donderdag 31 mei 2012

Cat Power | The Greatest




Een moeilijk mens, die Charlyn Marie Marshall. Highschool-dropout, opgegroeid in Atlanta, Georgia op een explosieve cocktail van punkrock, alcohol en depressiviteit. Jarenlang veelbelovend, maar angstig en met een getormenteerde, Nico-achtige uitstraling – koel maar psychotisch. Op 23-jarige leeftijd debuteert Marshall in 1995 onder de schuilnaam – een daadwerkelijke verstop-poging – Cat Power. Na zes platen en talloze pijnlijke incidenten op het podium, gooit zij, naarstig op zoek naar een spoor van zelfvertrouwen, het roer om. Instrumenteel in deze ommekeer is de keuze die Cat Power maakt voor de begeleidingsband voor haar nieuwe album: The Memphis Rhythm Band, soulveteranen uit de sixties. Met deze Al Green-begeleiders, de broers Mabon 'Teenie' en Leroy 'Flick' Hodges, en andere oudgedienden op orgel, pedal steel en saxofoon gaat Marshall in 2005 de befaamde Ardent-studio's in en neemt daar het ronduit uitmuntende The Greatest op. The Greatest, uitgebracht begin 2006, is een warm bad van openhartige, zij het cryptische liedjes in een setting van zuidelijke countrysoul. Cat Power wisselt broeierige, swampy rocksongs als 'Could We',' Willie' en 'Love & Communication' af met traag voortkruipende treurzangen als 'Lived In Bars', 'The Moon' en 'Where Is My Love', dat een opvallende overeenkomst vertoont met Alex Chiltons 'Holocaust' – ook opgenomen in Ardent. Chan Marshall is geheel opgebloeid in de weldadige warmte van de Memphis-countrysoul; The Greatest is inderdaad die grootse plaat die zij altijd al in zich had – voor Marshall zelf voelt het aan als een debuut. The Greatest wordt groots ontvangen, maar dan aan de vooravond van een tournee stort Chan Marshall – na jaren van martelende depressiviteit en alcoholisme – compleet in. Gelukkig brengt een rehabilitatieprogramma en psychiatrische behandeling haar weer op het goede spoor. Cat Power is opeens een gewild handelsmerk: actrice in een film van Wong Kar Wei; een videoclip geregisseerd door Harmony Korine; en model voor Chanel. Opeens is de herboren Chan Marshall een media-personality en een koele schoonheid bovendien. Bovenal is zij een fenomenale indie-singer-songwriter en maker van The Greatest, een onderkoeld meesterwerkje.
The Greatest / Living Proof / Lived In Bars / Could We / Empty Shell / Willie / Where Is My Love /The Moon / Islands / After It All / Hate / Love & Communication

woensdag 30 mei 2012

Hallo Venray | The More I Laugh, The Hornier Due Gets!

Na zo'n vier jaar lolbroekerij in jeugdcentra en kraakpanden, wordt Hallo Venray serieuzer en professioneler. Heel, heel langzaam daagt bij zanger en songschrijver Henk Koorn het besef dat zijn band veel meer kan dan melig zijn en lol trappen. Opgericht in Den Haag in 1987 en de naam ontleend aan het truttige radioprogramma Los Vast, wordt Hallo Venray naast de ietwat schlemielige Koorn gevormd door gitarist Toon Moerland, bassist Peter Konings en drummer Dim Veldhuisen. Na twee rammelende albums worden de zaken serieuzer aangepakt – Henk Koorn heeft ook een echte baan bij de Haagse plantsoenendienst – zo blijkt uit het niet alleen toegankelijke maar ook voortreffelijke The More I Laugh, The Hornier Due Gets! De sound op de plaat, die is vernoemd naar een soundbite van Cissy Spacek in Coal Miner's Daughter, houdt het midden tussen de monotone rammel van de Velvet Underground en de countryrock-galop van Neil Young And Crazy Horse. De navel-hoes van ontwerper Jeroen van Erp doet de belegen radio-deejay Frits Spits verzuchten: 'Wat een acommerciële hoes!' Waarop de band maar liefst drie liedjes van het album als single uitbrengt: 'Slow Song', 'The Road' en 'The Summer Is Gone'. Het zijn alle drie ijzersterke songs met een rootsy inslag en fijn gitaarwerk. Het zwaartepunt van The More I Laugh, The Hornier Due Gets! ligt echter bij de langere songs: de in triest marstempo uitgevoerde ballad 'The Heart And The Soul'; het slepende en landerige 'Las Vegas', met een boven alles uit torende saxsolo van Hans Dulfer; en het prachtige muzikale portret van sukkelaar Tuck in de aarde verschroeiende Crazy Horse-rocker 'Tuck, The Man'. De beloning voor het geweldige The More I Laugh, The Hornier Due Gets! krijgen Koorn en kornuiten als ze in 1993 mogen aantreden op Pinkpop. Centraal op dit feestje staat Henk Koorn in zijn kanariegele pak, dat later plaats moet maken voor een gestippelde onderbroek.
The Summer Is Gone / Slow Song / Not So Long / Mr. Bigshot / Tuck, The Man / Eugene / Be Someone / The Heart And The Soul / The Road / Japanese Cars / Las Vegas

maandag 28 mei 2012

Music Emporium | Music Emporium

In 1968 richt Amerika’s accordeonkampioen Bill ‘Casey’ Cosby in Torrance, California een rockband op die na naam- en personeelswisselingen Music Emporium gedoopt wordt. Het kwartet – met een vrouwelijke ritmesectie – laat zich beïnvloeden door de hippiepsychedelica van Jefferson Airplane en de heavy rock van Iron Butterfly. Eerdere experimenten met krakkemikkige versterkers en ongebruikelijke apparatuur worden in de Sunset Studio op demotape vastgelegd, die wegens geldgebrek gewoon gebruikt worden voor het uiterst fascinerende debuutalbum, dat aldus in minder dan 20 uur is vastgelegd. Music Emporium is opgebouwd uit complexe en barokke rocknummers met koraalgezang, vloeiend, superieur gitaarspel, stuwende drums en het massieve orgelgeluid van Cosby, dat meer dan eens als een kerkorgel klinkt. Als tegenwicht tegen dit geestverruimde sonische geweld klinken de door bassiste Carolyn Lee gezongen ballads ‘Velvet Sunsets’ en ‘Gentle Thursday’ als hallucinerende muzikale sprookjes. Uitgebracht op een klein label zijn er slechts 300 exemplaren geperst van dit hoogtepunt van de Westcoast psychedelica.
Nam Myo Renge Kyo / Velvet Sunsets / Prelude / Catatonic Variations / Times Like This / Gentle Thursday / Winds Have Changed / Cage / Sun Never Changed / Day Of Wrath

zondag 27 mei 2012

Atomic Rooster | Death Walks Behind You

Zat van de pompeuze theaterrock verlaten toetsenist Vincent Crane en drummer Carl Palmer, in 1969 The Crazy World Of Arthur Of Brown. Ze richten Atomic Rooster op, dat onder aanvoering van de virtuoze, klassiek geschoolde toetsenist Crane zich met hun aansprekende heavy progressive rock snel vestigt in het Brits live-circuit. De eerste versie van de band is een triobezetting met een bassist,maar na de release van het zelfgetitelde debuut in 1970 verdwijnt de laatste van het podium en gaat Crane de baspedalen bespelen. Drummer Carl Palmer formeert Emerson, Lake & Palmer en wordt uiteindelijk vervangen door Paul Hammond en van Andromeda komt over zanger/gitarist John Du Cann. Het tweede album Death Walks Behinds You is dan ook een avontuurlijk, zwaar progrockalbum dat wordt gedomineerd door Crane's massieve Hammond-spel en Du Canns gierende gitaar; het powertrio is de Deep Purple van de progrock. Met het van het album afkomstige 'Tomorrow Night' haalt Atomic Rooster de Britse hitlijsten, maar het zijn opzwepende orgel en gitaar-songs als 'Seven Lonely Streets' en 'Sleeping For Years', en de ballad 'Nobody Else', met magnifiek gitaarspel van Du Cann, die de klasse bepalen van Death Walks Behinds You, een log, heavy en mystiek album, wat nog eens benadrukt door de afbeelding op de hoes van William Blakes schilderij uit 1795 van de gekke Babylonische koning Nebukadnezar. Death Walks Behinds You is de enige Atomic Rooster-plaat die naast Crane's dominante orgel volop de ruimte biedt aan Du Canns vloeiende, lyrische gitaarspel; en zodoende Atomic Roosters beste.
Death Walks Behinds You / VUG / Tomorrow Night / Seven Lonely Streets / Sleeping For Years / I Can't take No More / Nobody Else / Gershatzer

zaterdag 26 mei 2012

Magnolia Electric Co. | Josephine




Met de komst van lo-fi begin jaren negentig, zet ook Jason Molina, uit Lorain, Ohio, zijn eerste schreden op het muzikale pad. Introvert, gevoelig en verlegen als hij is, kiest Molina een pseudoniem: Songs: Ohia. In de loop van de jaren negentig laat Molina steeds meer authentieke, ouderwetse stijlfiguren uit de folk en de country toe in zijn fragiele, doch vaak beeldschone muziek. Voor de live-optredens formeert Molina een voltallige band, die aanvankelijk nog Songs: Ohia heet, maar in 2003 opeens The Magnolia Electric Co. Molina heeft dan zijn gebutste akoestische gitaar verruild voor een elektrische. En toch keert Jason Molina van de rootsrock – nog steeds onder de paraplu van Magnolia Electric Co. – in 2009 terug naar de intieme treurigheid van weleer, nu in een schitterend, traag countryrock-decor.
Opgenomen door nota bene Steve Albini is Josephine een ware triomf voor de kleine man uit Ohio. Josephine klinkt niet alleen voortreffelijk, met een royale bezetting van Hammond, baritone gitaar, lap steel, dobro en cornet, maar is ook Molina op zijn best: boordevol bittere weemoed. Neil Youngs Tonight's The Night lijkt een vertrekpunt voor Molina die diep graaft en vol raakt in meeslepende songs als de openings-trits 'O! Grace', 'The Rock Of Ages' en 'Josephine'. Bij de keel grijpende wanhoop kenmerken de albumhoogtepunten 'Shenendoah' 'Song For Willie' en 'Shiloh', terwijl anderzijds Magnolia Electric Co. gluiperig rockt in 'The Handing Down' en 'Knoxville Girl'.
Het moge duidelijk zijn; Josephine is een duister album – en tegelijkertijd Jason Molina's meest indrukwekkende. Diens genadeloze intensiteit is allerminst gespeeld, want de jaren volgend op Josephine blijken een duistere periode voor de trieste troubadour, vechtend tegen ernstige depressies en drugsverslaving. Het maakt de wurgende spanning van Josephine alleszins voelbaar.
O! Grace / The Rock Of Ages / Josephine / Shenandoah / Whip-Poor-Will / Song For Willie / Hope Dies Last / The Handing Down / Map Of The Falling Sky / Little Sad Eyes / Heartbreak At Ten Paces / Knoxville Girl / Shiloh / An Arrow In The Gale

vrijdag 25 mei 2012

The Guess Who | American Woman

Chad Allan & The Expressions uit Winnipeg, Canada hebben al vanaf het begin van de jaren zestig flinke hits. Niet alleen in Canada; hun hit uit 1965, ‘Shakin All Over’, wordt ook in de VS een groot succes en leidt tot een naamswijziging in The Guess Who. Rond het eind van de jaren zestig wil de band met daarin zanger Burton Cummings en gitarist Randy Bachman serieus genomen worden als albumartiesten en niet als makers van pophits. Dat lukt met het derde album, het in Chicago, Illinois opgenomen American Woman, waarvan het titelnummer in maart 1970 de eerste plaats in de Billboard-100 bereikt. Het album is divers en ademt de tijdgeest van post-psychedelische heavy rock, waarin gedreven rock en subtiele melodieën hand in hand gaan De lekker rauwe klassieker 'American Woman' voldoet zonder meer aan die classificatie, evenals die andere singlehit; het super-catchy 'No Time'. De solide ritmesectie, de ruige zang van Cummings en het beurtelings jazzy en bluesy gitaarspel van Bachman, experimenterend met fuzz en sustain, verlenen de ballads, bluesrockers en Westcoast-achtige psychedelica een vitale gratie. American Woman is een melodieus rockalbum – en een klassieker van de Canadese rock.
American Woman / No Time / Talisman / No Sugar Tonight/New Mother Nature / 969 (The Oldest Man) / When Friends Fall Out / 8:16 / Proper Stranger / Humpty’s Blues / American Woman (Epilogue)

woensdag 23 mei 2012

Thunderclap Newman | Hollywood Dream

Thunderclap Newman is slechts een terzijde in de geschiedenis van de popmuziek, toch heeft het illustere gezelschap een klassieke pophit geproduceerd, die zelfs tot de mooiste popsongs ooit gerekend mag worden: ‘Something In The Air’. Ook in Nederland wordt het romantische flower-powerliedje een hit; de hoogste notering is, in juni 1969, de 14e plaats in de Top-40. Thunderclap Newman had niet de minste achter zich staan: Pete Townsend. De Who-gitarist bracht zijn chauffeur John ‘Speedy’ Keen, de 16-jarige gitarist Jimmy McCullogh en de bejaard ogende ex-postbode Andy Newman bij elkaar. Het lijkt een grap, temeer daar Who-manager Kit Lambert voorstelt het trio My Favorite Freaks te noemen. Maar als ‘Something In The Air’ een wereldhit wordt, is het trio de grap voorbij.
Thunderclap Newman neemt, opnieuw met Pete Townsend als producer, een volwaardige langspeler op in dezelfde weemoedige en licht-psychedelische sfeer als ‘Something In The Air’. De sound op Hollywood Dream is opgebouwd rond de vaudeville-piano van Newman, de nasale maar melancholieke stem van Speedy Keen en het soms rauwe gitaarspel van wonderkind McCullogh. Het typerende Britse geluid van die tijd – Beatles, Kinks, Small Faces – komt terug in de weemoedige songs, waaronder zich prachtige melodieuze en zonovergoten tracks bevinden als ‘The Reason’ – met een fraaie gitaarclimax – , ‘Open The Door Homer’, ‘The Old Cornmill’ en het schitterende ‘I Don’t Know’. In het slotnummer ‘Hollywood # 2’ keert het thema van het openingsnummer terug, maar dan voorzien van zinderend gitaarspel van Jimmy McCullogh en Newmans honky-tonkpiano; een passend einde van een uitstekende poprockplaat. Hollywood Dream profiteert echter niet van het wereldwijde succes van ‘Something In The Air’, met als gevolg dat Thunderclap Newman zich al in 1970 opheft. Newman verdwijnt van het muzikale toneel, Speedy Keen maakt twee soloplaten en Jimmy McCullogh treedt in 1974 toe tot Paul en Linda McCartneys Wings, maar overlijdt al in 1979, 26 jaar oud.
Hollywood # 1 / The Reason / Open The Door Homer / Look Around / Accidents / Something In The Air / Wild Country / When I Think / The Old Cornmill / I Don’t Know / Hollywood Dream (Instrumental) / Hollywood # 2

dinsdag 22 mei 2012

The Chamber Strings | Gospel Morning

Een warrige haardos, een oogopslag naar het niets: een gekwelde romanticus uit de goot. Een blik op Kevin Junior is voldoende om de associaties te laten stromen: Alex Chilton, Johnny Thunders, Peter Perrett, Nikki Sudden, Paul Westerberg. En inderdaad, Kevin Junior stevende af op totale zelfvernietiging – maar overleefde. De chronisch depressieve Kevin Gerber trekt in 1985 op 15-jarige leeftijd van Akron, Ohio naar Chicago, Illinois om zijn passie voor rock-'n-roll te leven en krijgt in het clubcircuit, jong als hij is, de bijnaam 'junior'. Hij richt The Mystery Girls op, een band die in 1992 wordt omgedoopt tot The Rosehips en twee jaar later een album uitbrengt bij een major. Kevin Junior raakt dan innig bevriend met Epic Soundtracks van The Swell Maps en broer van Nikki Sudden. Voor de band van Epic Soundtracks zoekt Kevin Junior bandleden in Chicago, maar uiteindelijk komen ze in de band van Junior zelf terecht: The Chamber Strings. Na een tournee door Europa met Soundtracks neemt Junior tussen oktober '96 en februari '97 in Angel Studios in Chicago elf zelfgepende nummers op met producer en bassist Ellis Clark, drummer Anthony Illarde, toetsenist Todd Flechter en de gitaristen Aaron Bright en Tom Fowler. Op het resultaat, Gospel Morning, betoont Kevin Junior zich de breekbare romanticus die zwelgt in decadente jaren zeventig rock, zoals de swagger van The Rolling Stones en The Faces in 'Dead Man's Poise' en 'Cold, Cold Meltdown'', en Only Ones-postpunk in 'The Race Is On' en 'Thank My Lucky Stars' – de laatste opgenomen in Londen. De overheersende sfeer op Gospel Morning is echter die van verval, verlies en wanhoop en doet sterk denken aan de deprimerende sound van Big Stars Third. Magistrale, in mineur gestemde songs als 'Flashing Star', 'I Can't Lose' en 'All Of Your Life' laten een fragiele, magnifieke Junior horen die wordt begeleid door herfstige strijkers, barokke toetsen en lyrische gitaarsolo's. Gospel Morning bereikt dan zijn bij de strot grijpende apotheose in de kaalslag van 'No More Songs'. In de herfst van 1997 komt Gospel Morning via een klein label, Idiot Savant Music, in een oplage van 1.000 stuks op de markt en wordt nauwelijks opgemerkt. Opnieuw gaat Junior dan in Engeland toeren met Epic Soundtracks, maar bij terugkomst uit Engeland, dat hij heeft moeten verlaten vanwege een aflopend visum, verneemt Junior dat de zwaarmoedige Soundtracks is overleden aan overdosis antidepressiva. Kevin Junior komt de schok niet te boven en verliest zich in een zware heroïneverslaving, die aanvankelijk in 2001 een wonderlijk creatieve piek oplevert in de vorm van het orkestrale Month Of Sundays – al is de doorgetripte Junior totaal onhandelbaar in de studio. Maar dan gaat het bergafwaarts met Kevin Junior. Hij verliest zijn band, verkoopt al zijn spullen en gitaren en leeft in Los Angeles het leven van een aan heroïne, cocaïne en alcohol verslaafde dakloze. Zelmoordpogingen, gevangenisstraffen en ziekenhuisopnamen – Junior blijkt een lekke hartklap te hebben – krijgen hem er echter niet onder. Hij overleeft ternauwernood en gaat weer muziek maken; gaat in 2004 op tournee met Nikki Sudden door Europa – a living hell. Terug in Chicago sterft hij bijna aan een overdosis valium, maar in 2006 komt hij definitief tot inkeer als hij hoort dat Nikki Sudden na een optreden in New York overlijdt door een overdosis. Kevin Junior overleeft zes jaar in de goot, heeft in 2007 zijn band weer bij elkaar en heeft talloze nieuwe songs geschreven voor wat het derde album van The Chamber Strings moet worden. Met Gospel Morning heeft Kevin Junior in ieder geval al een gebutst, verloren meesterwerk op zijn naam staan.
Flashing Star / Telegram / Everyday Is Christmas / Dead Man's Poise / I Can't Lose / Victorian Arms / The Race Is On / All Of Your Life / Gospel Morning / Cold, Cold Meltdown / Thank My Lucky Stars / No More Songs

maandag 21 mei 2012

Patrick Sweany | That Old Southern Drag




Hij is al een jaartje of tien onderweg, maakte een viertal albums, maar een doorbraak zat er niet echt in. Je mag hopen dat daar met That Old Southern Drag verandering in komt, want Patrick Sweany veegt hier de vloer aan met het gros van de countrybilly- en swamprockers van het huidige tijdsgewricht. De inwoner uit Kent, Ohio toog naar Nashville, Tennessee en plakte en knipte daar deze ijzersterke rhythm & bluesplaat met countrysoul-topping en jaren zeventig-sfeer in elkaar. Sweany rekent Eddie Hinton, Doug Sahm en Bobby 'Blue' Bland tot zijn helden, en dat is te horen op dit vuige, vette in een smeerkuil opgenomen album. In die zin gelijkt That Old Southern Drag sterk op Dan Auerbachs Keep It Hid, al horen we ook Alex Chilton, John Fogerty, John Hiatt en ook The Loved Ones langskomen in opwindende bluesy, swampy en buikschuivende rhythm & bluessongs. Gedragen door zompige hoogtepunten als 'Sleeping Bag', 'Corner Closet', 'Rising Tide' en 'Heavy Problems' is That Old Southern Drag een smaakvolle, volvette verassing. Patrick Sweany is een swingende, rockende witte soulman die uw aandacht zonder meer verdient.
Sleeping Bag / Corner Closet / Oh! Temptation / Same Thing / Rising Tide / Leave Ohio / The Edges / Heavy Problems (Peavey Rage) / More And More / Police Car Blues

zondag 20 mei 2012

Wasted Youth | Wild And Wandering

Van de afdeling tweede-divisie postpunk: Wasted Youth. Een Londense band die meerijdt op de golf van enerverende postpunkbands als Echo And The Bunnymen, The Sound en The Psychedelic Furs, maar zelf internationaal succes moet ontberen. Toch worden de eerste singles geproduceerd door niemand minder dan Peter Perrett en Martin Hannett en is het enige studioalbum van Wasted Youth energiek, broeierig en sterk ondergewaardeerd. Vanwege de populariteit van trendy vleermuizenrock verwerft Wasted Youth – geleid door zanger/gitarist en componist Ken Scott en gitarist Rocco Barker – een gedegen reputatie in het Londense live-circuit waarvan de band moet worden losgeweekt om een debuutalbum op te nemen. Wild And Wandering – in minder dan 10 dagen opgenomen – verschijnt in oktober 1981 en bevat de definitieve uitvoeringen van de meest favoriete livenummers, zoals 'Maybe We'll Die', 'I Wish I Was A Girl' en 'If Tomorrow'. De gothic postpunk op Wild And Wandering, knipogend naar glamrock, Lou Reed en The Doors, heeft een opmerkelijk transparant geluid, waarin naast de dreigende reverbgitaren, tomtom-drums en ijle synthesizerflarden ook de akoestische gitaren helder klinken. Maar dit alles, in het bijzonder de fantastische catchy rocksong 'Games', kan Wasted Youth helaas niet behoeden voor de obscuriteit.
Maybe We'll Die / Housewife / Games / Pinned And Grinning / Wasted / I Wish I Was A Girl / If Tomorrow / Survivors – Pt.1 / Survivors – Pt.2

woensdag 16 mei 2012

Moby Grape | 69

Moby Grape heeft in 1968 al heel wat tegenslag te verwerken gekregen – zoals de desastreuze marketing van de debuutelpee en de artistiek mislukte tweede – maar de problemen beginnen pas echt als een totaal giflipte Skip Spence drummer Don Stevenson wil vermoorden met een bijl. De overdaad aan drugs verdringen Spence’s sociale gedrag en muzikale genie. Hij wordt gearresteerd en weggeborgen in een inrichting; exit Alexander ‘Skip’ Spence, al zal hij datzelfde jaar nog een gedementeerd meesterwerk, Oar, opnemen. De resterende vier Moby Grape-leden, Peter Lewis (zang, gitaar), Jerry Miller (zang, gitaar), Bob Mosley (zang, bas) en Don Stevenson (zang, drums), blijven onthutst achter, maar volgens hen blijft de geest van Skip Spence bij de band rondhangen. Mede hierdoor is het kwartet vastbesloten door te gaan; ze worden zelfs echte vrienden als alle vier in elkaars nabijheid in Boulder Creek een huis kopen. Daar beginnen Lewis, Miller, Mosley en Stevenson nieuwe songs te schrijven en bij elkaar thuis te repeteren. In maart ’68 neemt het kwartet de eerste nummers op voor de derde lp, onder leiding van vaste producer Dave Rubinson. In november volgen het merendeel van de opnamen die een plekje krijgen op 69, wat niet geldt voor de wel opgenomen Spence-compositie ‘Skip’s Song’. Moby Grape klinkt op 69 aards en organisch, met veel ruimte voor kristallijnen harmonieën en gedempte elektrische gitaren. De bluesy rockers worden afgewisseld met compacte countryeske folkrockliedjes, die poëtisch, melodieus en melancholiek zijn. De onderscheidende songsschrijverskwaliteiten komen nadrukkelijk aan bod in de weemoedige rockliedjes met Britse inslag van de tandem Miller/Stevenson – ‘Going Nowhere’ en Captain Nemo’ – en in de gevoelige ballads van romanticus Peter Lewis: ‘If You Can’t Learn From My Mistakes’, ‘What’s To Choose’ en, opnieuw een hoogtepunt, ‘I’m Not Willing’. Dit wordt echter overklast door Bob Mosleys klassieke popsong: ‘It’s A Beautiful Day Today’. Spence’s psychedelische rocksong ‘Seeing’ ten slotte, is een waardige afsluiter en een eerbetoon aan Skip. In de liner-notes omschrijft producer Robinson 69 als volgt: “pure, honest and with a most hopeful eye to the future.” Dat laatste is een leugen volgens Jerry Miller, want Moby Grape valt kort na de release uiteen. Als 69 op 30 januari 1969 in de VS wordt uitgebracht toert Moby Grape door Europa en is zelfs te gast in het praatprogramma van Mies Bouwman. Bij terugkomst in Californië verlaat Bob Mosley Moby Grape en blijft het resterende trio vleugellam achter.
Ooh Mama Ooh / Ain’t That A Shame / I Am Not Willing / It’s A Beautiful Day Today / Hoochie / Trucking Man / If You Can’t Learn From My Mistakes / Captain Nemo / What’s To Choose / Going Nowhere / Seeing

dinsdag 15 mei 2012

Eddie Ray Porter | Dance On The Earth

In het bijzonder fraaie stemgeluid van zowel Dylan Leblanc als Chris Brecht meen ik eenzelfde vocale warmte en emotie te herkennen als bij Eddie Ray Porter. Eddie Ray Porter, waar is hij gebleven? Afgaande op de totaal ontbrekende informatie, lijkt Porter een groot mysterie. De singer-songwriter uit San Francisco, Californië verschijnt in 1986 op de radar als het Franse New Rose-label het in Amerika in eigen beheer gereleasde debuut When The Morning Falls uitbrengt. Porter heeft een basic begeleidingsband in de vorm van bassiste Leslie Rule en drummer Leor Beary, maar het debuut profiteert vooral van de elektrische gitaar en productie van Chuck Prophet. Voor het volgende album weet Porter zich, naast zijn vertrouwde ritmesectie, verzekerd van de hulp van de American Music Club. Producer van Dance Of The Earth, uitgebracht op New Rose in 1988, is Tom Mallon, die een helder, scherp geluid neerzet waarin Porters zang, gitaar en songs uitstekend gedijen. Na de sterke opener 'Wink Of An Eye' – een anti-warsong met schurende gitaren – volgt een uitmuntende serie gevoelige, zwaar melancholieke singer-songwritersliedjes, die muzikaal worden verfraaid door de pedal steel van Bruce Kaphan, de mandoline van Danny Pearson en het pianospel van Charles Gillenham. Porter zingt van kansloze liefdes, lege drankflessen en rusteloze zielen. Neem nu de prachtige Californië-roadsong 'Out Of LA', het lamentabele 'Evangelene' – Evangelene / What did your salvation mean – of het ongehoord schitterende 'Fugitive Light' met scheurend gitaarwerk van AMC's Vudi. Porters aangrijpende, warmbloedige zang komt in het afsluitende titelnummer nog eens goed tot zijn recht; 'Dance Of The Earth' is een hartwringende, atmosferische ballad met een boodschap: Let the music fill your senses and your soul / And dance on. Maar weinig mensen luisteren naar Eddie Ray Porter; in 1991 verschijnt 3 (Letter To Mary), maar daarna wordt op het muzikale podium helaas niets meer van hem vernomen.
Wink Of An Eye / Trip To The Moon / Out Of LA / Carmelita / Sound And Fury / Evangelene / Lie Of The Mind / Fugitive Light / Shot Down In Flames / Dance On The Earth

maandag 14 mei 2012

Father John Misty | Fear Fun


Joshua Tillman nam vorig jaar een moedig besluit: hij pakte zijn spullen, laadde ze in en verruilde het kille Seattle voor het aangename Los Angeles. Tillman liet daarbij de drumkruk in de Fleet Foxes, die hij sinds 2008 bezette, leeg achter. Nu genoot de man onder de naam J. Tillman al voor 2008 in overigens zeer bescheiden kring enige bekendheid met kaalgestripte, weemoedige, folky singer-songwritersplaten – en produceerde voor Bella Union in 2009 en 2010 fraaie, doch sobere solo-albums, maar Fear Fun is werkelijk a different beast. Tillman nam het pseudoniem Father John Misty aan, vestigde zich in Laurel Canyon en zocht en vond aansluiting bij de hipste Californiër van het moment: Jonathan Wilson. Tillmans aanvankelijke plan was een roman te schrijven, maar verrassenderwijs resulteerde het uiteindelijk in een weelderig, Westcoast countrypopalbum met literaire ambities. Tillman is op zoek naar zijn identiteit en graaft zich autobio. Look out Hollywood here I come heet het dan ook in melancholieke opener Funtimes In Babylon, maar in het schurende Hollywood Forever Cemetery Sings verzucht Tillman: someone's gotta help me dear. I'm Writing A Novel spreekt boekdelen en knipoogt naar The Mamas And The Papas' Creeque Alley evenals Well, You Can Do It Without Me lekker leunt op The Mamas And Papas' Straight Shooter. Machtig mooie liedjes, versierd met gitaren, elektrische piano en mellotron, als This Is Sally Hatchet en Now I'm Learning To Love The War druipen werkelijk waar van pure weemoed. Aan de retro-zijde van dit geweldige album klinken jaren zeventig namen door als The Beatles, The Beach Boys, Elton John en Jackson Browne; qua tijdgenoten hangt dit fascinerende, pakkende muzikale dagboek ergens in tussen Jonathan Wilsons Gentle Spirit en John Grants Queen Of Denmark. Fear Fun is dan ook voortreffelijke singer-songwriterspop, zeer fraai verpakt en voorzien van enkele hoofdstukken van de roman die Tillman uiteindelijk niet schreef. Dat niet, maar Father John Misty is wel de maker van een potentieel klassiek album.
Funtimes In Babylon / Nancy From Now On / Hollywood Forever Cemetery Sings / I'm Writing A Novel / O I Long To Feel Your Arms Around Me / Misty's Nightmares 1 & 2 / Only Son Of The Ladiesman / This Is Sally Hatchet / Well, You Can Do It Without Me / Now I'm Learning To Love The War / Tee Pees 1-12 / Everynman Needs A Companion

zondag 13 mei 2012

The Resonars | Bright And Dark

Begonnen als een kwartet in 1992 in Tucson, Arizona, maar gaandeweg afgeslankt tot een persoon. The Resonars, onder leiding van zanger, gitarist en componist Matt Rendon, bezit een eigen opnamestudio – de Coma Cave – en legt daar talloze tracks neer die terechtkomen op cassettes en een in eigen beheer uitgebrachte lp. Als Bright And Dark in 1999 uitkomt op het garagerocklabel Get Hip is The Resonars een eenmanszaak van Matt Rendon. Bright And Dark heeft niettemin een fantastische bandsound – en de songs zijn fenomenaal. Rendon vervlecht psychpop en powerpop op superieure wijze; The Resonars klinken als een moderne variant van Love, The Byrds en The Hollies. Vooral Rendons 12-snarige Rickenbacker en de werkelijk schitterende harmoniezang en koortjes, à la The Hollies dus, stelen de show in psychpopnummers als 'Goodbye Melanie', 'Too Much Girl', 'Under The Blazing Stars' en de Dylan-cover 'I'll Keep It With Mine'. 'Bathyscope' is heerlijk zweverig-psychedelisch en in het afsluitende 'Spider West' laat Rendon zijn gitaar flink janken. Een geweldige cd, dit retro-klassieke Bright And Dark, dat even zo goede opvolgers kent – die even zo ondergewaardeerd blijven.
The Golden Age / Bathyscope / Marina / Goodbye Melanie / Carrie Don't Care / Gina (How Close Did I Come?) / Too Much Girl / Eden In Transition / I'll Keep It With Mine / If He's So Great / Under The Blazing Stars / Spider West

vrijdag 11 mei 2012

Chris Bell | I Am The Cosmos

In de zomer van 1974 bevond Chris Bell zich in een helse crisis. Zonder aanwijsbare reden – of het moet zijn dat Bell het zat was in de schaduw van Alex Chilton te moeten opereren – was hij uit Big Star gestapt. Chris Bell was in een innerlijke strijd met zichzelf gewikkeld; vechtend tegen latente homoseksualiteit, zwaar aan de drank en de Dilaudid en heen en weer geslingerd tussen God en wereldse verleidingen. 23 Jaar, de credits van Big Stars weergaloze # 1 Record op zak, opgesloten in Memphis en arm aan illusies. Talent in overvloed, dat wel. Dat had Bell nog laten zien door in de Ardent Studios, samen met Chilton, You And Your Sister op te nemen. Daarnaast had hij in een kleine studio – slechts uitgerust met acht sporen – een aantal liedjes opgenomen waaronder I Am The Cosmos, een rocksong met een onwaarschijnlijke impact; een lied balancerend tussen hoop en hopeloosheid. Dat gold ook voor Chris Bell: zijn gemoedstoestand was zo uit balans dat gevreesd werd dat Bell de hand aan zichzelf zou slaan. Bells broer David, woonachtig in Italië, haalde Chris over naar Europa te komen, zodat hij kon gaan opnemen in Chateau D’Heurville, de studio nabij Parijs waar Goodbye Yellow Brick Road was opgenomen. Chris’ broer David moet wel over uitstekende connecties beschikt hebben, want niet alleen vonden de opnames daadwerkelijk plaats met een vanuit Memphis ingevlogen band, ook kregen de broers Bell het voor mekaar het resultaat te laten mixen door Geoff Emerick in George Martins Air Studio’s. Maar vanaf dat moment droogde het kortstondige geluk op: het lukte de Bells niet de plaat onder te brengen bij een platenmaatschappij. Na weer een seizoen van optredens in koffiehuizen in London en Berlijn en een mislukte Big Star-reünie hing Chris Bell zijn gitaar gedesillusioneerd aan de wilgen. Hij trad in dienst bij zijn vader, een eigenaar van een hamburgerketen.
In 1978 brachten Chris Stamey en Peter Holsapple – van de powerpopband The dB’s – een bezoek aan Bells hamburgertent. Het leidde ertoe dat zij I Am The Cosmos/You And Your Sister als single uitbrachten op hun eigen Car label. Chris Bell raakte mede hierdoor weer geïnteresseerd in popmuziek. Met muzikanten uit zijn Big Star-tijd oefende hij in een studio; er waren zelfs geruchten over een Big Star-reünie. Maar in 1978 nog, op 26 december, reed Chris zich onder invloed van drugs in zijn Triumph TR-6 te pletter tegen een telefoonpaal.
Zes jaar later werd David Bell gebeld met de vraag of hij betrokken wilde worden bij het uitbrengen van Chris’ materiaal. In 1992 uiteindelijk, verscheen I Am The Cosmos, de solo-lp van Chris Bell. En dat simpele feit is iets waar liefhebbers van klassieke popmuziek de betrokkenen voor mogen bedanken, want I Am The Cosmos is een onwaarschijnlijke verzameling hypermelodieuze popsongs waar de wanhoop vanaf spat. Het titelnummer alleen al is ongenaakbaar in zijn melancholieke pracht en dringt diep door in de ontvankelijke ziel. Ook een nummer als There Was A Light is sublieme popmuziek, zoet en bitter tegelijk. De dreigende gitaren van het Lennoneske Better Save Yourself leveren ruim vier minuten spannende muziek op en Speed Of Sound, met zijn geniale refrein compleet met roffelende xylofoon, laat zien en horen welk een fantastisch componist aan Chris Bell verloren is gegaan. De afwisseling tussen bij de strot grijpende melancholie en felle rocknummers boordevol teenangst is op I Am The Cosmos boeiend van begin tot eind. En wie een nummer als You And Your Sister kan schrijven behoort bijgezet te worden in het pantheon der grootheden van de popmuziek. Gedurende I Am The Cosmos is Chris Bell even groot als het universum, de luisteraar in staat stellend zich te verliezen in drie kwartier geniale popmuziek. 28 Jaar na dato is er geen groter gelijk dan hetgeen Chris Bell de luisteraar meedeelt: Every night I tell myself I am the cosmos. Chris Bell moet in de hemel vertoeven.
I Am The Cosmos / Better Save Yourself / Speed Of Sound / Get Away / You And Your Sister / Make A Scene / Look Up / I Got Kinda Lost / There was A Light / Fight At The Table / I Don’t Know / Though I Know She Lies

donderdag 10 mei 2012

Gin Blossoms | New Miserable Experience

De Gin Blossoms zijn vijf slackers uit Tempe, Arizona met sloom lang haar, houthakkersbloezen en korte broeken. Hoewel geheel gekleed overeenkomstig de tijdgeest van Amerikaanse college-rock en Seattle-grunge, is de muziek die de Gin Blossoms maken up-beat en springerige rock die evenveel R.E.M.-bestanddelen als powerpop-ingrediënten bevat. In 1987 formeren de jeugdvrienden Doug Hopkins (gitaar) en Bill Leen (bas) samen met Jesse Valenzuela (zang, gitaar) The Gin Blossoms. Na wat personeelwisselingen is de band compleet met zanger Robin Wilson en drummer Philip Rhodes. Na een album, Dusted, tekent A&M Gin Blossoms en stelt het vijftal in staat hun major-debuut op te nemen in de legendarische Ardent-studio in Memphis. Die opnamen vinden plaats van februari tot maart ’92 onder leiding van Ardent-huisproducer John Hampton. Ze verlopen echter niet soepel; songschrijver en zelfbenoemd leider van de band, Doug Hopkins, is onhandelbaar en agressief, en kampt met een alcoholverslaving. Nog in 1992 verschijnt New Miserable Experience – een titel misschien wel gekozen vanwege Hopkins’ gedrag –; een prachtige plaat vol messcherpe rootsy poprock. Knallende, adrenaline-opjagende drums en stuwend basspel zorgen voor een strak fundament. Daar overheen leggen Hopkins en Valezuela een ademend gitaartapijt en daar bovenop zijn fraaie koortjes gevleid die aan The Byrds doen denken. Er staan nogal wat opzwepende klasse-rocksongs op New Miserable Experience. ‘Lost Horizons’ is de knallende en tegelijk melodische opener die de trend zet voor nog veel meer moois. ‘Mrs Rita’, ‘Hold Me Down’ en ‘Hands Are Tight’ jagen de bloedspiegel nog verder op, al zijn er ook rustmomenten in ‘Until I Fall Away’ en het countryeske ‘Cheatin’. ‘Cajun Song’ is een met accordeon verfraaid uitstapje naar de bayou, maar wordt in de schaduw gesteld door de rocksongs die gerust als klassiekers beschouwd mogen worden: ‘Hey Jealousy’ en ‘Found Out About You’. New Miserable Experience moet bij verschijnen echter alle media-aandacht ontberen. De spanningen in de band lopen op, wat tot gevolg heeft dat de onhandelbare Doug Hopkins uit de band wordt gezet. Maar dan, in ’93, wordt het catchy ‘Hey Jealousy’ een grote hit. De nog grotere hit ‘Found Out About You’ zorgt er bovendien voor dat New Miserable Experience een jaar na verschijnen in Amerika meer dan een miljoen keer over de toonbank gaat. Een succesverhaal, lijkt het. Maar niet voor Doug Hopkins. De schrijver van ‘Hey Jealousy’ en ‘Found About You’ pleegt op 5 december 1993 zelfmoord met een pistool. Dit zijn zijn woorden in ‘Lost Horizons’: Drunk, drunk, drunk in the gardens and the graves.
Lost Horizons / Hey Jealousy / Mrs. Rita / Until I Fall Away / Hold Me Down / Cajun Song / Hands Are Tied / Found Out About You / Allison Road / 29 / Pieces Of The Night / Cheatin’

woensdag 9 mei 2012

David Mayfield | The David Mayfield Parade



Hij is de broer van Jessica Lea Mayfield, speelde met The Avett Brothers en nam onlangs afscheid van Cadillac Sky: David Mayfield is op solo-avontuur en debuteert met het fantastische The David Mayfield Parade. Mayfield is een begenadigd songschrijver en gezegend met een hartverwarmend stemgeluid. Hij nam dit juweeltje op in Akron, Ohio en vergezelde zich door een grote groep muzikale vrienden en vriendinnen, waaronder de Avett-broertjes, die tezamen voor een rijk geschakeerd hebben gezorgd. Rijk geschakeerd is ook het idioom waar Mayfield zich in begeeft: van Westcoast-countryrock à la Parsons en Young (Blue Skies Again, Faraway Love, Dorm Room Wall) tot gevoelige softrock (Breath Of Love); van catchy twang (I Just Might Pray) via onderkoelde countryrocker (Udine) tot country-klassieker (Sea Of Heartbreak, bekend van The Everly Brothers en Johnny Cash). En als slagroom op het toetje een spetterende gitaarsolo in de fenomenale afsluiter. Mayfield trekt het allemaal naar zich toe in puur ambachtelijke songs en imponeert op een vergelijkbare wijze als bijvoorbeeld de klassieke Neal Casal of een briljant jonkie als Dylan LeBlanc. Het is vooral warmte, gloedvolle warmte, die de man uit Ohio uitstraalt, zodat ik mij vol overgave laaf aan dit superieure album. Opgetuigd met weelderige strijkers, wuivende pedal steel en geweldige duozang met zus Jessica Lea, is The David Mayfield Parade met zijn hartverwarmende liedjes een bescheiden meesterwerk dat ik noteer voor mijn eindejaarslijstje van 2011.
Blue Skies Again / I Just Might Pray / Sea Of Heartbreak / Noreen / Breath Of Love / Looking For Love / Faraway Love / What Do You Call It / Dorm Room Wall /I Have Been Known To Be Wrong From Time To Time But I'm Afraid I'm Right

dinsdag 8 mei 2012

Weird Summer | I.S.O.

In 1995 keert zanger/gitarist Bob Kimbell van Arizona terug naar Champaign, Illinois en blaast zijn band Weird Summer nieuw leven in. Datzelfde jaar verschijnt nog Incarnata Mysterica, een jaar later gevolgd door het meesterlijke I.S.O. Het album is geproduceerd door powerpop-meester Adam Schmitt, en is een mengeling van slepende popliedjes en rustieke, countryeske songs. R.E.M. Is een lichtend voorbeeld, maar ook bijvoorbeeld Big Star en de jangle pop van The Connells. Deze samensmelting van stijlen levert een schitterende plaat op, overladen met sprankelende popsongs die zijn opgetuigd met wonderschone harmonieën en majestueus rinkelende gitaren. Hemels zijn traag voortrollende gitaarliedjes als 'Pop Rocker', 'Neap Tide' en 'Never Tell', waarin lyrische solo's van gitarist Nick Rudd het bevrijdende luchtruim kiezen. Dit geldt ook zeker voor 'Rained Like Hell', dé archetypische Weird Summer-song: pastoraal, elegant en weemoedig. Daar blijft het bij, I.S.O. – In Search Of – is niet alleen een geweldig album, maar ook de zwanenzang van Bob Kimbell en zijn Weird Summer.
Who Are You? / Pop Rocker / Neap Tide / Don't Like You No Mo' / Rained Like Hell / Take My Life, Please / Arrow Of My Eye / Sittin' Here / Stay Awhile / She's Not The One / Billy Distant / Never Tell

The Miracle Workers | Inside Out

Uit Portland, Oregon komen ze, The Miracle Workers, en in 1982 worden ze opgericht door zanger Gerry Mohr en bassist Joel Barnett. Twee jaar later is de bezetting nagenoeg definitief met gitarist Matt Rogers, drummer Gene Trautmann en sixties-veteraan Danny Deminakow op orgel en gitaar. Een andere veteraan – Lollipop Shoppe's Fred Cole – helpt ze me de productie van een aantal singles en ep's. Maar voor hun debuut-lp reizen The Miracle Workers af naar Los Angeles waar ze in de Silvery Moon Studios in twee dagen hun eerste volwaardige album opnemen voor Voxx Records – en met Greg Shaw achter de knoppen. Het primitieve geluid van eerdere opnamen en van de tomeloze live-shows is op Inside Out perfect gekanaliseerd tot een heldere, schelle sound waarin Gerry Mohrs brute zang, sissende marraccas, de bonkende ritmesectie en de alom aanwezige reverb- en fuzzgitaren triomferen. Daarbij kennen de compacte garagepunkliedjes – slechts een enkele haalt de drie minuten – een opvallende popstructuur: geweldige intro's gaan refrein, brug en snerpende solo vooraf. 'Go Now', 'That Ain't Me' en 'Inside Out' is de rauwe openingstrits en dan gaat het door met de neo-rhythm & blues van 'Another Guy', 'Love has No Time' en 'Already Gone'. Inside Out zit aldus volgepropt met ijzersterke liedjes, verpakt in rauwe garagerock. Inside Out is The Miracle Workers' meest compacte en bijzondere album omdat de band zijn aandacht verlegt naar harde, Stooges-achtige rock-'n-roll, hard drugs en in de begin jaren negentig totaal overvleugeld wordt door de Seattle-grunge.
Go Now / That Ain't Me / Inside Out / You'll Know Why / Another Guy / Love Has No Time / I'll Walk Away / 5:35 / Tears / Already Gone / Hey Little Bird / Mystery Girl / One Step Closer To You

maandag 7 mei 2012

The Grateful Dead | American Beauty

In dezelfde week in juni 1970 dat Workingman’s Dead in de winkels ligt, gaat The Grateful Dead met The Band, Janis Joplin en Delaney and Bonnie op tournee door Canada – per trein. Tien dagen van live-optredens op treinstations, high worden en jammen met elkaar, vastgelegd in de film Festival Express. Geïnspireerd door zowel het succes van Workingman’s Dead als de kracht van ouderwetse countryfolksongs stapt The Grateful Dead een krappe zes weken later alweer Wally Heiders studio in San Francisco binnen om te werken aan de opvolger, American Beauty. Onder het genot van geestverruimende paddenstoelen en aldus in een zeer relaxte sfeer nemen Jerry Garcia (zang, gitaar, pedal steel), Bob Weir (gitaar, zang), Phil Lesh (bas, piano, zang), Pigpen (harmonica, zang), de drummers Bill Kreutzmann en Mickey Hart, en tekstschrijver Robert Hunter in minder dan een maand in een live-setting hun nieuwe album op, een logisch vervolg op de verrassende countryrockplaat Workingman’s Dead. Maar in tegenstelling tot dat bonkende en rammelende album is American Beauty een toonbeeld van harmonieuze, zij het psychedelische, schoonheid. Naar het voorbeeld van Crosby, Stills & Nash oefent The Dead grondig op de kenmerkende meerstemmige zang en sijpelen invloeden van de pastorale grandeur van The Bands Music From Big Pink door in de acidrock van Garcia en de zijnen; op American Beauty niet alleen de Dead-leden, maar ook Garcia's kompanen van de New Riders Of The Purple Sage. Ondanks de dominantie van Garcia – als zanger, componist, gitarist en pedal steel-speler – trapt de plaat af met de prachtige Phil Lesh-compositie 'Box Of Rain', voorzien van een van Robert Hunters poëtische teksten. Ook Bob Weirs betoverende 'Sugar Magnolia' valt deze eer ten deel, evenals Jerry Garcia's totaal overrompelende songs 'Friend Of The Devil', 'Ripple' 'Candyman' en 'Attics Of My Life'. Het zijn superieur, vrij zwevende songs, die gedragen worden door akoestische gitaar, pedal steel, Garth Hudson-achtige orgel-accenten en innig verweven, zachte, maar schitterende harmoniezang. De klassieke roadsong 'Truckin'' sluit een album van een onvoorstelbaar grote schoonheid af, gestoken in een door Stanley 'Mouse' Miller en Alton Kelley psychedelisch beletterde hoes, waarin zowel American Beauty als American Reality te lezen valt. American Beauty is niet alleen te beschouwen als de beste Grateful Dead-plaat, maar ook als een ultieme countryrockklassieker, vergelijkbaar met The Bands Music From Big Pink en The Byrds' Sweethearts Of The Rodeo.
Box Of Rain / Friend Of The Devil / Sugar Magnolia / Operator / Candyman / Ripple / Brokedown Palace / Till The Morning Comes / Attics Of My Life

zondag 6 mei 2012

Julian Cope | Peggy Suicide

In 1990 is Julian Cope net teruggekeerd op aarde. In tien jaar tijd wisselde Cope popsterrenstatus af met vier jaar lang heftig LSD-gebruik, een mislukte, vier albums durende solo-carrière en het maken van een tweetal ondoordringbare en nagenoeg onbeluisterbare cd’s – die Cope’s deplorabele gemoedstoestand aan het eind van de jaren tachtig treffend reflecteren. Maar in de zomer van 1990 krijgt Julian Cope een visioen. In dat visioen ziet Cope Moeder Aarde als een enorme, vleselijke godin, die ten onder dreigt te gaan aan de gevolgen van het broeikaseffect. Omdat Moeder Aarde op het punt staat van een hoge rots af te springen, noemt Cope haar vanaf dat moment Peggy Suicide. Julian Cope heeft zich dan reeds grondig verdiept in filosofie, mystiek, geologie en antieke geschiedenis. De verworven kennis, de visioenen en zelfs fysieke hallucinaties brengen hem nieuwe inzichten en vernieuwd elan. Cope wisselt de honderden bezoeken aan prehistorische plekken af met opnamen voor zijn nieuwe plaat voor Island, getiteld Peggy Suicide. De opnamen vinden eerst plaats in de huisstudio van Mike Joyce, de ex-drummer van The Smiths. Samen met zijn vaste gitarist Donald Ross Skinner en percussionist Mark ‘Rooster’ Cosby legt Cope zijn nummers zoveel mogelijk in één take vast. Hevig geïnspireerd stromen de nieuwe nummers letterlijk uit Cope, reden waarom de band – aangevuld met de psychedelische gitaar van Mike Mooney – naar de Island-studio verhuist. De intensieve en extensieve opnamen zijn ruimhartig over Peggy Suicide uitgestrooid; niet voor niets een dubbelalbum. In phase one tot en met phase four presenteert Cope in achttien songs een waanzinnig muzikaal spectrum. Van garagerock tot torch-song; van krautrock tot country twang; van progressieve rock tot de Madchester-sound van Happy Mondays; en meer nog. Tussen de opzwepende openingsballad ‘Pristeen’ en het sfeervolle slotakkoord van ‘Las Vegas Basement’ bevindt zich een muzikale speeltuin van elastieken gitaren, freakerige en funky bassen en sterk ritmische afterbeat-drums. De Echo & The Bunnymen-pastiche ‘Hanging Out & Hung Up On The Line’ is opvallend en sterk, evenals de Neil Youngiaanse gitaarrock van het hart van Peggy Suicide: het acht minuten durende ‘Safesurfer’. Julian Cope blijft ook na Peggy Suicide productief en creatief. In vele hoedanigheden doet Cope talloze cd’s en boeken het daglicht zien, maar Peggy Suicide moet toch wel gezien worden als ’s mans creatieve revanche.
Pristeen / Double Vegatation / Easy Easy Rider / Promised Land / Hanging Out & Hung Up On The Line / Safesurfer / If You Loved Me At All / Drive, She Said / Soldier Blue / You... / Not Raving But Drowning / Head / Leperskin / Beautiful Love / Western Front 1992 CE / Hung Up & Hanging Out To Dry / The American Lite / Las Vegas Basement

zaterdag 5 mei 2012

Bernard Fanning | Tea & Sympathy


Als voorman van het zeer populaire Powderfinger is Bernard Fanning in thuisland Australië een rock-celebrity. Als de rockband in 2005 een time-out neemt, grijpt Fanning – gitaar, piano, toetsen – deze gelegenheid aan een soloalbum op te nemen. Hij produceert Tea & Sympathy, een prachtig pastoraal album, opgenomen in Peter Gabriels Real World Studios in Engeland. Lichtjaren verwijderd van de aussierock van Powderfinger, klinkt Fanning op zijn soloalbum sensitief en persoonlijk. Prachtige liedjes met doordachte melodieën en gave harmonieën sieren Tea & Sympathy; de ene keer folky met akoestische gitaar en mandoline, de andere keer countrified naar het voorbeeld van Neil Youngs Harvest. En dan heeft Fanning ook nog eens een echte stem: hees-verkouden en donkergetint. Ingehouden en sereen brengt Fanning de veertien roestige, doorleefde liedjes van Tea & Sympathy voor het voetlicht. Aanvankelijk folky en landerig, klimt de plaat naar het einde toe onder aanvoering van rammelende piano, slidegitaar en the man himself naar grote countryrock-hoogten. Eigenlijk zonde dat Bernard Fanning op dat moment nog aan Powderfinger vast zit en niet met zijn songs de wijde wereld in trekt. Powderfinger komt in 2007 weer bij elkaar, maar niet voor lang. In 2010 valt de geliefde rockband definitief uiteen, hetgeen de weg vrijmaakt voor Fannings solocarrière. Helaas gebeurt dat niet: Tea & Sympathy blijft vooralsnog Bernard Fannings enige – prachtige – soloplaat.
Thrill Is Gone / Wish You Well / Not Finished Just Yet / Songbird / Believe / Which Way Home? / Wash Me Down / Hope & Validation / Sleeping Rough / The Strangest Thing / Further Down The Road / Down The River / Yesterday's Gone / Watch Over Me