maandag 15 oktober 2018

Ryan Martin | Gimme Some Light

Een dubbel-lp in een klaphoes, met op de voorkant een wat getroebleerde man in een gestrand treinstel. Aan de binnenkant dezelfde man in de herfstige, Amerikaanse natuur. Dit is geen vrolijke frans, nee, dat is Ryan Martin zeker niet: ex-verslaafde, ex-bajesklant en overlever van een zwaar auto-ongeluk. Allemaal materiaal voor een doorleefd americana-album, want dat is Gimme Some Light. Martin groeide op aan de Westkust, maar voelt zich meer thuis in Upstate New York, in de bossen, in de velden. Het Woodstock-idee, zeg maar. Die sfeer spreekt ook uit de zwierige countryrocksongs, uitgevoerd door een imposante band met daarin van alles vertegenwoordigd: gitaar, bas, drums, piano, orgel, mandoline, pedalsteel en blazers, stemmige blazers, dat wel. Over de vier plaatkanten verspreid bevindt zich een gevarieerd aanbod van doorleefde songs. De rake midtempo opener ‘All the Good Men’ is gelijk al een prachtsong en een blauwdruk van het vele moois dat volgt. Martin rockt in ‘Destitute Darlings’, ‘Say You Love Me’ en ‘Adeline’ - met glockenspiel - op een vlotte R.E.M.-manier, wat betekent: stevig jengelende elektrische gitaren. Nog meer gecharmeerd ben ik van de weemoedige, trieste liedjes, zoals ‘Death of Love’, ‘Regular Man’, ‘Be Kind’ en het klein gehouden ‘Parasol’, die geweldig mooi en intens gezongen worden door Martin, niet zelden geholpen door een jankende pedalsteel. In dat opzicht is het dramatische en naar een orkestrale climax gevoerde ‘Ask Your Mother’ misschien wel het hoogtepunt van de schatkamer aan prachtsongs die Gimme Some Light is.

‘All the Good Men’ | ‘Destitute Darlings’ | ‘Death of Love’ | ‘Parasol’ | ‘Say You Love Me’ | ‘Dangerously Unplugged’ | ‘Regular Man’ | ‘Suicide Parade’ | ‘Be Kind’ | ‘Adeline’ | ‘Lepers in Armor’ | ‘Ask Your Mother’ | ‘Real Human Being’ | ‘New England Song’ | ‘The Marchers’ | ‘The Prettiest Girl On This Side of Hell’

Garrett T. Capps | In The Shadows (Again)

We mogen blij zijn dat Garrett T. Capps hier via distributeur Sonic Rendezvous onder de aandacht komt. Capps, een cowboy uit San Antonio, Texas, realiseerde reeds eerder een album, maar dit In The Shadows (Again) is nu voor iedereen beschikbaar. Doe daar je voordeel mee, want deze plaat is simpelweg overrompelend. Naast heerlijke old skool-countryliedjes als ‘Baby Please’ - met sfeervolle cafégeluiden uit een Waffle House - en het titelnummer met B.J. Cole’s wuivende pedalsteel, maakt Garret T. vooral indruk met het weemoedig, golvende en filmische ‘The Insterstate 35 Waltz’, een cover van Christopher Cessac; het welhaast spectoriaanse ‘Dancin’ Hands’; en het uitgesponnen, traag voorttrekkende ‘Trouble’s Callin': 10 minuten-plus en een grandioze afsluiter. Garrett T. Capps heeft niet alleen een vergelijkbare potentie als de reeds gearriveerden Daniel Romano en Sturgill Simpson, maar refereert in ‘Go Home’ bijvoorbeeld ook naar de enigmatische, maar helaas van het podium verdwenen Damon Bramblett. Kortom, met deze man halen we een nieuwe held binnen.

‘Born Into A Ballroom’ | ‘Go Home’ | ‘In the Shadows (Again)’ | ‘The Interstate 35 Waltz’ | ‘Here Right Now’ | ‘Dancin’ Hands’ | ‘Baby Please’ | ‘Harness the Light’ | ‘Trouble’s Callin’’

Rolling Blackouts C.F. | Hope Downs

Hier hebben we toch wel weer iets heel bijzonders te pakken; ik eet mijn schoenzolen op als dit niet een van de beste platen van 2018 is. Wat een geweldige lp! En een debuutalbum…, nou, niet helemaal want Rolling Blackouts Coastal Fever vuurde al twee ep’s af - tezamen goed voor elf liedjes - die de gemoederen al flink verhitten. Maar Hope Downs, het echte debuut van deze vijf jonge jongens uit Melbourne, Australië gaat hoe dan ook de wereld veroveren. 
Rolling Blackouts C.F. leunt sterk op een fijne ouderwetse sound die teruggrijpt naar de jaren tachtig. Rammelende postpunkpop gebaseerd op snelle drumticks en akoestische gitaren, met daaroverheen een spiralerende, kronkelende elektrische gitaar. We komen dan op het terrein van band als The Chills, The Fall, Orange Juice en jawel, The Feelies. De hypnotiserende, nerveuze pop is werkelijk waar een feest, veroorzaakt door de catchy refreintjes, de snappy hooks en droogkloterige zang. Ik ben er nog uit of de knapen superstrak of sloom losjes spelen - vergelijk The Strokes - maar waarschijnlijk is het allebei. Want de Rolling Blackouts stralen zowel tomeloos enthousiasme als een dwarse onnadrukkelijkheid uit. 
En het lijkt allemaal zo moeiteloos; ze spugen er in een kleine 37 minuten tien urgente punkpopliedjes uit, die zonder uitzondering alle van een jaloersmakend hoog niveau zijn, al kan ik alvast wel verklappen dat 'Talking Straight' dé perfecte zomerhit is. In augustus speelden ze op Lowlands; solliciterend naar band van het jaar.

‘An Air Conditioned Man’ | ‘Talking Straight’ | ‘Mainland’ | ‘Time in Common’ | ‘Sister’s Jeans’ | ‘Bellarine’ | ‘Cappuccino City’ | ‘Exclusive Grave’ | ‘How Long?’ | ‘The Hammer’

Israel Nash | Lifted

De neo-hippie en singer-songwriter uit de Ozark Mountains is voorgoed neergestreken in Dripping Springs, Texas. Israel Nash bouwde op zijn ranch een eigen studio, Plum Creek Sound. Met Lifted, zijn vijfde album, speelt Nash dus een thuiswedstrijd, wat hem kennelijk stimuleerde om flink uit te pakken met strijkers, blazers, gospelzang en een heuse spectoriaanse sound. Nash verlaat daarmee een beetje het Neil Young and Crazy Horse-geluid van de magnifieke albums Rain Plains (2013) en Silver Season (2015). De sound is nu atmosferischer, etherischer, zeker door de toevoeging van field recordings - in regentanks opgenomen instrumenten en kikker- en krekelgeluiden. Qua productie en sound is Lifted dan ook Israel Nash’ meest ambitieuze plaat tot zover. Daarbij heeft Nash ook zijn best gedaan goed in het gehoor liggende liedjes te componeren. En daar is hij met even meeslepende als weemoedige songs als ‘Rolling On’, ‘Looking Glass’, ‘Sweet Springs’, ‘Spirit Falls’, ‘The Widow’ en ‘Golden Fleeces’ uitstekend in geslaagd. Lifted is met zijn sterke songs en aanstekelijke melodieën, getoonzet in een majestueus klankbeeld voor Israel Nash een volgende stap in de richting van ja, wereldwijde erkenning.

‘Rolling On’ | ‘Looking Glass’ | ‘Lucky Ones’ | ‘Sweet Springs’ | ‘Spirit Falls’ | ‘Northwest Stars (Out of Tacoma)’ | ‘Hillsides’ | ‘The Widow’ | ‘Strong Was the Night’ | ‘Golden Fleeces’ 

maandag 14 mei 2018

Midland | On the Rocks

Wat is dit? Het lijken wel clichémannetjes in Nudie-suits. En bij nadere beschouwing: dat is ook zo. Maar bij god, wat hebben ze met On the Rocks een heerlijke oldschool countryplaat in de markt gezet. Al heb je als rechtgeaarde alt.country-liefhebber niks op met de hedendaagse gladde country uit Nashville, Tennessee, dan nog ga je voor de bijl voor Midland en hun On the Rocks. Hoe kwamen Mark Wystrach (zang, gitaar, onderbroekenmodel), Jess Carson (zang, gitaar) en Cameron Duddy (zang, bas) elkaar tegen? Wel, ergens in Wyoming, op een huwelijksfeest van een vriend, en nog maar een jaar geleden. En dan kan het snel gaan als wat commerciële boys uit Nashville zich ermee gaan bemoeien. Aldus verschijnt in oktober 2017 het in Nashville opgenomen debuutalbum On the Rocks. 
Hoewel de boys hun eigen nummers schrijven, alles zelf zingen en ook wel wat snaren beroeren, leunen ze zwaar op de pedalsteel, gitaarlicks en drums van ervaren sessie-rotten. Midlands sound is ook nog eens hyper-retro omdat perfect leentjebuur gespeeld wordt bij jaren zestig- en zeventighelden als Merle Haggard, Waylon Jennings en Johnny Paycheck, maar ook bij jaren tachtig-contenders als Dwight Yoakam en Billie Ray Cyrus. Midland richt zich dan ook op standaard-clichématige songs die zijn vervuld van een lach en een traan, en uiteindelijk alleen maar over liefdesverdriet en overmatig drankgebruik gaan. Neem nou ‘Drinking Problem’: People say I got a drinkin’ problem / But I got no problem drinkin’ at all. En: They call it a problem, I call it a solution. Heerlijk, want het aanstekelijke enthousiasme verhult de ingetrapte open deuren en de platgetrapte paden in een geweldige serie klasse-countrysongs; we weten immers dat clichés gewoon waar zijn. Zeker in het Nashville-country-idioom. 
Per saldo zou je dan ook niets anders willen dan in een roadside stand, truckerscafé of - het meest ideaal - in de cabine van een zestientonner, denderend door de Midwest, genieten van de dertien knipogende en tranentrekkende countryliedjes die tezamen Midlands On the Rocks vormen. Classic country number one.

‘Lonely For You Only’ | ‘Make A Little’ | Drinkin’ Problem’ | ‘At Least You Cried’ | ‘Burn Out’ | ‘Out of Sight’ | ‘More Than A Fever’ | ‘Check Cashin’ Country’ | ‘Nothin’ New Under the Neon’ | ‘This Old Heart’ | ‘Altitude Adjustment’ | ‘Electric Rodeo’ | ‘Somewhere on the Wind’

donderdag 29 maart 2018

The Last Of The Easy Riders | Unto The Earth


Zing je zoals The Last Of The Easy Riders doen in ‘Freewheelin’’ over the high lonesome desert, dan is het beslist een pre als je uit Denver, Colorado komt. Unto The Earth is na de debuut-ep uit 2016 eigenlijk de debuutplaat van het vijftal neo-kosmische cowboys - van wie er vreemd genoeg maar vier op de hoes zijn afgebeeld - en wat voor een debuutplaat! The Last Of The Easy Riders graven terug naar het verleden van The Byrds en The Flying Burrito Brothers - met ‘High And Lonesome’ als meest sprekende prachtige voorbeeld - maar herinneren in hun retro-klassieke countryrocksound ook aan recentere bands als Beachwood Sparks en The Allah-Las. Rinkelende Rickenbackers, wuivende pedalsteel en hemelse zang-harmonieën zetten de toon in de negen gave bandcomposities, waar toch vooral de nadruk op het liedje wordt gelegd. Unto The Earth is daarom met heerlijke liedjes als ‘Easy Alameda’, ‘Unto the Earth’, ‘High And Lonesome’ en ‘Woodland Echoes’ een uiterst toegankelijke plaat, waarop countryrock, Westcoast-pop en neo-vintage voortreffelijk samenkomen. Nieuwe helden, deze Last Of The Easy Riders.

‘Freewheelin’’ | ‘Easy Alameda’ | ‘Unto the Earth’ | ‘Turn the Tide’ | ‘High And Lonesome’ | ‘Shadow Cruiser’ | ‘Silver Canyon’ | ‘Woodland Echoes’

zondag 25 maart 2018

Doc Holliday | Song for the Outlaw Live

In 1980 opgericht in Macon, Georgia bewandelt Doc Holliday het smalle pad tussen southern rock en fantasieloze hardrock. Lokaal - in het Zuiden, dus - krijgt de band, vernoemd naar de tuberculose revolverheld, de handen wel op elkaar, maar daar buiten nauwelijks. Als na een serie albums echt succes uitblijft kapt Doc Holliday er aanvankelijk mee, maar toch komt er een hergroepering. Van optredens in het voorjaar van 1988 in North- en South Carolina, Georgia en Virginia worden dan opnamen gemaakt en een album geperst dat echter alleen in Europa op de markt komt. Vanzelfsprekend bevat Song for the Outlaw Live de Doc Holliday-klassiekers, waarvan ‘Southern Man’ een bijzonder klassieke is. Doc Holliday spoedt zich dan rap voorwaarts langs ‘Magic Midnight Lady’, ‘Moonshine Rider’ en ‘Bad Love’ naar de apotheose, het overdreven patriottische maar ook wel bijzonder gave ‘Lonesome Guitar’: Lonesome guitar take me home.  
Het publiek in het Zuiden gaat uit zijn dak, maar dat maakt op zich Song for the Outlaw Live nog geen goeie live-plaat - gegeven de nogal holle en steriele productie. Het is dus, alles overziend, niet een bijzonder live-album, al zulen de fans daar anders over denken. Wel een mooie klaphoes.

‘Last ride’ | Southern Man’ | ‘Doin’ It Again’ | ‘Home Town Sweetheart’ | ‘Song for the Outlaw’ | ‘Ain’t No Fool’ | ‘Magic Midnight Lady’ | ‘Moonshine Runner’ | ‘Bad Love’ | ‘Lonesome Guitar’ 

maandag 19 maart 2018

Dramarama | Cinéma Vérité

Vanuit hun vroege jeugd geïnspireerd door Johnny Cash, Mick Jagger, David Bowie en Lou Reed - en later The Ramones en The New York Dolls - richten John Easdale (zang, gitaar), Chris Carter (bas, productie) en Mark ‘Mr E. Boy’ Englert (gitaar) in 1982, in Wayne, New Yersey, Dramarama op. De band spuugt er een aantal singles uit op het piepkleine Questionmark-label, maar dan is er aandacht vanuit Europa, van New Rose Records. Dramarama neemt dan voor het Franse label hun debuut-lp op. 
Cinéma Vérité is - uitgebracht in 1985 - dit album, dat is opgetrokken uit sterke powerpopsongs als ‘Visiting the Zoo’, ‘Questions’, de vroege single ‘Anything, Anything’ en ‘Transformation’, maar ook eer betoont aan de klassiekers - wat betekent gave covers van Lou Reeds ‘Femma Fatale’ en David Bowie’s ‘Candidate’. Cinéma Vérité is, uitgerust met een hoesfoto van Andy Warhol-akoliet Gerard Malanga, een citaat van superheld Batman en een portie gave rocksongs, niettemin toch - zowel in Amerika als Europa - een jammerlijke mislukking. Dramarama is geen naam die beklijft; aan het eind van de lijn - en dat is al in 1993 - is er niets van de band over; ook geen herinnering.

‘Visiting the Zoo’ | ‘Questions’ | ‘Scenario’ | ‘Anything, Anything’ | ‘Femme Fatale’ | ‘Candidate’ | ‘Some Crazy Dame’ | ‘Etc.’ | ‘Transformation’ | ‘All I Want’ | ‘Emerald City’

maandag 12 maart 2018

Jonathan Wilson | Rare Birds

Wellicht kan Jonathan Wilson beschouwd worden als een indie-superster. Met Gentle Spirit in 2012 en Fanfare in 2013 maakte hij namelijk schitterende albums. Aanvankelijk liet Wilson zich zien als een Westcoast-troubadour à la Neil Young of Jackson Browne, maar op Fanfare sloeg hij zijn vleugels ten volle uit. Wat zou Wilsons vierde album ons brengen? Jonathan Wilson is een drukbezet man. Hij produceerde albums van Dawes en Father John Misty en ging op wereldtournee met Pink Floyds Roger Waters, als gitarist in zijn begeleidingsband. En dat is te horen op het grootse Rare Birds. De epische opener ‘Trafalgar Square’ (what’s in a name) had namelijk zomaar afkomstig kunnen zijn van The Pros And Cons Of Hitch Hiking. En zo breidt Wilson zijn muzikale speelveld uit naar Britse seventies en eighties rock. Sound en productie van Rare Birds zijn ronduit voortreffelijk - laat dat maar aan Wilson over - een transparant jaren zeventig geluid, waarin de retro-artiest die Wilson is uitstekend gedijt. Met de gastbijdragen zit het ook goed, onder wie Lana Del Rey, Josh Tillman, Greg Leisz (pedalsteel) en Joey Waronker (drums). Opvallend zijn de songs ‘Over the Midnight’ en ‘Loving You’ die een soort van War On Drugs-drive bezitten, maar voor het overige is Jonathan Wilson zijn geniale zelf, die uitblinkt in machtige composities als ‘Me’, ‘Sunset Blvd’, ’49 Hair Flips’, titelsong ‘Rare Birds’ en het Peter Gabriel-achtige ‘Living With Myself’. Het derde spannende, voortreffelijke album op rij, dit Rare Birds - en prachtig uitgevoerd als dubbelaar op goudkleurig vinyl.

‘Trafalgar Square’ | ‘Me’ | ‘Over the Midnight’ | ‘There’s A Light’ | ‘Sunset Blvd’ | ‘Rare Birds’ | ’49 Hair Flips’ | ‘Miriam Montague’ | ‘Loving You’ | ‘Living With Myself’ | ‘Hard To Get Over’ | ‘Hi-Ho the Righteous’ | ‘Mulholland Queen’

In gewijzigde vorm gepubliceerd in Mania nr. 345.

woensdag 7 maart 2018

The Cult | Love

Voorbij de punk en de postpunk is daar in 1982 positive punk; een kortstondige hype in de kelders van de Londense muziekscene. Het pathetische gedweep met vampiers, vleermuizen en voodoo terzijde, beslist interessant zijn bands als Sex Gang Children en The Southern Death Cult. De laatste wordt geleid door Ian Astbury, die geïnspireerd door de indiaanse cultuur en getooid met een mohawkkapsel de aandacht trekt. The Southern Death Cult wordt in no time een hype, maar als het kwartet 100.000 pond geboden wordt door zowel EMI als CBS, trekt bandleider Astbury aan zijn stutten. 
Astbury sluit vriendschap met ex-Theatre Of Hate-gitarist Billy Duffy en samen gaan zij verder als Death Cult, dat overigens slechts een ep en een single uitbrengt. Maar het partnerschap van Astbury en Duffy – een klassieke zanger-gitarist-tandem à la Jagger/Richards, Plant/Page en Tyler/Perry – bestendigt, want in januari 1984 is daar het definitieve vehikel: The Cult. Het debuut Dreamtime is in 1984 al een prachtplaat; de keldergalm is vervangen door trotse, bevlogen rock die hint naar U2. Astbury is de onstuitbare zanger met de melodramatische bariton, partner Duffy de pragmatische en briljante gitarist. Het duo wordt begeleid door bassist Jamie Stewart en drummer Nigel Preston. Het volgende album wensen Astbury en Duffy op te nemen met Steve Lillywhite, maar per abuis wordt het een andere Steve: Wham!-producer Steve Brown. Met Preston wordt nog de single 'She Sells Sanctuary' opgenomen, voor het overige worden de drumpartijen ingespeeld door Big Country's Mark Brzezicki. In Engeland wordt 'She Sells Sanctuary' in de zomer van 1985 een hit; in Nederland wordt de gedreven rocksong veelvuldig op de radio gedraaid, maar tip- noch hitparade wordt bereikt. Het album Love betekent wél een bescheiden doorbraak in Nederland. En terecht, want een gedreven gitaaralbum, aangewakkerd door passie, spiritualiteit en liefde. Muzikaal schuift The Cult op naar de klassieke rock van Led Zeppelin en Free, maar Duffy's gitaarsound, een beetje geleend van Big Country, klinkt moderner. Duffy blijkt een veelzijdige gitarist, getuige de monsterriff op titelnummer 'Love', het Hendrix-achtige gitaarspel op 'Phoenix' en de gloedvolle tremolo-sound op het weergaloze 'Black Angel'. Catchy en gedreven rocksongs, in het spoor van 'She Sells Sanctuary', zijn er in 'Nirvana', 'Rain', 'Hollow Man' en 'Revolution', terwijl 'Brother Wolf, Sister Moon' de barokke powerballad is waarin Astbury tot grote hoogten stijgt. Dit is schitterende rockmuziek; kracht bijgezet door de bloemetjes, kralen, paisley-motiefjes en de symbolen op de hoes. Dit alles tezamen maakt van Love een kleurrijk, neo-psychedelisch en hartstochtelijk hard rockend album.
Het succes van Love in Nederland wordt in 1986 bekroond met een optreden op Pinkpop. Het wereldwijde succes van The Cult wordt een jaar later bestendigd met het door Rick Rubin geproduceerde Electric, dat in 1989 gevolgd wordt door Sonic Temple. Dan is The Cult in Amerika een stadion-act en baden Astbury en Duffy in rijkdom, en dompelen zich onder in excessen, alcohol en drugs. Prachtige albums als Dreamtime, Love en Electric ten spijt, The Cult verwordt in de jaren negentig jammerlijk tot een soort van rock-'n-roll circusact. 

Nirvana / Big Neon Glitter / Love / Brother Wolf, Sister Moon / Rain / Phoenix / Hollow Man / Revolution / She Sells Sanctuary / Black Angel

zondag 4 maart 2018

Ducks Deluxe | Taxi to the Terminal Zone

Wellicht staat het niet in het geheugen van de muziekliefhebber gegrift, maar Ducks Deluxe was in 1972 een niet van importantie gespeende rock-’n-rollband, want wegbereiders van pubrock en punk. Sean Tyla (zang, gitaar), Martin Belmont (gitaar), Nick Garvey (bas) en Tim Roper (drums) zijn ex-roadies van bands als Man, Brinsley Schwarz en Help Yourself en gaan met hun aardse rock-’n-roll de straat op en de pub in. Getekend bij RCA is Ducks Deluxe’s eerste single in 1973 het fantastische ‘Coast to Coast’. 
Het eerste album, Ducks Deluxe, laat in 1974 nog een sound horen die alle kanten opgaat, van Beatles-pop tot countrysoul, maar de opvolger moet anders - zo eisen ook de bobo’s van RCA. Onderwijl is pianist en organist Andy McMaster ingelijfd om een royalere en misschien wel commerciëlere sound te bewerkstelligen. Voor de opnamen van dit tweede album reist de band af naar de Rockfield Studios in Wales, alwaar Dave Edmunds de scepter zwaait. Het levert een coherentere sound op, maar af en toe ook een gladdere sound. Taxi to the Terminal Zone is Ducks Deluxe op zijn gepolijst - zeker in McMasters ‘Love’s Melody’, al heeft dit wel weer een enorme hitpotentie. Dave Edmunds heeft inderdaad voor een sound gezorgd waar de scherpe randjes wat af zijn, al dreint McMasters orgeltje erg lekker, maar het geheel is in 1975 niettemin een klassieke pubrockplaat, met lekker swingende pubrocksongs als ‘Cherry Pie’, ‘It Don’t Matter Tonite’, ‘Woman of the Man’ en ‘Teenage Head’, een cover van The Flamin’ Groovies. In een trager tempo - maar minstens zo fijn - voltrekken zich liedjes als ‘Rainy Night in Kilburn’, ‘I’m Crying’ en het countryeske ‘Rio Grande’ - met op pedalsteel Dave Edmunds. Ducks Deluxe is hier de gelijke van grotere broertje Brinsley Schwarz, waarmee Taxi to the Terminal Zone de vergelijking aankan met Silver Pistol of Nervous on the Road.
Grote kans dat de RCA-bonzen tevreden zijn over het resultaat, maar de bandleden nemen de titel van het album iets te serieus; zij snellen naar het einde van Ducks Deluxe. Het afscheidsconcert vindt dan ook al op 1 juli 1975 plaats in London’s 100 Club aan Oxford Street. Maar geen nood, want de bandleden duiken vervolgens weer op; in Tyla’s Gang, The Motors en Graham Parker and the Rumour.

‘Cherry Pie’ | ‘It Don’t Matter Tonite’ | ‘I’m Crying’ | ‘Love’s Melody’ | ‘Teenage Head’ | ‘Rio Grande’ | ‘My My Music’ | ‘Rainy Night in Kilburn’ | ‘Woman of the Man’ | ‘Paris 9’

vrijdag 23 februari 2018

Cartoone | Cartoone

Er zijn opvallende overeenkomsten tussen Led Zeppelin en het totaal onbekende Cartoone. Beide bands kwamen namelijk onder contract bij het Amerikaanse Atlantic, dat in 1968 naarstig op zoek was naar Brits muzikaal talent; er wordt beweerd dat ze zelfs op dezelfde dag hun contract tekenden. Hun beider debuutalbums verschenen in januari 1969. En op beide platen speelt Jimmy Page mee. 
Cartoone komt voort uit The Chevlons, een beatgroep uit Glasgow. In 1968 verruilen ze Schotland voor Londen, en via zangeres Lulu komen Derek Creigan (zang, bas), Mike Allison (gitaar, zang), Mo Trowers (gitaar, zang) en Charlie Coffils (drums, zang) aan een contract bij het fameuze Atlantic voor twee albums. De opnamen vinden eind ’68 plaats in Londen, met als ‘Guest Artist’ Jimmy Page. Het gelijknamige album kent in liedjes als ‘Knick Knack Man’ en ‘Ice Cream Dreams’ - met fraaie samenzang - gave voorbeelden van Britse eind jaren zestig poppsychedelica. ‘A Penny for the Sun’ is de tweede single, vanzelfsprekend poppy, maar ook bijna easy listening. ‘Withering Wood’ is een heerlijk dromerige folkballad versierd met orkestrale arrangementen, en ‘I’ll Stay’ en het sterke ‘Let Me Reassure You’ laten de rockkant van Cartoone zien.
Cartoone wordt in januari 1969 wereldwijd uitgebracht en in april van dat jaar gaat de band naar Amerika om het voorprogramma van Led Zeppelin te verzorgen. Als Cartoone net uit Amerika teruggekeerd is, komt het bericht dat het voor Atlantic allemaal niet meer hoeft en dat dat tweede album er ook niet meer komt. Hier houden de vergelijkingen met Cartoone’s labelgenoten op: terwijl Led Zeppelin op wereldroem afstevent, is Cartoone gecrasht.

‘Knick Knack Man’ | ‘Withering Wood’ | ‘The Sadness of Toby Jugg’ | ‘A Penny for the Sun’ | ‘I’ll Stay’ | ‘Girl of Yesterday’ | ‘I Can’t Walk Back’ | ‘Let Me Reassure You’ | ‘Mr. Poor Man’ | ‘Ice Cream Dreams’ | ‘Doing What Mamma Said’ | ‘See Me’

zondag 18 februari 2018

The Smithereens | Especially For You

Vijfentwintig is Pat DiNizio al als hij zijn baantje van vuilnisophaler eindelijk kan verruilen voor een meer glamoureus bestaan als zanger/gitarist van een rock-’n-rollband. In 1980 richt hij in New Jersey, leunend tegen New York City, met Jim Babjak (gitaar), Mike Mesaros (bas) en Dennis Diken (drums) The Smithereens op. Het duurt dan nog tot maar liefst 1986 voordat hun debuut-lp uitkomt. Maar Especially For You is wel gelijk raak. 
In een typisch jarentachtigproductie (met die galmende drums) van Don Dixon is Especially For You met zijn mix van rock-’n-roll, doo-wop en new wave een echte New York-rockplaat. Especially For You bestaat bovendien bijna geheel uit ijzersterke poprocksongs die vooral swingen en catchy zijn (‘Strangers When We Meet’, ‘Listen To Me Girl’, ‘Time and Time Again’, ‘Behind the Wall of Sleep’, ‘Blood and Roses’, Alone At Midnight’) maar ook af en toe weemoedig en introspectief (‘Cigarette’, ‘In A Lonely Place’). Especially For You is een geweldig debuutalbum, bezorgt The Smithereens direct een doorbraak, en is de opmaat voor een serie min of meer succesvolle albums, zoals Green Thoughts (1988) en 11 (1989). 
Eind jaren negentig houden The Smithereens het aanvankelijk voor gezien, maar maken na een aantal jaren toch weer een bescheiden comeback. The Smithereens komen echter definitief tot een halt als Pat DiNizio in december 2017 op 62-jarige leeftijd overlijdt.

‘Strangers When We Meet’ | ‘Listen To Me Girl’ | ‘Goovy Tuesday’ | ‘Cigarette’ | ‘I Don’t Want To Lose You’ | ‘Time and Time Again’ | ‘Behind the Wall of Sleep’ | ‘In A Lonely Place’ | ‘Blood and Roses’ | ‘Crazy Mixed-up Kid’ | ‘Hand of Glory’ | ‘Alone At Midnight’

woensdag 14 februari 2018

Wigwam | Nuclear Nightclub

Wigwam is international gezien de beste rockband die Finland heeft voortgebracht. Onder aanvoering van de Britse expatriate Jim Pembroke krijgt Wigwam begin jaren zeventig zelfs in Engeland een voet aan de grond. Na een viertal typische progrock-lp’s met klassieke en jazzinvloeden gaat het het roer om. Wigwam komt onder contract bij Virgin en wijzigt zijn koers drastisch richting pop en melodieuze rock. Op een eiland voor de kust van Helsinki treffen de bandleden voorbereidingen voor het nieuwe album dat in Stockholm opgenomen gaat worden. Het levert met Nuclear Nightclub een pastoraal en organisch werkstuk op, waarop bliepende synthesizers en snorrende moogs op natuurlijke wijze verweven worden in het transparante rockgeluid van Wigwam. Deze spacey synths verlenen tezamen met de sterke harmoniezang, fraaie melodieën en rustieke gitaarriffs en -solo’s de acht tracks een subtiele klasse. Niets voor niets is Nuclear Nightclub Wigwams meest succesvolle album.

Nuclear Nightclub / Freddie Are You Ready / Bless You Lucky Stars / Kite / Do Or Die / Simple Human Kindness / Save My Money & Name / Pigstorm

maandag 12 februari 2018

RockFour | Nationwide

Hoes en inlay van RockFours Nationwide stralen een puur Amerikaanse sfeer uit van uitgestrekte prairies en in weidsheid verdwijnende interstates en spoorlijnen. Maar schijn bedriegt: niks Amerika; RockFour is een kwartet uit Tel Aviv en wordt beschouwd als Israels beste rockband ooit. RockFour werd opgericht door vier militairen en produceerde in de vorige eeuw vier cd’s, alle voorzien van Hebreeuwse teksten. Toen RockFour, aangevoerd  door Eli Ulai en Baruch Ben Izhak, in 2000 overschakelde op Engelstalige teksten, kende ze een bescheiden internationale doorbraak en tekende bij het in neo-sixties gespecialiseerde Rainbow Quartz. 
Nationwide is RockFours derde internationale album - opgenomen in Chicago, Illinois, en borduurt voort op Another Beginning, waarbij de Posies-invloeden zijn toegenomen. The Posies zijn dan ook de beste referentie voor RockFours aanstekelijke mix van powerpop en sixtiespop. In de meerstemmige zang scoort RockFour uitstekend, maar het is Ben Izhaks gitaarwerk dat de show steelt; het jengelt, het streelt en het rammelt. Izhak brengt hiermee een extra dimensie aan in de energieke rockers – waaronder ‘Fuzzy White’, ‘Mad Routine’ en ‘You Said’, die legenden als The Who, The Electric Prunes en Nazz in herinnering brengen. Samen met de zweverige harmoniezang geven de galmende en echoënde gitaareffecten Nationwide een heerlijk psychedelisch tintje. En met ‘I Can Read You Know’ heeft RockFour een absoluut prijsnummer opgenomen; hét bewijs dat Rockfour tot de internationale powerpop-top gerekend moet worden.

‘Honey’ | ‘Nationwide’ | ‘Next Monroe’ | ‘Candlelight’ | ‘To The End’ | ‘Mad Routine’ | ‘Have A Good One’ | ‘You Said’ | ‘Fuzzy White’ | ‘I Can Read You Now’ | ‘Crush On Subtitles’ | ‘Moving Fast’ | ‘Much More To Offer’ 

dinsdag 6 februari 2018

Tyler Childers | Purgatory

Hij is een soort van protegé van Sturgill Simpson; Tyler Childers werd voor Purgatory de studio in Nashville, Tennessee ingesleept door de kroonprins van de alt.country. Childers, afkomstig uit een conservatief, doopsgezind gezin uit Lawrence County, Kentucky, vernoemde zijn doorbraakplaat naar het vagevuur - verwijzend naar de periode tussen een euforische zaterdagavond en een katerige zondagochtend. In feite gaan al zijn liedjes over hard drinking, heavy snorting en de kater van alledag. Childers verpakt dit echter in heerlijk melodieuze old school country, waarin banjo’s, fiddles, pedal steel en akoestische gitaren de boventoon voeren. Bluegrass, Appalachen-folk en country & western zijn Tylers bronnen, en zelf heeft hij een aantrekkelijke neusverkouden stem, waarmee hij zijn uitstekende countryliedjes meer dan enthousiast voor het voetlicht brengt. In tien songs, afwisselend relatief opgewekt en melancholiek stemmig, laat Tyler Childers horen uit het goede alt.country-hout gesneden te zijn. Sterker nog: hier klinkt een nieuwe stem. Met een machtig mooi album als resultaat.

‘I Swear (To God)’ | ‘Feathered Indians’ | ‘Tattoos’ | ‘Born Again’ | ‘Whitehouse Road’ | ‘Banded Clovis’ | ‘Purgatory’ | ‘Honky Tonk Flame’ | ‘Universal Sound’ | ‘Lady May’

Gepubliceerd in Mania #344

woensdag 31 januari 2018

Jackie Greene | Giving Up The Ghost

De New York Times noemde hem ‘The Prince of Americana’ en al jarenlang geldt Greene als een grote belofte. Zijn platen, zoals Sweet Somewhere Bound (2005) en American Myth (2006), werden beter en beter en dat culmineert nu in het even als atmosferische Giving Up The Ghost. Dit album kent bovendien een fantastische bezetting, want Greene is vanwege zijn bovengemiddelde vaardigheden op orgel en piano een graag geziene gast(muzikant) bij San Francisco-bands als The Mother Hips en Grateful Dead’s Phil Lesh And Friends – en die betalen nu terug. Zo spelen mee: Greg Leisz, Phil Lesh (Grateful Dead), Tim Bluhm (The Mother Hips), Pete Thomas en Davey Farragher (Elvis Costello), Larry Campbell (Bob Dylan) en David Hidalgo (Los Lobos), terwijl Steve Berlin (Los Lobos) ook produceerde. Je zou hierdoor bijna vergeten dat Jackie Greene zelf de grote ster is van Giving Up The Ghost
Greene loodst de luisteraar langs twaalf afwisselende eigen composities, passeert en passant soul, rhythm & blues en aanstekelijke pop, maar houdt stevig koers richting chicano-rootsrock. Hoogtepunten? De relaxte swing van ‘Another Love Gone Bad’, de soul van ‘Downhearted’, de Stax-blazers van ‘Don’t Let The Devil Take You Mind’, de stuurse rock van ‘Animal’ (à la David & David), de Lanois-broei van ‘Prayer For Spanish Harlem’ en de schitterende, meeslepende midtempo-songs ‘Shaken’ en ‘When You Return’. Ja, het is hier alles goud wat er blinkt.
Dat mag dan in 2008 gelden voor Giving Up The Ghosts, voor Greene’s toekomstige carrière geldt dat zeker niet. Een mondiale doorbraak à la Ryan Adams of Jason Isbell zit er vooralsnog niet in; Jackie Greene lijkt veroordeeld tot de marge. 

‘Shaken’ | ‘Animal’ | ‘I Don’t Live In A Dream’ | Like A Ball & Chain’ | Uphill Mountain’ | ‘Don’t Let The Devil Take Your Mind’ | ‘Prayer For Spanish Harlem’ | ‘Downhearted’ | ‘Follow You’ | ‘Another Love Gone Bad’ | ‘When You Return’ | ‘Ghosts of Promised Lands’  

zaterdag 27 januari 2018

Once & Future Band | Once & Future Band

Once & Future Band van de gelijknamige band klinkt als een verloren gegaan album uit de tijd van de jarenzeventig progrockbombast: fraaie zangharmonieën, spacy synths, tinkelende Fender Rhodes en superieur gitaarwerk. Alleen: Once & Future Band is helemaal 2017. De band komt uit Oakland, Californië en brengt in januari 2017 zijn machtige debuutplaat uit op Castle Face Records, het indielabel van John Dwyer van Thee Oh Sees. Once & Future Band is echter met herkenbare invloeden van Yes, Pink Floyd, Queen, Steely Dan en The Beatles - in de meerstemmige zang - eerder symfonisch dan psychedelisch.
Once & Future Band is gegroepeerd rondom mastermind Joel Robinow (zang, toetsen, gitaar, bas), met daar omheen Eli Eckert (bas, gitaar, zang), Raze Regal (gitaar) en Raj Ojha (drums). Zij trappen hun debuutalbum af met ‘How Does It Make You Feel?’, een zinderend popmeesterwerkje dat zowel The Beatles als Electric Light Orchestra in herinnering roept. Een volgend hoogtepunt is ‘I’ll Be Fine’; majestueuze progpop, met voortreffelijke zang en priemende en vloeiende Brian May-gitaren. Er zijn ook uitstapjes naar meer jazzy, Steely Dan-terrein; ‘Rolanda’ is zelfs zo jazzy, funky en sexy als Gino Vanelli dat was. Mooi, sfeervol gitaarwerk van Regal en Robinows swingende, dwarrelende, spacy synthesizersolo’s tillen ‘Hide and Seek’, Magnetic Memory’ en ‘Standing in the Wake of Violence’ hoog op naar het retro-progrock-walhalla. Het is daarom ronduit fantastisch dat Once & Future Band heeft besloten de midden jaren zeventig rock-extravagenza te doen herleven. Once & Future Band is aldus een toekomstige retro-klassieker.

‘How Does It Make You Feel?’ | ‘I’ll Be Fine’ | ‘Hide and Seek’ | ‘Rolando’ | ‘Tell Me Those Are Tears of Joy’ | ‘Magnetic Memory’ | ‘Standing in the Wake of Violence’



zondag 21 januari 2018

Ness | You Can't Afford To Feel

Voor het gemak noemt gitarist Rick Ness zijn nieuw op te richten band maar naar zichzelf. Phil Young (keyboards), John San Juan (bas) en Bill Swartz hebben daar geen moeite mee. Ness, gestationeerd in Chicago, Illinois, laat in 2004 hun debuutalbum verschijnen, maar het is het zelf-gereleasde You Can't Afford To Feel dat Ness in 2008 op de – alternatieve – kaart zet. In de kern een klassieke powerpopband in de trant van Jellyfish, is Ness feitelijk veel, veel meer. 
You Can't Afford To Feel is een ware tour-de-force van muzikaliteit, waarbij het kwartet heel veel muziekhistorie overhoop haalt, maar vooral laveert tussen progressive rock en classic rock uit de seventies: The Lamb Lies Down On Broadway van Genesis; Meddle van Pink Floyd; Quadrophenia van The Who; Holland van The Beach Boys; en Something/Anything? van Todd Rundgren. De gitaarpartijen van Rick Ness op zijn Gibson met dubbele hals zijn inventief en spannend, maar wat Phil Young aan zijn toetsenarsenaal ontlokt is ronduit fenomenaal. Sfeervolle en pastorale tracks, met volop sprookjesachtige passages als 'Somewhere', 'Losing Track (Of All The Things I've Lost)' en 'Elena Margaret' – met fraaie pedal steel –; de prachtig gedreven powerpop van 'I Intend'; het psychedelische 'Weary By The Day'; en het zonnige Beach Boys/Jellyfish-achtige 'Pretty White'; alles is even fraai, maar het kan niet in de schaduw staan van de 25 minuten durende progrock-extravaganza van 'The Future Used To Be Cool'. 
Met zijn ruim 70 minuten heeft You Can't Afford To Feel niet alleen de speelduur van een klassieke dubbel-lp, maar met zijn kleurrijk gearrangeerde progrock ook de kwaliteit ervan.

Where's Guns? / I Intend / Somewhere / Weary By The Day / The Future Used To Be Cool / Losing Track (Of All The Things I've Lost) Pretty White / Elena Margaret / Goin' Home 

Ness, 2008

maandag 15 januari 2018

Blue Öyster Cult | Agents Of Fortune

Agents Of Fortune: een waterscheiding in het oeuvre van Blue Öyster Cult, een hardrockgroep van Long Island, New York met een hang naar het occulte. De scheidslijn loopt tussen obscure, sinistere heavy metal en radiovriendelijke, goed in het gehoor liggende maar niettemin stevige rock. Opgericht als Soft White Underbelly in 1967, geadopteerd door svengali's Sandy Pearlman en Richard Meltzer, neemt de band na een naamswijziging in Stalk-Forrest Group zijn debuut op, dat maar liefst veertig jaar op de plank blijft liggen. Een nieuwe start als Blue Öyster Cult bezorgt de bikerband een platendeal bij Columbia. 
Na drie studio-albums brengt de live-dubbelaar On Your Feet Or On Your Knees succes en aansprekende verkoopcijfers. Het nieuw verkregen elan valt samen met de nieuwste technologische ontwikkelingen, als de bandleden in 1975 thuis de beschikking krijgen over een portable meersporenrecorder. Passé is het langdurige, kostbare verblijf in de studio, want nu komen Donald 'Buck Dharma' Roeser (zang, gitaar, synthesizer), Eric Bloom (zang, gitaar), Allen Lanier (zang, keyboards, gitaar), Albert Bouchard (drums, gitaar) en Joe Bouchard (bas, piano) met kant en klare, thuis opgenomen demo's in de Record Plant-opnamestudio. Roeser is het goudhaantje als hij tevoorschijn komt met een atmosferische rocksong die opgetuigd is met een gitaarriff ontleend aan 'So You Want To Be A Rock 'N' Roll Star' van The Byrds en voorzien is van een tekst die reïncarnatie als thema heeft. Dit '(Don't Fear) The Reaper' wordt samen met negen broeierige, sc-fi-songs in een kleine zes weken tijd opgenomen, en in mei 1976 als Agents Of Fortune op de markt gebracht. Gelijktijdig komt '(Don't Fear) The Reaper' uit als single – en wordt een Amerikaanse hit. De hypnotiserende rocksong, met fluwelen gitaren, melodieuze zang en koebel, komt in Nederland in november '76 niet verder dan de tipparade, maar dat doet niks af aan de hemelse pracht. Prachtig zijn evenzeer ‘The Revenge Of Vera Gemini’ - met zang van Patti Smith - en de wat lichtere metalsongs 'E.T.I. (Extra Terrestrial Intelligence)', 'Sinful Love', 'Morning Final' en 'Debbie Denise', in het bijzonder vanwege de ruimtelijke en ietwat gepolijste sound én het warme, vloeiende gitaarwerk. 
Blue Öyster Cult heeft met Agents Of Fortune een klinkend hitalbum geproduceerd maar wordt wel enerzijds beticht van commerciële uitverkoop vanwege het glanzend gepolijste geluid en anderzijds verketterd door de christelijke gemeenschap om de verdachte, vermeend suïcidale tekst van '(Don't Fear) The Reaper'. Desondanks gaat Agents Of Fortune, een klassiek mid jaren zeventig hardrockalbum, meer dan een miljoen keer over de toonbank. '(Don't Fear) The Reaper' op zijn beurt, wordt in 2000 geëerd met een bijzonder geestige parodie in het satirische programma Saturday Night Live. Een klassiek album dus, en een nog klassiekere single die, religieuze verbrandingen ten spijt, een enorm publiek aanspreekt. 

This Ain't The Summer Of Love / True Confessions / (Don't Fear) The Reaper / E.T.I. (Extra Terrestrial Intelligence) / The Revenge Of Vera Gemini / Sinful Love / Tattoo Vampire / Morning Final / Tenderloin / Debbie Denise

Columbia, 1976

woensdag 10 januari 2018

Hawkwind | Hall Of The Mountain Grill

In 1968 opgericht door straatmuzikanten, daklozen en lsd-slikkers, is Hawkwind de belichaming van de jaren zestig tegencultuur en het totaal doorgetripte hippiedom. Een losgeslagen bende die zich in de Londense hippiewijk Notting Hill Gate, een pendant van Haight-Ashbury in San Francisco, te buiten gaat aan marihuana, lsd, cocaïne, mescaline, dexedrine en mandrax. Het enige doel van Hawkwind is volgens oprichter Dave Brock om het visuele en muzikale equivalent van een acid trip te creëren. Met behulp van tape-loops, echokamers en geluidsgeneratoren brouwt de band – zes langharige weirdo's – een geluid van ellenlange solo's, pulserende elektronica en uitputtende, zich steeds herhalende ritmische patronen: de spacerock van Hawkwind is heftig, chaotisch en meedogenloos. 
Live is de band al snel een sensatie, want een multimedia-spektakel vanwege de rondtollende stroboscopen, de idiote uitdossingen, de medewerking van kunstenaars als science-fictionschrijver Michael Moorcock en de verknipte dichter Robert Calvert – en in het bijzonder de naakt-act van danseres Stacia. Grafisch kunstenaar Barney Bubbles tekent voor de schitterende hoezen, zo ook voor Hall Of The Mountain Grill, met een fascinerende hoes die het science fiction-karakter van de muziek benadrukt. Het is Hawkwinds vijfde album, live-trip Space Ritual meegerekend, en inmiddels is Ian 'Lemmy' Kilminster aan boord als zanger en bassist en heeft de band in 1972 een onverwachte hit gehad met 'Silver Machine'. 
De heavy riffs zijn teruggebracht naar een bescheidener niveau en akoestische gitaar, viool en mellotron doen hun intrede. Het Hawkwind-geluid is nog even spacey, maar zweeft nu majesteitelijk; melodie en harmonie zetten de toon. Hawkwind klinkt nu symfonisch vanwege de machtige mellotron-tapijten, de elektrische viool en de verrassend sterke zangharmonieën, dit alles superieur samengebald in het Pink Floyd-achtige 'D-Rider'. In het verlengde hiervan liggen atmosferische stukken als 'Web Weaver' en de prachtige instrumental 'Wind Of Change', op hun beurt ingeklemd tussen opener 'The Psychedelic Warriors (Disappear In Smoke)' en afsluiter 'Paradox', Beide zijn gefundeerd op een geslaagde combinatie van gekende riffs en geestverruimende mellotrons en synthesizers. Het vernieuwde Hawkwind, losgezongen van de totale gekte, levert in 1974 met Hall Of The Mountain Grill een onverwacht coherent werk af, dat mag gelden als een meesterwerk van psychedelische, symfonische spacerock.
Personele trubbels, psychoses, drugs-incidenten en wat al niet meer weerhouden kapitein Dave Brock er niet van Hawkwind decennialang in de vaart te houden. Een respectvol, maar niettemin marginaal bestaan voor dé pioniers van de spacerock. Hawkwind: psychedelische sci-fi-rockers in extremis, in ultimo extremis.

The Psychedelic Warriors (Disappear In Smoke) / Wind Of Change / D-Rider / Web Weaver / You'd Better Believe It / Hall Of The Mountain Grill / Lost Johnny / Goat Willow / Paradox

United Artists, 1974

zondag 7 januari 2018

Frost | Through The Eyes Of Love

In 1968 heet de band uit Detroit, Michigan nog Dick Wagner and the Frost, maar een jaar later is het gewoon Frost. Dick Wagner is de componist, zanger en gitarist van de heavy rockband die onder contract komt bij Vanguard en voor dat label drie albums produceert. De band is in het voetspoor van heavy rockgroepen als MC5 en The Stooges in Michigan behoorlijk populair, maar is beduidend melodieuzer dan voornoemde bands. 
De derde en laatste lp Through The Eyes Of Love is in 1970 Frosts meest evenwichtige plaat, vanwege de warme en organische sound en de topvorm van songschrijver en gitarist Wagner. Met zijn sublieme en lyrische gitaarspel tilt Wagner prachtige bluesy hardrocksongs als ‘Black As Night’, ‘Through The Eyes Of Love (God Help Us Please)’ en ‘It’s Hard’ naar een hoog niveau. De beste zanger is Wagner niet, maar zijn expressieve en warme gitaarsound maakt van Through The Eyes Of Love een uitstekend melodieus hardrockalbum. 
Als gitarist zal Dick Wagner later befaamd worden door een hoofdrol te vertolken op essentiële albums van zowel Lou Reed als Alice Cooper; een roemvolle carrière waarvan Frost een fraaie prelude vormt. 

Black As Night / Fiften Hundred Miles (Through The Eye Of A Beatle) / Through The Eyes Of Love (God Help Us Please) / Maybe Tomorrow / It’s So hard / A Long Way From Home / Big Time Spender

Vanguard, 1970