en rollende Hammond ook muzikaal perfect is. Elektrisch gitaar, pedal steel, piano en orgel zijn de muzikale smaakmakers op John Prine's debuut, prominent aanwezig in de heerlijk slome elektrische countryblues 'Pretty Good' en de zwevende countryrock van 'Quiet Man'.
Maar het zijn de geniale, met dichterlijke gratie beschreven en met mededogen gezongen menselijke portretten die van John Prine, uitgebracht in 1971, zo'n uitzonderlijk hoogstaand singer-songwritersalbum maken; een blauwdruk en een lichtend voorbeeld voor generaties van singer-songwriters nadien.

Illegal Smile / Spanish Pipedream / Hello In There / Sam Stone / Paradise / Pretty Good / Your Flag Decal Won't Get You To Heaven Anymore / Far From Me / Angel From Montgomery / Quiet Man / Donald And Lydia / Six O'Clock News / Flashback Blues

zondag 7 april 2013

Canned Heat | Canned Heat


Meer nog dan bluesmuzikanten zijn Bob ‘The Bear’ Hite, Al ‘Blind Owl’ Wilson en Henry ‘Sun’ Vestine bluesstudenten en -archeologen. Met zijn drieën gaan ze zich in 1965 op de praktijk richten en gaan authentieke, elektrische jugbandmuziek en countryblues spelen. Ze noemen zich Canned Heat, naar de bijnaam van een vloeibare drug in een blikje: Sterno, afgebeeld op de hoes van het debuut. De bluesmuziekverzamelaars uit Los Angeles herinterpreteren de vooroorlogse countryblues van Howlin’ Wolf, Muddy Waters, John Lee Hooker, Willy Dixon en Elmore James. Vandaar dat op het debuut Canned Heat uit 1967 voornamelijk covers te horen zijn. Canned Heat voegt er wel een vitale boogie-sound aan toe, wat de bluesstandards een hippere uitstraling geeft. Maar Canned Heat, met zijn hoogtepunt ‘Catfish Blues’, is wel de band in zijn meest ruwe en primitieve vorm, met de grommende rasp van Hite, het slide- en fantastische mondharmonicaspel van Wilson en de zinderende, elektriserende gitaarsolo’s van Vestine. De combinatie van elektrische countryblues en vette boogie maken van Canned Heat een band die eind jaren zestig uniek in zijn soort is.

Rollin’ And Tumblin’ / Bullfrog Blues / Evil Is Going On / Goin’ Down Slow / Catfish Blues / Dust My Broom / Help Me / Big Road Blues / The Story Of My Life / The Road Song / Rich Woman

donderdag 4 april 2013

Mozes and The Firstborn | Mozes and The Firstborn


Vier jongens uit Eindhoven, Melle (zang, gitaar), Ernst-Jan (gitaar), Corto (bas) en Raven (drums), hebben een heel leuk bandje. Begin 2011 brengen ze een eerste ep uit, 'I Got Skills', waarna optredens volgen met Alabama Shakes en op Jack White's afterparty in de HMH. De voorbereidingen voor het debuutalbum treffen Mozes and The Firstborn met producer en ex-Urban Dance Squad-drummer Michel Schoots en onder een contract met nederhop-label Top Notch zetten de vier hun krabbel. De weg ligt open voor Mozes and The Firstborn, dat al onder de aandacht kwam van jong en hip Nederland vanwege de ouderwetse debuut-ep. Maar is 'I Got Skills' een alleraardigst novelty-hitje dat de jongens bij De Wereld Draait Door brengt, het debuutalbum is in zijn totaliteit compleet andere koek, want gruizig, dirty en pure echoput-rock-'n'-roll. Mozes and The Firstborn is een ronduit geweldige plaat die sixtiespop, oude rhythm & blues en rauwe garagerock weer onder de mensen brengt. Ergens tussen de garagepop van The Allah-Las, de luidruchtige indie-blues van Cold War Kids en de psychedelica van The 13th Floor Elevators bevindt zich de opwindende sound van Mozes en diens eerstgeborene. 'Bloodsucker', 'Seasons' en 'Gimme Some' blinken uit door een bonkige garagebeat, 'Skinny Girl' is een fijn folkrockliedje, 'What's Wrong Momma een acidrock-ballad en 'Peter Jr.' en het fantastische 'Party Crasher' hebben inderdaad een hoog 13th Floor Elevators-gehalte. Als de branieschoppers zelf beweren dat ze (nu al) de beste band van Nederland zijn, dan zitten ze werkelijk waar niet ver van de waarheid af. Mozes and The Firstborn: fantastisch debuut en toekomstige neder-klassieker.

Bloodsucker / Peter Jr. / What's Wrong Momma / I Got Skills / Seasongs / Time's A Headache / Skinny Girl / Heaven / Gimme Some / Down With The Band / Party Crasher

woensdag 3 april 2013

The Beasts Of Bourbon | The Axeman’s Jazz


Vuig, vuig, vuig. Rockabilly, gruizige rhythm and blues en emmers psychedelica. The Beasts Of Bourbon waren een zootje ongeregeld, een kwintet vagebonden afkomstig uit verschillende contreien van het Australische continent. Vijf muzikanten bijeengeraapt door Gregory ‘Tex’ Perkins en op een hete oktobermiddag in 1983 neergekwakt in de Paradise Studios te Sydney. Gestart als een grap door Tex Perkins – bandleider, doch zelf de minste bekende van het illustere gezelschap – maakte de band, bestaande uit drummer en Hoodoo Guru James Baker, gitarist Spencer Jones van The Johnnys en bassist Boris Sudjovic en gitarist Kim Salmon van Stooges-adepten The Scientists, bij wijze van grap het Australische pubcircuit onveilig. Hoewel de ambitie niet veel verder reikte dan loltrappen, zuipen en rock-‘n-roll spelen, kregen The Beasts Of Bourbon het terechte predikaat supergroep opgeplakt. En dat terwijl de bandleden zichzelf als één grote grap beschouwden, getuige de nogal ironische bandnaam: The Beasts Of Bourbon, een verbastering van The Rolling Stones’ ‘Beast Of Burden’. De vijf rockers in hart en nieren, aangevuurd door de putdiepe gromstem van Perkins, produceerden live een unieke ruige rommelpot van wat rock-‘n-roll en gore garagerock spannend en bedreigend maakt. De volgende stap lag dan ook in de uitdaging om die smerige live-sound in de studio te reproduceren en op vinyl vast te leggen. En dus verzamelde Tex Perkins zijn broeders in het kwaad om zich heen om met producer Tony Cohen een middagje te keten in de studio. Het werd een hete, zweterige en dorstige middag, met het verbluffende The Axeman’s Jazz als tastbaar resultaat.
De live-sound is op een perfecte wijze nagebootst: het galmende en echoënde klankbeeld lijkt tot stand te zijn gekomen in een vochtige grafkelder; de ritmesectie is overdadig ingesmeerd met motorolie en klinkt vooral greasy. En bovenop deze bonkende bastonen, elementair beukende drums en knallende bekkens klinken de schurende en hakkende slaggitaren van Kim Salmon en Spencer Jones die elkaar bovendien naar de kroon steken met psychedelische en opgerekte gitaarlicks. De cockrock van The Beasts Of Bourbon wordt dan nog vervolmaakt door de dwingende en zelfzekerde voordracht van gorgelaar Tex Perkins.
Perkins is niet overal de agressieve dwingeland; in Leon Payne’s ‘Psycho’ is hij eerder de naïeveling die zich er niet van bewust lijkt te zijn dat hij iedereen om zich heen uitmoordt: You think I’m psycho, don’t you mama? Zijn moeder is echter hetzelfde lot beschoren: O mama, why don’t you get up? En dan nemen de jengelende en gierende gitaren het nummer mee naar het eind. In ‘Evil Ruby’ kan Old Dan geen keuze maken tussen zijn liefje en een trein, waarop Evil Ruby Dans bloed laat vloeien. En ook hier raggen en rammelen de gitaren in een dans met de dood. The Beasts Of Bourbon is een ingemeen rockcombo; The Beasts Of Bourbon zijn bad news. Dood, verderf en rottende lijken –Take these coffins from my home, heet het in John Fogerty’s ‘Grave Yard Train’ – is het decor waarbinnen zich de smerige rock-‘n-roll van het gezelschap afspeelt. ‘Drop Out’, ‘Lonesome Bones’ en vooral ‘The Day Marty Robbins Died’ rammelen en bonken zoals het hoort. Try it more twangy, Spence, vraagt Tex Perkins aan Spencer Jones, waarop de drumkit van James ‘Bambam’ Baker spontaan rammelt als Spence de lage snaren aanslaat en ‘The Day Marty Robbins Died’ loos gaat, waarop gescheiden paarden en huilende varkens ten tonele gevoerd worden op de dag dat Marty Robbins stierf. Het furieuze slotstuk, ‘Ten Wheels For Jesus’, handelt over de evangeliseringsdrang van een vrachtwagenchauffeur. In een aan Johnny Cash verwante stijl – en voorzien van een woest galopperend ritme – knetteren de twangende gitaren, schreeuwt Perkins de longen uit zijn lijf en declameert dat hij toch echt Jezus nodig heeft, want A man cannot live on beer alone. Het is de grande finale van een vitaal, vuig en verschrikkelijk strak rock-‘n-roll-album.
The Beasts Of Bourbon hebben werkelijk iets groots gepresteerd met deze uiterst boeiende mengeling van ruige country, blues en garagerock. En dat voor een hobbyclubje dat alleen maar lol wil trappen. Dertig jaar rock-‘n-roll – Hank Williams, Johnny Cash, The Rolling Stones, The Birthday Party en The Cramps – gecomprimeerd op een zwarte schijf vinyl: The Axeman’s Jazz, ruim veertig minuten boete en schuld.

Psycho / Evil Ruby / Love & Death / Grave Yard Train / Good Times / Drop Out / Save Me A Place / Lonesome Bones / The Day Marty Robbins Died / Ten Wheels For Jesus

dinsdag 2 april 2013

The Marshall Tucker Band | Searchin' For A Rainbow


Een machtige southern rockband op zichzelf, The Marshall Tucker Band is niettemin altijd overschaduwd geweest door de grotere broers The Allman Brothers en Lynyrd Skynyrd. Hoewel echte southern rockers, The Marshall Tucker Band liet meer dan anderen zijn roots zien, gelegen in jazz, blues, country en western swing. Het is een vriendenclub van high school die in 1972 in Spartanburg, South Carolina The Marshall Tucker Band opricht: Toy Caldwell (gitaar, pedal steel), Tommy Caldwell (bas), Doug Gray (zang), George McCorkle (gitaar), Paul Riddle (drums) en Jerry Eubanks (saxofoon, dwarsfluit).
Snel worden ze opgenomen in de stal van Phil Waldens Capricorn Records. Na een aantal sterke lp's en de verworven reputatie van een zinderende live-band, wenst het platenlabel een hit. Het wordt een nummer dat songschrijver McCorkle aanvankelijk had toebedacht aan de Charlie Daniels Band: 'Fire On The Mountain'. En een hit wordt het in thuisland Amerika – en ook in Nederland krijgt de fantastische single airplay: And there's fire on the mountain, lightnin' in the air / Gold in them hills and it's waitin' for me there. Het album Searchin' For A Rainbow kent in het prachtige titelnummer en in 'Virginia' en 'Bound And Determined' nog meer hoogtepunten; niet in de laatste plaats door het gloedvolle gitaarspel van Toy Caldwell. Searchin' For A Rainbow sluit af met een fantastische live-uitvoering van 'Can't You See', een southern rock-klassieker waarvan het origineel op de debuutplaat terug te vinden is. Energiek, meeslepend en swingend. Typisch southern rock dus – The Marshall Tucker Band is daar dan ook, met zijn totale albumverkoop van meer dan 15 miljoen, een erkende exponent van. Dit is dan ook het klassieke southern rock-kwartet: The Allman Brothers, Lynyrd Skynyrd, The Outlaws en The Marshall Tucker Band.

Fire On The Mountain / Searchin' For A Rainbow / Walkin'And Talkin' / Virginia / Bob Away My Blues / Keeps Me From All Wrong / Bound And Determined / Can't You See (Live)


maandag 1 april 2013

The Screamin' Cheetah Wheelies | The Screamin' Cheetah Wheelies


Ze worden in 1993 gespot door Atlantic-stafproducer Paul Ebersold in Nashville, Tennessee in nota bene een bluesclub. Hetzelfde jaar nog ligt het majordebuut in de winkel. The Screamin' Cheetah Wheelies rijden gretig mee op de dan heersende golf van grunge en stevige rock, maar het vijftal is meer een groovende jamband die live graag improviseert. Dat is getuige de soms uitgesponnen gitaarsongs op het zelfgetitelde album duidelijk te merken. The Wheelies gaan flink tekeer met hun opzwepende mix van blues, soul en southern rock. Funky en swingend is 'Somethin' Else', soulvol en met een zuigend orgel is 'This Is The Time', dito het broeierige 'Sister Mercy'. 'Majestic' ademt classic rock, terwijl 'Let It Flow' de magnifieke afsluiter is van een dampende plaat, ergens tussen Burning Tree, Blind Melon en Widespread Panic.

Shakin' The Blues / Ride The Tide / Somethin' Else / This Is The Time / Slow Burn / Leave Your pride (At The Front Door) / Jami / Sister Mercy / Majestic / Moses Brown / Let It Flow